Ons Erfdeel. Jaargang 16
(1973)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
stellen dat een Vlaamse krant twee volle bladzijden gaat rezerveren om eens uitvoerig Frans-Vlaanderen voor te stellen met daarbij de jongste evolutie op het gebied van taalgebruik, regionalisme, ekonomie, enz. Emmanuel Dotselaere heeft dat toch klaargespeeld voor Het Laatste Nieuws (14 en 22 maart 1973). In het eerste deel benadrukt hij dat het ekonomische motieven zijn die Frans-Vlaanderen ertoe aanzetten meer samenwerking met Benelux te zoeken, en interviewt hij Jacques Fermaut over de doelstellingen en de werking van de Michiel de Swaenkring. Alex Vanneste en Jozef Deleu komen aan de beurt in het tweede deel, respektievelijk met gegevens over de taaltoestanden in de Frans-Vlaamse Westhoek en motieven voor een samenwerking van Vlaanderen en Nederland met Frans-Vlaanderen. Beide stukken vormen een stevig geheel, waarin de HLN-journalist blijk geeft van zijn degelijke kennis van het dossier, een kwaliteit die ik hier vroeger ook al mocht aanstippen. En ook dit verdient nog vermelding: beide bladzijden zijn een model van een aantrekkelijke opmaak, waarin 8 foto's en 1 kaart verwerkt zijn. Beide nummers zijn wellicht nog te verkrijgen (adres van de krant: Em. Jacqmainlaan 105, 1000 Brussel).
• De vorige kroniek liep ten einde midden in de Franse kiesstrijd. Ik drukte er toen mijn verwondering over uit dat onze pers geen oog had voor de politieke situatie in de twee Frans-Vlaamse departementen. Dat is ook zo gebleven, zowel kort voor als na de twee stembeurten van 4 en 11 maart. In de nochtans talrijke krantenstukken over de Franse verkiezingen kon het wel eens gebeuren dat een korrespondent, medewerker of redakteur verstrooid (vanuit Parijs?) naar Noorden en Nauw van Kales verwees. Het loont de moeite te weten hoe D.M. van Rosmalen dat deed in De Vlaamse Elsevier (5 maart 1973): ‘Er is heus wel reden tot klagen. In het industriële noorden bijvoorbeeld, in de driehoek begrensd door Lille, Roubaix en Tourcoing, schreeuwt de bevolking al tien jaar om een tunnel onder de Manche: dé oplossing van de grootste verkeersknoop ter wereld. Al tien jaar lang belooft iedere nieuwe minister van openbare werken: “Volgend jaar”. Maar er gebeurt niets.’ Ik heb heus niets uit zijn verband gerukt en allerminst iets uit mijn ‘manche’ geschud!
Frans-Vlaanderen werd dan toch versierd voor De Standaard door Jaak Veltman met een fleurige reportage over de zoon van minister Debré te Kales (15 februari 1973) in zijn - naderhand vergeefs gebleken - pogingen om er een Kamerzetel te veroveren en over ex-Minister van B.Z., Maurice Schumann, z'n ultieme maar toch ondoeltreffende kampagne voor de tweede stemronde in zijn kiesdistrikt rond Armentiers (12 maart 1973).
• De toekenning van de derde André Demedts-prijs aan de Frans-Vlaamse dichter Emmanuel Looten vond weerklank in verslagen in Het Volk, Gazet van Antwerpen, Het Laatste Nieuws (26 februari 1973), De Standaard (27 februari 1973), in De Weekbode (2 maart 1973), Het Pennoen (februari-maart 1973) en in het programma Zoeklicht op B.R.T.-televisie (27 februari 1973).
