Ons Erfdeel. Jaargang 16
(1973)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdEen radikaal onder de gematigden. De Vlaamsgezinde voorman Dr. Alfons van de Perre en zijn tijd (1872-1925).In 1972 was het honderd jaar geleden, dat Dokter Alfons van de Perre geboren werd te Geel. Een komitee dat zijn naam droeg, wenste deze verjaardag niet onopgemerkt te laten voorbijgaan, en gelastte derhalve, in | |
[pagina 150]
| |
1971, de Gentse hoogleraar Dr. Theo Luyckx, aan de Vlaamsgezinde voorvechter een monografie te wijden. De auteur diende dus in een rekordtempo met zijn opdracht klaar te komen; niettemin heeft hij ernstig en degelijk werk geleverd met zijn ruim driehonderd bladzijden tellende studie: Dr. Alfons van de Perre en zijn tijd (1872-1925)Ga naar eind(1). Afgezien van het lijvige werk dat Marcel Cordemans, een voormalig medewerker van Dokter van de Perre, aan diens oorlogsjaren 1914-1918 heeft besteedGa naar eind(2), was de historische literatuur over hem tot op heden zeer schaars gebleven en was een studie over de hele Van de Perre nog steeds niet verschenen. Dit is nu grotendeels goedgemaakt dank zij professor Luyckx' boek, dat meteen een ‘samenvattend overzicht van de gehele bedrijvigheid’ wenst te bieden. Voor deze monografie heeft prof. Luyckx overvloedig onuitgegeven bronnen geraadpleegd: in de eerste plaats de in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (Antwerpen) gedeponeerde nalatenschap van Dokter van de Perre, in de tweede plaats het archief Frans van Cauwelaert (Antwerpen) waarin een belangrijke briefwisseling tussen beiden bewaard gebleven is. Als uitgegeven bronnen werd vooral gebruik gemaakt van de talrijke politieke artikels van Van de Perre, in dag- en weekbladen verschenen, en waaruit gretig wordt geciteerd. Historische werken kwamen voor deze studie minder in aanmerking, omdat de literatuur m.b.t. dit onderwerp nu eenmaal nog niet zoveel titels kan samenbrengen. Uit dit alles is wel duidelijk, dat professor Luyckx zijn boek vooral, ja bijna uitsluitend, vanuit de bronnen - weliswaar vooral Van de Perredokumenten - heeft geschreven, en dit behoort toch nog steeds tot de definitie van een goede historische monografie. Het indrukwekkende en op zich vaak zo interessante notenapparaat onderstreept overduidelijk het oorspronkelijk karakter van dit werk. Als wetenschappelijk gepresenteerd zakelijk relaas, is Luyckx' werk bovendien ook een zeer leesbaar boek. In één adem heb ik het uitgelezen. Maar dit komt natuurlijk ook van het boeiende onderwerp en de bewogen kwarteeuw die erin wordt opgeroepen. | |
Laattijdig in de Vlaamse Beweging.Het eerste wat opvalt is, dat Dokter van de Perre, die eerst in Geel en vanaf 1900 in het Antwerpse als arts werkzaam was, pas vanaf 1906 aan de Vlaamse Beweging deelnam, en het werd zelfs zo, dat hij ook nog nadien, tot 1912, toen hij tot volksvertegenwoordiger werd verkozen, zich vooral op zijn dokterspraktijk heeft toegelegd. Hij was dus reeds rond de veertig, alvorens hij volledig in de Beweging en de politiek opging; en meteen werd het ook een echte Sturmund-Drang-periode. Dit laattijdig engagement is des te opvallender als men het vergelijkt b.v. met het leven van zijn jongere strijdgenoot, Frans van Cauwelaert (o1880). Deze was reeds als scholier bijzonder aktief in de Vlaamse studentenbeweging, en zijn rol hierin tijdens zijn universiteitsjaren (1899-1905), toen hij een der leiders zo niet dé leider was van de katolieke Vlaamse studenten, is genoegzaam bekend. Een gelijkaardige ‘jonge van de Perre’ is er dus kennelijk niet geweest. Toch blijft dit