Harold Pinter: Praten tegen het niets.
In het kader van het Festival van Vlaanderen - Internationaal Dubbelfestival presenteerde de Royal Shakespeare Company op 28 en 29 mei te Antwerpen twee eenakters van Harold Pinter. A Slight Ache, dat bij ons reeds onder de titel Korte Pijn met sukses werd opgevoerd door het E.W.T.-teater, werd in 1959 voor het eerst uitgezonden via de B.B.C.-Third Programme. Dit stuk behoort nog net tot Pinters eerste periode, waarvan men het werk terecht bestempeld heeft als ‘comedies of menace’. In al zijn vroege stukken poogt Pinter inderdaad een fundamenteel eksistentiële situatie weer te geven door enkele mensen samen in één kamer te plaatsen. En telkens wordt dit ene (veilige?) plekje van buiten uit bedreigd. In A Slight Ache is de kamer uitgebreid tot het hele landhuis dat Edward en Flora bewonen: er zijn scènes aan de ontbijttafel, in de tuin en in de studeerkamer. De bedreiging komt hier van de geheimzinnige, zwijgende lucifersverkoper, die zich al enkele maanden voor hun tuinhek ophoudt en die de zichtbaar naast elkaar levende echtgenoten verontrust. Het verschil met Pinters vroegste werken zoals The Room en The Birthday Party bijvoorbeeld is, dat de bedreiging hier duidelijk verinnerlijkt is, want eigenlijk fungeert de lucifersverkoper slechts als een objekt waarop Flora en Edward hun eigen innerlijk bestaan projekteren. In de oorspronkelijke radiouitzending was er uiteraard geen personage - alleen maar stilte - zodat het abstrakt karakter van de lucifersverkoper beslist nog duidelijker geweest moet zijn. Edward, die bij het begin van het stuk slechts ‘een lichte pijn’ aan de ogen ondervindt, wordt via de mysterieuze, zwijgende oude man gekonfronteerd met zijn eigen lege persoonlijkheid en onzekerheden, en gaat hieraan ten onder. Er zijn aanwijzingen in het stuk dat hij eigenlijk blind wordt. Flora daarentegen projekteert op
de lucifersverkoper haar moederlijke en seksuele verlangens en verwisselt ten slotte haar echtgenoot voor hem.
Twee van Engelands grootste akteurs, Peggy Ashcroft en David Waller, brachten in de regie van Peter James een ongemeen sekure, vrijwel smetteloze vertolking van dit stuk. Waller wist de geleidelijke desintegratie van Edward biezonder treffend uit te beelden. Bij de aanvang is hij een in zijn middelmatigheid enorm zelfverzekerd man. Maar ook hier reeds suggereert hij - slechts door een oogopslag of een subtiel handgebaar - zijn innerlijke onzekerheid. Geleidelijk aan worden deze uiterlijke tekens duidelijker. Wallers interpretatie was bovendien gekleurd door een ingehouden wreedheid, die wellicht ingegeven werd door de aanvangsepisode waarin hij op vakkundige wijze een wesp doodt.
Voortdurend bleek uit Peggy Ashcrofts subtiele vertolking dat onder haar dagelijkse, banale woorden en handelingen een verlangen naar een intenser bestaan schuil ging. Haar als een leidmotief terugkerende woorden, ‘It's the longest day of the year’, klonken als een gewone opmerking, maar lieten tevens een uit haar diepste wezen opduikende, vage levensvreugde doorschemeren. Terwijl Edward vanaf het begin beangstigd is door de oude man, is het duidelijk dat zij zich op een of andere wijze tot hem aangetrokken voelt. Wanneer ze ten slotte tot hem zegt: ‘I'm going to keep you. I'm going to keep you, you dreadful chap, and call you Barnabas’, dan is dit geen onverwachte wending voor de toe-