• Over het recente Frans-Vlaanderenfotoboek schreven Alex Vanneste in De Standaard (16 februari 1973) en Charles Fache in Knack (28 maart 1973). De Standaard (15 februari 1973) publiceerde een In memoriam gewijd aan kardinaal Liénart. Uiteenlopende onderwerpen in verband met Frans-Vlaanderen kregen de aandacht van C. Moeyaert in Het Wekelijks Nieuws (9 maart 1973), van BN in De Standaard (19 maart 1973) en van Chris in het maandblad Storm (januari-februari 1973). • Rijsel: Hollandse meesters, zo heette het artikel van Gustaaf J. De Landtsheer in Kunst- en Kultuurleven (28 december 1972) over de tentoonstelling van Hollandse meesters uit de 17e en 18e eeuw in het Rijselse Paleis voor Schone Kunsten. In het tijdschrift Spiegel Historiael (maart 1973) schreef de Rijselse historikus en hoogleraar aan de katolieke fakulteit te Rijsel, Henri Platelle, een eerste bijdrage over ‘Mirakels in de Zuidelijke Nederlanden’. De schrijver breidt hier het onderwerp uit van zijn in 1968 gepubliceerd boek, ‘Les chrétiens face au miracle: Lille au XVIIe siècle’, tot de hele zuidelijke Nederlanden, met vooral aandacht voor het huidige Frans-Vlaanderen. • In De Financieel-Ekonomische Tijd (9 maart 1973) verscheen in bijlage een uitvoerige reportage over Zuid-West-Vlaanderen, waarin ook de relaties tussen dit gewest en Frans-Vlaanderen aan bod komen. | |
b) Publikaties:• Begin 1973 verscheen bij de Uitgeverij Lannoo het foto- en dokumentatieboek Frans-Vlaanderen, onder de redaktie van Jozef Deleu. André Demedts schreef een Woord vooraf. Jozef Deleu zorgde voor een algemene oriëntatie over Frans-Vlaanderen, geïllustreerd met foto's van dokumenten. Paul van den Abeele maakte 87 zwart-witfoto's waarbij Erik Vandewalle een | |
[pagina 151]
| |
kommentaar schreef, en Frits Pittery schreef verklarende teksten bij twee kaarten en prezenteert 10 Frans-Vlaamse steden. Het boek telt 198 blz. en kost 385 BF.
• De bekende volkskundige en auteur van een Gids voor Frans-Vlaanderen, Bert Bijnens, stelde een Vle Frans-Vlaams Jaarboekje (1973) samen met de medewerking van nog tien andere auteurs, onder wie vier Frans-Vlamingen, en van de tekenaar G. Ocquet die voor de illustraties zorgde. Het 108 blz. tellende boekje bevat 26 bijdragen, voor het grootste deel van de hand van Bert Bijnens, met tal van wetenswaardigheden op het gebied van folklore, dialekt en plaatselijke geschiedenis in Frans-Vlaanderen. (Prijs: 85 BF; besteladres: B. Bijnens, D. Boutslaan 8, 8460 Sint-ldesbald-Kok-sijde; prk.: 93.59.48.)
• Claude Beaufort, redakteur van het weekblad ‘La Croix-Dimanche du Nord’, heeft een biografie klaar van kardinaal A. Liénart, die eerlang in boekvorm gaat verschijnen. Op bazis van dat werk stelde hij voor genoemd weekblad (adres: 15, rue d'Angleterre, F-59 Rijsel) een speciaal nummer samen, Le Cardinal, geheel gewijd aan de onlangs overleden kardinaal (prijs: 2 FF). Het vertegenwoordigt in deze beknopte vorm nu al een boeiend stuk geschiedenis, wat laat vermoeden dat Beauforts definitieve en uitgebreider biografie in boekvorm een belangrijk dokument gaat worden.