verwondering wekken, als men bedenkt in welke tijd deze jonge Van de Perre geleefd heeft, nl. die van een grote sociale, politieke en Vlaamsgezinde bewogenheid vanaf ca. 1890. Later in het boek verneemt men wel dat Van de Perre eraan herinnert, dat in het kollege te Geel alles verfranst was, dat men er z'n Nederlandse moedertaal niet mocht spreken en dat, zo men het toch deed, ervoor gestraft werd. Maar voor de rest nauwelijks iets. Van de Perre was dus tot 1906, en goeddeels ook nadien, vooral de toegewijde arts. Maar over dit aspekt en dit stuk van zijn leven is professor Luyckx zeer vlug heengegaan, al somt de bibliografie nogal wat medische literatuur van Van de Perre op. Op dit punt wordt de opzet: ‘de gehele bedrijvigheid’ dus niet helemaal verwezenlijkt; ze wordt het echter ruimschoots - en meer dan ‘samenvattend’ - m.b.t. het openbare politieke leven van Van de Perre vanaf 1906. | |
Vooroorlogse bedrijvigheid in de Vlaamse Beweging.Het was naar aanleiding van de strijd rond het wetsvoorstel-Coremans (1906), dat ook in het vrij sekundair onderwijs in Vlaanderen een gedeeltelijke vernederlandsing wilde verplichtend maken, dat Van de Perre zich voor het eerst als een kordaat Vlaams voorvechter ontpopte. Opnieuw echter stel ik de m.i. niet duidelijk beantwoorde vraag: waarom precies naar aanleiding daarvan? Tot 1912 situeerde zich Van de Perres Vlaamsgezinde aktiviteit nog geheel buiten het parlement. Aanvankelijk wenste hij niet in het parlement te zetelen. Ook strookte het niet met zijn geaardheid, om daar op uit te zijn; persoonlijke ambities had hij niet. Hij is het die in 1910 Frans van Cauwelaert, toen nog hoogleraar in Fribourg - maar die reeds wist dat hij wegens zijn Vlaamsgezindheid in eigen land niet kon | |
[pagina 151]
| |
benoemd worden en daarom ook, sedert 1909 te Leuven opnieuw student (in de rechten) was geworden - wist over te halen, te Antwerpen plaatsvervangend kamerlid te worden; door toevalligheden werd Van Cauwelaert echter meteen verkozen (en zou tot zijn dood in 1961 in de Kamer blijven zetelen). Twee jaar later heeft Van de Perre dan toch een parlementair mandaat aanvaard, net als Van Cauwelaert voor de katolieke partij en in het arrondissement Antwerpen. Van Cauwelaert heeft toen op zijn beurt al zijn overredingskracht moeten aanwenden, om Van de Perre dat mandaat te doen aanvaarden.
Van de Perres visie op de Vlaamse Beweging sluit aan bij die van de andere grote voormannen uit die tijd. Ook hij zag ze als een strijd voor de geestelijke en materiële verheffing van het volk. Met Van Cauwelaert en anderen verwachtte hij niet zo erg veel van politieke aktie (‘de wetten maken de zeden niet’), en met hem, en vooral in het spoor van Lodewijk de Raet, aanzag hij de stoffelijke welvaart als een inherent deel van de Vlaamse Beweging. In het biezonder heeft Van de Perre zich blijvend beziggehouden met de ekonomische belangen van Antwerpen, Vlaanderens metropool.
Op politiek vlak heeft hij ontstuimig, onbaatzuchtig en zonder omwegen - want zo is hij steeds geweest - gestreden voor het wetsvoorstel-Cooremans en voor het grote programmapunt van die jaren, de vernederlandsing van de Gentse universiteit, wat, vooral vanaf zijn intrede in het parlement (1912), een groot deel van zijn verder leven in beslag genomen heeft; als parlementair heeft hij zich ook biezonder ingespannen, om in het leger afzonderlijke Vlaamse regimenten te bekomen. Maar van het oorspronkelijke voorstel van Cooremans bleef niet veel over, de Vlaamse regimenten kwamen er niet, en Gent was in 1914 nog steeds een volledig Franse universiteit.
