publikaties
Frans-Vlaanderen.
Alleen genegenheid maakt de mens in staat om z'n medemensen, een volk of een land adekwaat te begrijpen en te benaderen. Zo zijn Jozef Deleu en z'n mede-auteurs aan dit boek: André Demedts, Frits Pittery en Erik Vandewalle, beslist geschikte mensen op wie een beroep gedaan kon worden om dit deel van de Nederlanden in een heerlijk fotoboek dichter bij het Nederlandslezende publiek te brengen, bezield als ze zijn door een jarenlange sympatie voor Vlaanderen in Frankrijk.
Wat V. Celen jaren geleden in z'n bescheiden boekje ‘Frans-Vlaanderen in woord en beeld’ (VTB, Antwerpen, - Sanderus, Oudenaarde) heeft proberen aan te bieden, is in dit boek uitgegroeid tot een veel grootser werk: niet direkt toeristisch, want de zwart-wit foto's zullen voor sommigen lang niet zo aantrekkelijk zijn als de kleurenweelde van het pas verschenen ‘Nord - Flandre - Artois - Picardie’ (Editions Sun, Parijs), maar realistischer en veel omvattender. Foto's die niet in de eerste plaats alle hemelse heerlijkheden bij elkaar brengen, maar het echte land laten zien, met z'n lelijkheid en schoonheid tegelijk, met z'n eigenheid vooral (afgezien van de overigens mooie foto op de flap, die ook ergens aan de overkant van de Zomme genomen had kunnen worden...); foto's als weergave en spiegel van het volk dat er woont en leeft, dat een fel bewogen geschiedenis achter de rug heeft van dwaze grenswisselingen, van oorlogen en verwoestingen, van armoe maar ook van ongehoorde kunstzin, van verbondenheid met de overige Nederlanden en van opgedrongen en uiteindelijk aanvaarde vervreemding. Dat alles ligt in die foto's te kijk, met daarnaast de tekst die behalve het tragische van van de geschiedenis en van vergane grootheid, ook het hoopvolle aan het licht brengt van een typische werkkracht, van het aktiefste deel van Frankrijk, met hier en daar een sprankel trouw aan z'n eigenheid, meestal onbewust dan, maar dat soms als nergens anders in de Nederlanden een trots jawoord blijkt te zijn op het imperatief van Gezelle ‘Wees Vlaming dien God Vlaming schiep’.
André Demedts is in z'n Woord Vooraf zoals gewoonlijk onovertroffen, geestdriftig en rustig tegelijk. Als hij over Frans-Vlaanderen schrijft is hij altijd lezenswaard, bezielend en vooral toekomstgericht: het bevat ook telkens iets nieuws. Hier het inspirerende voorstel om ooit eens te komen tot een Nederlandse kultuurraad voor alle Nederlandssprekenden in Nederland, België en Frankrijk.
Jozef Deleu heeft vanzelfsprekend het grootste aandeel van de inhoud op zich genomen. Het is de gekorrigeerde en hier en daar merkelijk aangevulde wederuitgave van het werk ‘Frans-Vlaanderen’ dat hij vroeger samen met Frits Niessen aan het licht gegeven heeft (Van In, Lier). De aanvulling bestaat niet alleen in de nu bijgevoegde afbeelding van boeken, strijdende Frans-Vlaamse tijdschriften, markante figuren of boeken, maar vooral in wat sinds 1968 nog meer gebeurd is in en voor Frans-Vlaanderen. De korrekties bestaan vooral in enkele zuiverder nuanceringen. Deze tekst is helemaal geen dubbelganger van Verbekes klassieke studie Vlaanderen in Frankrijk die vooral de Vlaamse strijd en wederopleving als onderwerp heeft. Deleu's tekst benadert Frans-Vlaanderen meer op algemeen kultureel (vooral artistiek) en sociologisch vlak, zonder de strijd en inspanningen, mislukkingen en hoop voor het behoud van de eigen taal te vergeten. Deleu gaat niet terug naar de Frankische nederzettingen om dit stuk Frankrijk tot de Nederlanden te laten horen, maar laat het blijken uit z'n eerste hoofdstuk ‘Niet als een vreemdeling’, waarin hij de indrukwekkende rij ontdekkingsreizigers (Rubroek en Ogier van Busbeke) dichters en schrijvers (Pieter de Schilder en Petrus Dathenus) anonieme scheppers van bouw- en beeldhouwkunst door de eeuwen heen, en vooral de merkwaardige galerij schilders laat defileren. Want de meesten onder hen hebben hun Nederlanderschap op een of andere wijze tot uiting gebracht, soms uitdrukkelijk zoals in de Laus Flandriae uit de twaalfde eeuw, soms door de aard van hun kunst of letterkunde. Dat valt vooral op zelfs bij de zuidelijkste schilders als Bellegambe, Gossaert of Watteau. Dat wordt met trots bevestigd door de jongere generaties met M. de Vlaeminck, M. Gromaire, H. Matisse, A. van Hecke, J. de Zitter of E. Dodeigne (deze laatste als beeldhouwer dan) die