schien een proces voor schadevergoeding en inkomstenderving tegen de staat der Nederlanden zijn begonnen (wat een interessant precedent zou hebben geschapen). Waar het in wezen om gaat is, dat een officiële keuringskommissie te werk gaat volgens de norm van de persoonlijke ontsteltenis. Want hoe is de uitspraak van de voorzitter van de rijksfilmkeuringskommissie (ongeveer heet van de naald gedaan) te analyseren? Alleen zo: objektief genomen is er geen bezwaar, want de scène waarop ons verbod is gebaseerd, is op zich genomen niet kwetsend; maar volgens onze (of mijn) dogmatistisch subjektieve opvatting is de scène wel stuitend, want ik zie twee personen wier gezicht me bekend is en wier namen ik ken met elkander in parende vereniging.
Met een dergelijke motivering is het hek volledig van de dam. Dan wordt elke keuring een eindeloos ge(stoet)haspel van subjektivismen naar aanleiding van als niet smadelijk erkende objektiviteiten. Met dit geval heeft de Nederlandse rijksfilmkeuring zichzelf, bij monde van de voorzitter van haar keuringskommissie, het brevet toegekend van de benependste willekeur, die men maar kan noemen: de willekeur van het persoonlijke aanvoelen: Daniel Gelin, Ava Gardner, het snor opstrijken. Als onder dergelijke lachwekkende omstandigheden een filmkeuring wordt gehandhaafd, zit elke regering die niet zo snel mogelijk ervoor zorgt dat deze handhaving wordt ingetrokken, voor aap. Ook als er op het ministerie van justitie ijverig aan de tegenformule van het helse sadisme wordt voortgeslepen.
Dat de voorzitter van de rijksfilmkeuringskommissie bij de paringsscène niet langs de twee parende figuren heeft kunnen kijken, kan overigens herleid worden tot de kwaliteiten zelf van de film Frank en Eva. De scène is ofwel zo overtuigend in beeld gebracht, dat de kijkende voorzitter geschokt meende bij een echte paring aanwezig te zijn, ofwel, de scène is zo slap van makelij, dat de voorzitter niet in de werkelijkheid van de figuren Frank en Eva heeft kunnen geloven, zodat hij het beschaamde gevoel kreeg wat te intiem te zijn betrokken bij een schijnbaar wat uit de hand lopende partijtje vrijen van Willeke van Ammelrooy en Hugo Metsers.
Dit laatste is het aannemelijkst. De la Parra is er namelijk geen moment in geslaagd om aan zijn figuren ook maar enige schijn van niet-verzonnenheid mee te geven. Het hele verhaal is, met alle figuren die erbij betrokken zijn, één gedachtenspinsel: uitgekiend verdeeld, zodat er bijtijds ontspannen gelachen kan worden. Niet om een situatie of een persoon, maar omdat er zo doorzichtig naar een situatie wordt toegespeeld of omdat een persoon in een klassiek karikaturale houding wordt gebracht (b.v. vluchtend in je nakie proberen je onderbroek en je broek aan te trekken, waarbij rug en achterwerk natuurlijk een razend potsierlijke indruk maken).
Het verhaal in Frank en Eva gaat over een jonge kerel die, getrouwd, vrijwel alle minuten van de dag achter een of andere griet aan zit. En zijn levensweg is geplaveid met bereidwillige grieten. Voor het gemak van het verhaal heeft Eva, de vrouw van Frank (over hem gaat het namelijk), een soort konfektiezaak, zodat Frank geen zier hoeft uit te voeren en van jeneverkast naar een of ander bed en van dat bed naar de jeneverkast kan leven. Waarom hij dat doet? Dat zal Pim de la Parra een zorg zijn, als zo'n imaginair leven maar tafereeltjes oplevert, die door bloterigheid en gein voldoende centen in het laatje zullen brengen.
Op de keper beschouwd is Frank en Eva een stom vervelende film, omdat er voor niets een karakterologisch of zelfs maar een zakelijk motief bestaat. Er zijn geen komediemotieven te vinden, de figuren zijn er alleen maar om even ontkleed voor de dag te komen, het spel van de seks op te voeren (de arme voorzitter, zelfs het skandalerende scènetje is technisch zo'n klunzig spel, dat je haast aan wensdromen zou gaan denken), elkaar scheldwoorden naar het hoofd te gooien en verder, en masse, Amsterdammerig te geinen. Het typerendst daarvoor zijn de kroegjool en de feestelijke begrafenis van een kroegbaas, alles berstend van zielige kleinburger-humor, de mannetjes van dit en de vrouwtjes van dat: Carmiggelt-mannetjes en vrouwtjes in de la Parraanse seks. Bloterig maar nooit naakt, zogenaamde seksgeluiden voortbrengend maar nooit verstild of verhevigd in het genot van al dan niet legale liefde, mensachtig maar nooit mens, komedieachtig maar nooit fonkelend van komedie. En ondanks alle zogenaamde gewaagdheid - gewaagd noem ik, spel op het scherp van het menselijke, wat de normen of gevolgen ook mogen zijn - een kermisspiegeltje van de moraal.
Jammer dat de rijksfilmkeuring door haar manier van optreden talentvolle filmers als De la Parra (hij vergaloppeert zich filmisch talentvol) blijft stijven in de mening, dat zij met hun blotesken tegen de haren instrijken. Ze strijken nergens tegenin. Ze doen voorlopig alleen maar aan navelstaren.
D. Ouwendijk