schilderij van Breughel. 2. De geboorte van de kunstemaker, een prachtig staaltje solotoneel van Charles Cornette, een soort parabelverhaal van menselijke uitsloverij, onderdrukking, bedrog en taaie volharding. 3. De opwekking van Lazarus, een klowneske scène rond wondergegoochel en het handeltje er om heen. 4. De Zot en de dood uitlopend op 5. Het laatste avondmaal. Deze scènes riepen bij mij herinneringen op aan het volkse ekspressionistische toneel van H. Teirlinck (Vertraagde Film - Ik dien). Het tweede deel na de pauze begon weer met een Breugheliaanse scène 6. De lamme en de blinde. 7. Maria verneemt het lot van haar zoon, rond de gevangenneming en de ter dood veroordeling van Kristus, wat zoals bij August Vermeylen in zijn ‘Wandelende Jood’ volkomen onverwachts en absurd aankomt, daarna volgt 8 als een satirische parodie een pausscène rond Bonifatius VIII, tenslotte nog twee taferelen rond de kruisiging en dood van Kristus. Dit alles was gelardeerd met zang en dans, sarkastische volksliederen over het menselijk wel en wee rond geboorte, arbeid, vrijage en dood.
Zoals reeds gezegd, alles werd met volledige inzet en enthousiasme en op een zeer eenvoudige maar suggestieve wijze gespeeld. Maar vooral naar het einde viel het allemaal te lang uit. Men bleef spelen en zingen, als kon men er zelf niet genoeg van krijgen. Met name de drie laatste scènes zouden drastisch ingekort kunnen worden, het wordt daar te loodzwaar. En als men bij twaalven de schouwburg verlaat is men moe gekeken.
Verschillende keren heb ik vergelijkingen gemaakt met werk van Vlaamse kunstenaars en inderdaad is het werk van de Italiaanse
schrijver Dario Fo, volkomen Vlaams-volks geworden met een sterke satirische inslag, waar het Vlaamse (Antwerpse?) dialekt van de voorstelling zeker ook toe bijdroeg. Door dat laatste was het voor Nederlandse oren soms moeilijk de monoen dialogen te volgen. Maar nogmaals het was ongetwijfeld een hoogtepunt in het Holland Festival.
Namen noemen uit deze jonge, homogene groep is eigenlijk zinloos, voor twee wil ik een uitzondering maken, zonder de anderen te kort te doen nl. de reeds genoemde Charles Cornette in zijn biezonder beweeglijke rol van kunstemaker en zot en Hilde Uiterlinden als o.a. de zotte en Maria.
Hoe met eenvoudige middelen: zeer sober dekor (wat stoelen en tafels (zeer sobere kleding en eenvoudige attributen (o.a. stokken) toneel gespeeld kan worden werd hier wel duidelijk gedemonstreerd. Ook de muziek, eenvoudige volksdeuntjes, paste zich daar goed bij aan. De volledige tekst van het stuk is uitgegeven door het Frans Masereel Fonds (Brussel, 1973).
In de Geertekerk in Utrecht hadden een aantal opvoeringen plaats van twee middeleeuwse kerkelijke spelen, gevonden in een twaalfde eeuws handschrift dat zich op het ogenblik in de biblioteek van Orleans bevindt. Twee zangspelen in het Latijn rond de Heilige Nicolaas, samengebracht onder de titel ‘De wonderen van de Heilige Nicolaas’. Zij werden gespeeld onder regie van Eddy Habbema en onder muzikale leiding van Jan Boogaerts en Leo Meilink. Op een platform midden in de prachtig gerestaureerde Geertekerk werden de scènes gespeeld. Het platform was in tweeën gedeeld, gescheiden door een loopplank en een soort orkestbak. Aan de ene kant, afgeschermd met een zeer dekoratief wandtapijt, een grote koormantel, waarin aanvankelijk Nicolaas verhuld staat opgesteld, aan de andere kant een grote troon met Apollo-afbeelding, het paleis van de wrede koning Marmorinus. Deze koning speelt een belangrijke rol in het tweede spel: ‘Filius Getronis’. In dit stuk geeft de tiran opdracht het volk uit Excoranda te overvallen, en de soldaten ontvoeren na een slachting onder de bevolking, de zoon van Getron. De koning probeert de gevangengenomen jongen te imponeren met zijn machtige god Apollo, maar deze blijft trouw aan zijn ware god en weerstaat de tiran. Na veel geklaag, bidden en smeken van het Kristenvolk uit Excoranda, is het Nicolaas die de jongen redt en terugvoert naar zijn vaderland. Hier in deze vroege spelen staan heel duidelijk twee werelden tegenover elkaar: de Kristelijke en en de heidense. Iets wat we ook in onze abele spelen terugvinden, alleen zijn die spelen meer verwereldlijkt. Taal en muziek zijn hier aan de kerk gebonden