• Allerlei aspekten van de twee Frans-Vlaamse departementen, zoals oppervlakte, bevolking, landbouw, nijverheid, handel, toerisme, onderwijs, enz., zijn tot cijfers verwerkt en in een miniboekje geperst van 2 FF. Het heet Petit mémento pour une grande région. De gegevens zijn recent en staan naast ‘nationale’ cijfers, wat vergelijkingen met de rest van Frankrijk mogelijk maakt. Het boekje is een uitgave van een Observatoire Economique Régional (12, boulevard Vauban, F-59 Rijsel), kennelijk een informatiebureau van het INSEE of Institut National de la Statistique et des Etudes Economiques te Rijsel. | |
c) Kulturele en andere manifestaties:• In de vorige kroniek vermeldde ik een aantal manifestaties in of over Frans-Vlaanderen, zoals de kultuurdagen van Waregem en Ekelsbeke. Daaraan moet nog de 18e Frans-Vlaamse Kultuurdag in Nederland toegevoegd worden, die op 13 mei 1973 plaats heeft te Rotterdam in de aula van het Emmaüskollege (adres: Breitnerstraat 92; aanvang: om 13. - uur). Erik Vandewalle en Pascal B. de Leersnijder houden er een spreekbeurt.
• Na de tweede stembeurt (11 maart 1973) van de Franse parlementsverkiezingen, zag de zetelverdeling voor de beide departementen Nord en Pas de Calais samen eruit als volgt: U.R.P. (Gaullisten en andere meerderheidspartijen): 9 zetels (- 13); P.S. (socialisten): 15 zetels (+ 7); P.C. (kommunisten): 12 zetels (+ 5); Reformatoren: 1 zetel (+ 1). Voor het Noorderdepartement afzonderlijk zijn de overeenstemmende cijfers: 7 (- 8); 9 (+ 6); 6 (+ 1); 1 (+ 1). Beide departementen hebben de grootste zetelverschuiving gekend van alle Franse gewesten. Een verklaring voor dit verschijnsel kan de belangstellende lezer vinden in het artikel van Bernard Toulemonde. ‘Het politieke beeld van het Noorderdepartement aan de vooravond van de wetgevende verkiezingen in Frankrijk’, in Ons Erfdeel (15e jrg., nr. 3, meijuni 1972).
• Op 8 april 1973 is Pierre Mauroy definitief burgemeester geworden van Rijsel, in opvolging van Augustin Laurent, die begin 1973 zijn ontslag nam om gezondheidsredenen. Sedert 11 maart is Pierre Mauroy tevens volksvertegenwoordiger voor Rijsel. Hij neemt hiermee de draad op van een traditie die wil dat beide funkties in handen zijn van een socialist. Zijn politieke loopbaan te Rijsel begon pas in 1971 toen hij met de gemeenteraadsverkiezingen eerste schepen werd van de stad met een lijst aangevoerd door burgemeester Laurent die de lijst van de toenmalige staatssekretaris Français-Xavier Ortoli versloeg. Pierre Mauroy is tevens sekretaris van de Franse socialistische partij en sekretaris voor de Federatie van het Noorderdepartement van dezelfde partij. Hij wordt wel eens de ‘dauphin’ genoemd van François Mitterand.
