op bepaalde bladen terug te vinden is.
De biografische noot van samensteller Albert Dusar en de lijst van bijna veertig tentoonstellingen in binnen- en buitenland, verschaffen essentiële gegevens om de artiest te kunnen benaderen binnen zijn eigen tijdsbeeld: de kinder- en jeugdjaren te Oostende, zijn familiale omstandigheden, de akademische studies in Bornemouth, later in Brussel en in Antwerpen waar hij ook is blijven wonen. Terwijl de Oostendenaar Jonckheere met enige voorkeur De Coninck ziet in zijn relatie tot de zee en de haven, beschrijft Dusar hem vooral te Antwerpen waar hij als leraar aan de akademie jarenlang het erfgoed van Jules De Bruycker en Louis Peeters doorgeeft aan een generatie van volledig tegenover hem onafhankelijke etsers.
Op dat inleidend tweeluik volgen appreciërende opstellen in het Engels van Guy Van Hoof, in het Frans van Jacques Sojcher, en in het Duits van Wolfgang Frieben, ook een drietal uitspraken van De Coninck zelf waaruit o.m. melancholie opklinkt. Hij zegt het naïeve beeld niet te schuwen omdat hij gewoon realist wil zijn. Zijn karikaturen zijn niet bedoeld om de mensen te bespotten. Het einde van de dingen die hij gekend heeft, jaagt hem vrees aan, waarop hij etsend reageert. Hij bekent veel te dromen en te lijden aan hoogtevrees. Diepte-psychologen kunnen daarin misschien een verklaring zoeken voor de soms beklemmende perspektieven waarin zijn figuratie zich voortbeweegt. Enkele foto's uit het atelier sluiten bij deze teksten goed aan.
Op bladzijde 23 staat de eerste ets afgedrukt. In totaal gebeurt dit met 70 ervan, alle rechtstreeks
Ets van René De Coninck (1965).
gereproduceerd van het origineel. Zij worden afgewisseld met een kunstkritische bloemlezing van uiteraard ongelijk gehalte, waarbij de auteurs onvermijdelijk in herhaling vallen. Op bladzijde 33 wordt zelfs een reeks perskritieken uit de jaren tussen 1942 en 1969 ingelast, die door haar vaagheid overbodig lijkt.
Wij weten dat René De Coninck slechts in zeldzame gevallen zijn bladen van een titel voorziet. Om de lezer niettemin te helpen bij een identifikatie binnen het oeuvre is achteraan in het boek een lijst opgenomen waarin, naast de verwijzing naar de betrokken bladzijde, ook de afmetingen en het jaar van herkomst worden vermeld.
Over de struktuur van het boek zijn er wel een paar vragen te stellen. Het is namelijk niet duidelijk of en eventueel hoe de afgedrukte teksten samengaan met de gereproduceerde etsen. Tegenover bijvoorbeeld twee werken uit 1969 staat o.a. een tekst uit 1966, zodat men daaruit kan konkluderen dat de relatie meestal niet strak is aangehouden. Of de prenten ook op grond van tematische verwantschap gegroepeerd werden, staat evenmin vast. Wij vinden de onzekerheid die daaruit voortspruit jammer, omdat zij de persoonlijkheid van de artiest enigszins vertekent of altans de indruk wekt dit te doen. Het samengaan van tekst en platen zou integendeel meer diepgang hebben verschaft. Ons belangrijkste bezwaar komt voort uit het voorgaande. Hoewel men op grond van estetische motieven en een subjektieve voorkeur een bepaalde groepering zou kunnen aanvaarden (al zou deze in het boek moeten worden toegelicht), kan men niet gelukkig zijn met deze selektie die o.i. kronologisch aanzienlijke leemten vertoont. Een overzichtelijk lijstje van de afbeeldingen