Groot was ook Van de Perres geloof in het geschreven woord. Belangrijk was zijn rol bij de stichting van het hoogstaande weekblad Ons Volk ontwaakt (1911) en kort daarop bij de stichting van het algemeen Vlaamse dagblad voor intellektuelen De Standaard (1914), dat behalve van hem vooral een realizatie werd van Van Cauwelaert en van apoteker Arnold Hendrix. Door het uitbreken van de oorlog moest het verschijnen van het blad uitgesteld worden. Van de 599 aandelen nam Van de Perre er niet minder dan 103 voor zijn rekening, waardoor hij zich, net als voor zovele andere Vlaamse manifestaties en initiatieven, eens te meer als mecenas liet kennen. Professor Luykx geeft meer voorbeelden van aanzienlijke sommen, waarmee Van de Perre, uit zijn persoonlijk bezit, de Beweging steun verleende; ook na de oorlog zou menig vervolgd Vlaams aktivist dit kunnen ondervinden. Hierbij rijst bij de lezer wel als nevenvraag op: waar had de dokter zijn persoonlijk fortuin vandaan? Hij bleef slechts tot 1912 arts, toen hij ter wille van de Beweging zijn praktijk opgaf; met een parlementaire vergoeding van toen kon men zich moeilijk rijk maken; familiebezit? weinig waarschijnlijk: Van de Perres ouders hadden er een winkel op na gehouden en Alfons was de zesde van acht kinderen, en werd zelf vader van een talrijk kroost. Het antwoord op de vraag is me niet duidelijk. | |
Wereldoorlog I en de na-oorlog.We hebben Dokter van de Perre in de vooroorlogse jaren leren kennen als een rusteloze, meestal radikale werker voor de Vlaamse zaak. Het eerste echter wat tijdens de oorlog opvalt is dat hij zich biezonder lang buiten de Vlaamse problematiek heeft gehouden. Zijn zending naar Zuid-Afrika (december 1914 - maart 1915) in opdracht van de Belgische regering, om er de zaak van de geallieerden en die van het onder de voet gelopen België te bepleiten en de Duitse propaganda en invloed aldaar te ontkrachten, legt dit maar gedeeltelijk uit. Want na zijn terugkeer bleef hij nog meer dan een half jaar buiten de diskussies. In augustus luidt het bij hem nog: ‘Eerst de Duits neervellen. Daarna zullen we spreken om ons recht als beloning op te eisen’. De volledige rechten als beloning voor het aan het front gegeven Vlaamse bloed? een illusie die hij - vreemd genoeg voor hem - nog maandenlang bleef koesteren, tot hij in november het stilzwijgen verbrak. Dit alles is des te merkwaardiger als men bedenkt dat de nochtans gematigdere Van Cauwelaert in augustus 1915 met Julius Hoste jr. - om het met een uitdrukking van H.J. Elias te zeggen - door de stichting in Nederland van het weekblad Vrij België de weg van een ‘aktief passivisme’ was uitgegaan. Maar eens Van de Perre zich opnieuw in de Vlaamse strijd heeft gegooid, gebeurde dit opnieuw met zijn welbekende vrijmoedigheid en rusteloosheid: harde aanvallen en aanklachten tegen de officiële anti-Vlaamse gezagdragers, haast een tegemoetkomende houding tegenover de Vlaamse aktivisten in bezet België en de radikalen aan het front. An- | |
[pagina 152]
| |
ders dan Van Cauwelaert, die zijn gezag in de Vlaamse Beweging aan het front niet kon handhaven en door de aktivisten al evenzeer werd aangevallen als door de franskiljons en de Belgische patriotten, werd Van de Perre zelden door de aktivisten aangevallen en bleef hij met de leiders van de Frontbeweging de beste betrekkingen onderhouden. Niettemin bleef hij toen, zoals na de oorlog, behoren tot de groep van Van Cauwelaert c.s. en heeft hij, naar het zeggen van professor Luykx, in diens weekblad Vrij België (1915-1918) zijn belangrijkste oorlogsliteratuur gepubliceerd. Maar dit sloot geen verschil van mening uit; en, wat Van Cauwelaert betreft, verscheidene artikels van Van de Perre werden door hem verzacht of gecensureerd. Maar uiteindelijk zou na de oorlog ook de gematigde Van Cauwelaert bedrogen uitkomen. Radikaal of gematigd, ‘het uur van Vlaanderen’ was toen nog niet geslagen.
De eerste bekommernis na de oorlog en dit zou zo blijven tot een jaar voor zijn dood, was de uitgave van De Standaard (vanaf 4 december 1918). Tot het voorjaar 1924 bleef Van de Perre het beheer en de materiële leiding ervan verzorgen en publiceerde er bovendien ook veel strijdartikelen in. Vanaf 1919, toen hij het parlement vrijwillig verliet, kon hij zich volledig aan de uitgave van dit dagblad wijden. Steeds was hij zeer bekommerd om de Vlaamse eensgezindheid en bleef, zoals tijdens de oorlog, een middenpositie innemen tussen de gematigdere minimalisten (vooral in de Katolieke Partij) en de maksimalisten van het Vlaamse Front.
Toen Van de Perre in 1925 stierf - in hetzelfde jaar als Emiel Vliebergh en Joris Helleputte vóór en Lodewijk Dosfel na hem - was er nog niet veel Vlaamse oogst ingehaald en was weinig gerealizeerd van alles waarvoor hij zich zelfvergeten en altruïstisch had ingespannen. Op betrekkelijk korte tijd - een ‘openbaar leven’ van niet eens twintig jaar - had hij niettemin enorm veel geijverd en bezield; maar de invloed die hiervan is uitgegaan, valt natuurlijk niet te meten. Van de Perre, die al te vroeg gestorven is, behoort tot die generatie flaminganten, die niet heeft mogen meemaken tot welke verwezenlijkingen haar bedrijvigheid heeft geleid.
Zonder enig patos, wel met een verantwoorde simpatie, heeft professor Luykx ons over Alfons van de Perres leven een zakelijke uiteenzetting gegeven. Hij liet de feiten spreken, en deze feiten zijn biezonder sprekend.
Reginald De Schryver |