raar aan de Kunstfakulteit van de Universitas Nasional in Jakarta. Hij leidt er jonge gamelanspelers op. Onder zijn hoede staat ook een groep wayangspelers die naar buiten treden onder de naam Bakti Budaya. Het Erasmushuis doet zo nu en dan een beroep op hem en zijn mensen. Suryabrata geeft dan zelf een uitgebreide toelichting bij het programma. In januari trad hij daar op met een groep maskerdansers die werden begeleid door de gamelan. In februari was hij er weer, nu met Bakti Budaya. Boeiend was het solistische optreden, dezelfde avond, van de vooral in de twintiger jaren bekende bamboefluitspeler Sulaiman. Je vraagt je af of er van de vele toen van hem gemaakte opnamen, 78-toerenplaten, nog iets over is. Het is nóg een briljant kunstenaar.
Van de Indonesische muziek naar ‘onze’ klassieken: Amalia Mubirman en Elvira Manusama (de een zingt, de ander speelt piano, beiden zijn ‘liefhebbers’) brachten een programma met liederen, allemaal van Mozart.
Twee andere Indonesiërs, het pianoduo Panggabean en Kodiat, verlieten met een beurs op zak hun op hun gebied ook al niet bijster inspirerende vaderland om in Nederland een poosje bij te spijkeren.
Ook naar Nederland ging de Indonesische filmer Misbach Jusa Biran, verbonden aan de Dewan Kesenian Jakarta (Kunstraad van Jakarta), niet om te filmen, maar om eens uit te zoeken welke films over Indonesië er in Nederland aanwezig zijn. Ook wil hij daar leren, hoe je een filmmuseum moet opzetten.
Het restauratie-projekt oud-Jakarta (vroegere woon- en werkstede van veel koloniale Nederlanders) staat nogal in de belangstelling.
Prins Bernhard woont Nederlandse les bij in Ujung Panjang (Makassar).
Adji Damais, restauratie-adviseur van de gouverneur van Jakarta, en Warmansjah, direkteur van het Stadsmuseum, maakten er een reis voor naar Amerika en Nederland, bekeken er oude boeken en kaarten en hadden er onderonsjes met restauratiedeskundigen.
Nu we het toch hebben over restauratie: Prins Bernhard bracht in februarl zijn derde bezoek aan Indonesië, dit keer inofficieel. Hij toog o.a. naar het ‘fort Rotterdam’ in Ujung Panjang (Makassar), een verdedigingswerk dat een rol speelde in de strijd tussen de V.O.C. en de Makasarren, en bood daar officieel de f 50.000 aan, Nederlandse bijdrage aan de restauratie van dit fort. Voor insiders: van dit geld wordt het middengebouw van het kompleks (de kerk en het kruithuis) in de oude staat teruggebracht. De Prins bracht in hetzelfde Ujung Panjang ook een bezoek aan de stadsbiblioteek; de Nederlandse afdeling daarvan (leeszaal en biblioteek) werd een geluidsinstallatie rijker. Men kan er dus nu ook naar grammofoonplaten luisteren; Nederlandse lessen werden er al gegeven, naar films kon men al kijken.
Nog even terug naar de positie van het Nederlands in Indonesië (ik hoop er binnenkort een afzonderlijk artikel over te schrijven voor het tijdschrift Neerlandia):
Behalve aan de Universitas Indonesia waar het Nederlands ook als hoofdvak bestaat, wordt het Nederlands aan de universiteiten uitsluitend als bijvak gegeven (b.v. voor de studenten uit de richtingen rechten, geschiedenis, biblioteekwetenschap en kulturele antropologie). De docenten