• Op 15 februari 1973 overleed kardinaal Achille Liénart (geb. 7 februari 1884) in zijn geboortestad, Rijsel. Van 1928 tot 1968 was hij bisschop van Rijsel. In deze veertigjarige periode is hij een uiterst aktief en belangrijk medespeler geweest in de geschiedenis van de katolieke Kerk in Frankrijk en van zijn bisdom. Het moment zelf waarop hij bisschop van Rijsel werd en zijn eigen standpunten ten gunste van een autonome kristelijke arbeidersbeweging die eraan voorafgingen, waren al belangrijk. In het Frans-Vlaamse industriegebied van Rijsel-Robeke-Torkonje poogde het patronaat toen de onafhankelijkheid van het kristelijk sindikaat te Rome in diskrediet te brengen en maatregelen te laten treffen ook tegen de verdedigers van die tendens, onder | |
[pagina 152]
| |
wie A. Liénart, toen nog pastoordeken te Torkonje. Dat hij na 1928 dezelfde standpunten inzake sociale aangelegenheden verdedigde, verklaart al waarom sommigen hem ‘de rode bisschop’ noemden. Dat hij als kersverse bisschop van Rijsel de socialistische burgemeester van de stad, Roger Salengro, ging bezoeken, was genoeg om de laatste twijfel weg te nemen. Ook op nationaal plan was Liénarts bisschopsbenoeming een belangrijke gebeurtens. Twee jaar voordien had Rome de Action Française veroordeeld, een Franse nationalistische en antidemokratische beweging, die heel wat aanhang had in de Franse katolieke wereld, niet in het minst in de hoogste kerkelijke hiërarchie. Met A. Liénart benoemde Rome een anti-Maurassien, een overtuigd voorstander van de katolieke aktiebeweging - vooral van de arbeidersorganisaties - en in vergelijking met zijn Franse kollega's, maar vooral met zijn Belgische, een nonkonformist.
• De haven van Duinkerke kende in 1972 een trafiek van 27 miljoen ton.
• De aandacht voor de milieuhygiëne groeit ook in dit gewest dat als geen ander de littekens draagt van een ongebreidelde industrializatie. In de periode toen het ‘rode slijk’ op de Corsikaanse kust wereldnieuws werd, maakte de nieuwsdienst van het regionale tv-zendstation, begin maart 1973, een reportage over het ‘witte slijk’ ter hoogte van Kales, in zee geloosd door een bedrijf bij deze stad. Het Institut scientifique des pêches te Bonen (Boulogne-sur-Mer) konstateerde net als de vissers van Kales dat de vis er verdwenen was. Het witte slijk bleek geen uitwerking te hebben op de vis, wel op de plankton die onmiddellijk sterft.
• Een Comité Lillois d'opinion publique (afgekort tot COLIOP) organizeerde in samenwerking met de Rijselse Ecole supérieure de Journalisme en het Doornikse Institut des Hautes Etudes sur la Communication sociale, een week van de kommunikatiemedia van 2 tot 7 april 1973. Aan de talrijke kolloquia en spreekbeurten hebben verschillende Walen meegewerkt. In het kader van deze week liep in de stedelijke biblioteek een tentoonstelling ‘Rétrospective de la Presse Lilloise’ (4 tot 21 april), een overzicht van 60 jaar persgeschiedenis te Rijsel.
• In het laatste nummer van de 14e jaargang van Ons Erfdeel (eind 1971) stond het manifest afgedrukt van de Michiel de Swaenkring, een nieuwe Frans-Vlaamse vereniging die zich zou inzetten voor het behoud en de ontplooiing van de eigen kultuur, in het biezonder van de eigen taal. De jonge vereniging is niet stilletjes gestikt in zijn inaktiviteit, maar neemt integendeel heel wat hooi op haar vork, ook bij de aanvang van haar tweede werkjaar. Totnogtoe zijn een vijftal informatiebulletins uitgegeven waaruit we enkele feiten lichten. In januari 1973 telde de Michiel de Swaenkring 147 betalende leden. Begin april van dit jaar zou dit aantal zelfs al tot boven de 180 gestegen zijn. De tekst van het manifest waarin een lichte wijziging is aangebracht - er wordt niet gepleit voor ‘verplicht’, wel voor ‘fakultatief’ onderwijs van het Nederlands op de lagere school - is door enkele honderden personen, onder wie burgemeesters en twee volksvertegenwoordigers, ondertekend. De vereniging organizeert en steunt kursussen Nederlands te Duinkerke, Sint-Winoksbergen en Halewijn. In de schoot van de Michiel de Swaenkring zijn diverse kommissies werkzaam (voor de Nederlandse taal, voor archeologie en regionale geschiedenis, voor toerisme, voor folklore). Deze laatste zorgde voor de kostumering van een folkloristische groep die deelnam aan het karnaval te Duinkerke en te Malo. Een andere kommissie houdt zich bezig met het restaureren van een oude hoeve te Ochtezele, waar eerlang een soort volkshogeschool, een Centre d'animation interrégional een onderdak vindt. De Michiel de Swaenkring is vertegenwoordigd met een of meer afgevaardigden op bijeenkomsten en kongressen van taalminderheden, zowel in als buiten Frankrijk. (Adres: Cercle Michiel de Swaen, B.P. 9, F-59240 Malo-Duinkerke).
