Ons Erfdeel. Jaargang 16
(1973)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Skriabin aan. Reeds zijn vader studeerde orientaalse talen, als konsul in Turkije ook niet overbodig. Litterair onderlegd, als jongeling schreef Alexander een tragedie, was hij voorbestemd om de muziek in een breder kader toe te passen. Belangrijk was zijn kontakt met de uitgever Belaief die in 1891 een tournee organiseerde onder meer door Nederland. Maar de Lage Landen in hun totaliteit betekenden het nodige voor deze kurieuze figuur: na de première van het Poème de l'extase in 1908 te New York heeft hij zich nog in Brussel gevestigd, hier had hij kontakten met teosofische kringen. En hier ook ontstond zijn typerende kompositie Prometheus, de eerste uitvoering vond nochtans plaats in Moskou, maart 1911 onder Koessewltzky.
Schreef Skriabin in zijn laatste jaren inderdaad méér dan abstrakte muziek, te weten de onvoltooid gebleven schetsen voor een ‘Mysterium’ dat zich in een halfkogelvormige ruimte op rituele wijze had te voltrekken (een bundeling van religie, dichtkunst, mime, dans, muziek, en zelfs een kleur- en geurspel), ook Prometheus is reeds te beschouwen als een voorloper van onze hedendaagse psychedelische lichtshows. Een Belgische vriend van Skribian, Jean Delville, ontwierp het titelblad voor Prometheus waarop een zowel mannelijk als vrouwelijk gelaat ons hypnotiserend-strak aanstaart (symbolisch voor de vereniging van het Mannelijke en het Vrouwelijke), rusten op de Wereldlier temidden van de Chaos (de hoofdletters zijn niet overbodig in deze denktrant), weergegeven door Nevelen en Vuur. Dat laatste: haal je de koekoek, - pardon: de Koekoek - Prometheus is immers de God van het Vuur. Het titelblad is dan ook in fel oranje gestoken. Wat niet wegneemt - met alle respekt voor het tijdgebonden element - dat één en ander nu toch wat verbleekt aandoet. Ook de muziek. Wat niet wegneemt dat het idee van een lichtklavier (waar overigens al ontwerpen van circuleren uit de Barok, Telemann heeft er zelfs aan gewerkt!) de moeite waard blijft. De muziek is zweverig - letterlijk en figuurlijk: een kwarten-akkoord dat niet tot een ‘oplossing’ komt -, maar de visualistisatie zoals we dat heden ten dage nogal eens meemaken, is er niet met de haren bijgesleept: het was een uitgangspunt. De c is rood, de g oranje, de d geel enzovoort. In 1895 schijnt de Engelse instrumentenmaker A.W. Rimington een kleurenklavier gekonstrueerd te hebben, wat Skriabin als uitgangspunt heeft genomen.
Het Residentie Orkest heeft nu op 24 maart in de Scheveningse Kurzaal (de laatste koncerten in deze historische ruimte) een versie aangedurfd waarbij de lichteffekten werden geprojekteerd in een grote luchtballon. Een uniek projekt. Het Amsterdams Elektrisch Circus (voortgekomen uit en verbonden aan de Stichting Elektro-instrumentale Muziek STEIM) droeg zorg voor de ballon. Of beter: die was er al, ten behoeve van koncerten in de open lucht bij voorkeur waar volksoplopen zijn te signaleren, men kamt de ANWB-gids er voor af. Maar de lichtinstallatie vormde het nieuwe element en in feite was deze Prometheus-demonstratie ook de eerste manifestatie van het Amsterdams Elektrisch Circus middels deze ballon. De doorsnee van het gevaarte is - volledig opgepompt - 8 meter, de hoogte 7,5 m. Het transparante projektiedoek wordt van binnenuit beschenen met drie groepen van elk 12 kleurenschijnwerpers: bij de 12 verschillende tonen horen namelijk ook 12 verschillende kleuren. Het oppompen midden in de Kurzaal was een belevenis, daarbij vergeleken viel het kleurenspel volledig in het niet. De ruimte was ook niet volledig donker - met name de dirigentenlessenaar straalde te veel licht uit - waardoor de indringende straling waarop Skriabin indertijd zijn hoop had gevestigd, uitbleef. Zoals ook de muziek de luisteraars zou dienen te ‘verwarmen’ behoorde ook een stralenkrans zijn gloeiende werking te verrichten. De komponist had er geen bezwaar tegen wanneer de toehoorders elkaar in een algemene verbroedering spontaan zouden omhelzen, - toch een leuke tijd en in feite een naïef soort ‘Paradiso’-sfeer die vele jongeren van nu niet vreemd is...
Dat uitstralende effekt werd dus niet verkrgeen, nuchterheid was troef, na een paar minuten had men het wel gezien. Van ekstase geen sprake. Niets vlammends, niets orgiastisch. Een soort abstrakte tekenfilm met enkele kleurige bolletjes op een doek dat enkele malen dreigde in elkaar te ploffen. De rits (van 2 meter lengte) sloot niet en de druk was soms te groot zodat de ballon bijna omhoogzweefde. Dat zou natuurlijk een geweldig effekt zijn geweest. Voor de volgende keer.
Enfin, de kansen dat men met dit werk kennis maakt - Michael Gielen dirigeerde met autoriteit en lijkt de laatste tijd soepeler te worden - zijn uiterst gering, zodat dankbaarheid voorop dient te staan. En het wàs een fraai koncert: Strawinsky's Oktet, Balmont- en Japanse liederen, Ton de Leeuws indrukwekkende Hai- | |
[pagina 132]
| |
ku II en Liszts ‘Du berceau jusqu'à la tombe’. Frédéric Meinders vertolkte de belangrijkste pianopartij in Skriabins ‘Poème de feu pour grand orchestre et piano, avec orgue, choeurs et clavier à lumières, opus 60’, Joan Carroll was de beeldende soliste in de werken van De Leeuw en Strawinsky.
Ernst Vermeulen |
|