• Het in 1853 gestichte Comité Flamand de France, heeft sedert 24 maart 1973 een nieuwe voorzitter, Philippe Jessu, direkteur van het museum van het Hospice Comtesse te Rijsel.
• De Belgische Dienst voor Toerisme te Rijsel (rue Saint-Sauveur, 12) stelde begin april 1973 grafiek tentoon uit de kollektie Nellens (o.a. werk van F. Labisse, P. Mara, e.a.).
• De V.V.V. van Koksijde heeft begrepen dat de nabijheid van Frans-Vlaanderen een bijkomend aantrekkingspunt kan zijn voor de toeristen. Van 8 tot 23 april 1973 organizeerde zij een Molententoonstelling Frans- en West-Vlaanderen in het gemeentelijk Kasino. Zij deed hiervoor een beroep op Bert Bijnens en vooral op A.R. Goussey uit Oostduinderke, deskundige inzake molens die al meewerkte aan een recente gelijkaardige tentoonstel- | |
[pagina 153]
| |
ling in Frans-Vlaanderen. Afbeeldingen, makettes, werktuigen, onderdelen en versierende elementen van molens waren bijeengebracht uit liefst 39 verzamelingen, waarvan 3 Frans-Vlaamse, maar vooral uit de verzameling van A.R. Goussey. • Zoals vorig jaar organiseerde het Westvlaamse Verbond van Kringen voor Heemkunde een lessenreeks over Frans-Vlaanderen, bestemd voor reisgidsen. De lessen hadden plaats te Veurne op 4, 11, 18 en 25 maart 1973. Als lesgever traden op: K. De Lille, A. Demedts, A. Lowyck, C. Moeyaert, J. Pennynck, L. Verbeke en M. Verhaest. • De Vrienden van de moderne religieuze kunst vzw, organizeren in augustus 1973 te De Panne een tentoonstelling Religieuze Tematiek, waarop ook werk tentoongesteld wordt van de Frans-Vlaamse kunstenaars E. Dodeigne, Paul Hemery, Eugène Leroy, Rouland en Arthur Vanhecke. | |
d) Onderwijs van het Nederlands in Frans-Vlaanderen:In vergelijking met wat voor enkele jaren bestond is er vooruitgang. Ongetwijfeld heeft een versterkt regionaal bewustzijn stimulerend gewerkt. Als een andere gunstige faktor kan men het feit aanstippen dat jonge Frans-Vlamingen de taal die zij willen aanleren niet voorstellen als een verbeterd dialekt, maar als de volwaardige kultuurtaal van de buurlanden België en Nederland. Laten we ook niet vergeten dat de leraren van die vrije kursussen Nederlands meestal oudstudenten zijn van Prof. Dr. W. Thys, van de sektie Nederlands aan de Rijselse universiteit. Maar de allerbelangrijkste faktor is zonder twijfel de maatregel van 14 september 1970, die het Nederlands in het Franse m.o. officieel op gelijke voet plaatst met het Engels, Duits, enz. Totnogtoe heeft deze maatregel vooral een psychologische weerslag gehad: een wettelijk statuut van het Nederlands heeft iets van de sfeer van wantrouwen rond het ‘Vlaams’ weggenomen.
Wat zijn nu de rezultaten?
Aan het C.E.G. van Belle (cfr. mijn kort artikel hierover in het vorige nummer van Ons Erfdeel) kwam een officiële kursus Nederlands tot stand in toepassing van de wet van 14 september 1970. De kursus aan het Collège Saint-Jacques te Hazebroek is van dezelfde aard. De eerste ontstond na een aktieve propaganda door Camille Taccoen en telt 19 leerlingen. Die van Hazebroek is gespreid over twee klassen (eerste en terminale), elk met 15 leerlingen, en is eigenlijk de voortzetting van een vroegere vrije kursus Nederlands, net als nu geleid door Kan. Maxime Deswarte. Vanzelfsprekend zijn er ook de kolleges van Prof. Dr. W. Thys aan de universiteit van Rijsel III die nu al enige tijd bijgestaan wordt door Lic. E.V. Derluyn, en de avondkursus Nederlands van het Belgisch Konsulaat te Rijsel, onder de leiding van de heer Salembier. De overige kursussen zijn volledig geschraagd door het partikulier initiatief. De oudste zijn die te Steenvoorde, waar Philippe Cayzeele het werk van wijlen J. Tillie voortzet voor 10 tot 15 leerlingen, te Belle, waar Camille Taccoen en Pierre Vandermarliere (leraar uit Poperinge) wekelijks les geven aan respektievelijk 6 en 7 leerlingen, en tenslotte aan het kollege te Sint-Winoksbergen, waar Jacques Fermaut een kursus voor beginnelingen (6 leerlingen) en een voor meer gevorderden (5 leerlingen) leidt.
In de loop van het schooljaar 1972-73 zijn een aantal vrije kursussen Nederlands suksesvol van start gegaan. Patrick de Verrewaere, student in de rechten te Rijsel, geeft sedert september 1972 elke vrijdagavond Nederlandse les aan een twaalftal belangstellenden in het lokaal van de Union Française de la Jeunesse te Rijsel. Te Halewijn begon Francis Persyn, leraar Duits, met een gelijkaardige avondkursus, waarvoor hij de eerste keer, in januari 1973, 31 belangstellenden zag opdagen. Te Duinkerke waren er 48 deelnemers ingeschreven voor de eerste wekelijkse kursus Nederlands op zaterdag 20 januari 1973, die sindsdien elke week geleid wordt door Carpier Van Caeyzeele, vertaler-tolk bij de rechtbank. Te Sint-Winoksbergen tenslotte kon Jacques Fermaut, ook nog buiten schoolverband een wekelijkse kursus organiseren van telkens drie uur per week, die een aanvang nam op 8 april 1973 voor 8 kursisten. In deze laatste drie gevallen was het telkens de Michiel de Swaenkring die het initiatief nam en zorgde voor de nodige bekendmaking. Aan al deze partikuliere initiatieven reikt het Komitee voor Frans-Vlaanderen een helpende hand.
De belangstelling voor het Nederlands is dus groeiende. Verheugend is dat voor het eerst initiatieven genomen zijn en ook slagen te Duinkerke, te Halewijn en te Rijsel. We kunnen hier ook nog aan toevoegen dat tal van onderwijsinstellingen in het zuiden van West-Vlaanderen die avondkursussen Nederlands verstrekken, geregeld kursisten uit Frans-Vlaanderen krijgen.
De toestand geeft evenwel op | |
[pagina 154]
| |
verre na nog geen aanleiding tot tevredenheid. De pozitie van het Nederlands in Frans-Vlaanderen is nog altijd minuskuul en is vaak slechts te ontdekken met een vergrootglas. In het Noorderdepartement wordt de taal van een naaste buurland in het m.o. nog altijd niet aangeleerd door zelfs maar 1% van de leerlingen die daarvoor in aanmerking komen. In welk grensgebied in West-Europa zou zo'n toestand bestaan? Er is waarachtig niet alleen voor taalpolitici werk aan de winkel, maar ook voor Europa-politici. Erik Vandewalle |
|