milieuvervuiling is reeds gesteld. Dat de roman sociaal geëngageerd zal worden, behoeft dan ook geen verwondering. Het boek is trouwens vanuit de verwondering geschreven! Verwondering om datgene wat mogelijk is in het heden en verleden van deze aarde, verwondering om wat in de toekomst zich aftekent.
Hugo Raes heeft dit op een aparte manier, een kleurrijke manier, tot uiting gebracht. Hij schrijft eigenlijk twee boeken door elkaar: een boek van de geschiedenis der mensheid, vooral gericht op het gruwelijke dat de mens in naam van God, gerechtigheid en liefde tot stand heeft gebracht, en een boek dat bijna een dagboek genoemd zou kunnen worden, het boek van Valentijn en Jasmine Snell. De drie motti op p. 5 zeggen het al: De etiquette vereist dat wij het menselijke ras bewonderen. De geschiedenis is weinig meer dan het register van de misdaden, de dwaasheden en de tegenslagen van het mensdom. Zo is het menselijk ras. Vaak blijkt het jammer dat Noah en zijngezelschap de boot niet hebben gemist. Van de menselijke geschiedenis behoeven we niet veel goeds te verwachten. Maar in het dagboek staat toch nogal eens iets optimistisch. Het kleine huiselijke geluk, weliswaar aangerand door de buitenwereld, maar niet ten dode gedoemd. Misschien zijn die dagboekfragmenten wel het minst kleurrijk, maar desondanks bieden zij de meeste overlevingskansen. In de laatste zin van het boek komen de beide geschiedenissen bij elkaar: de ontwikkelingsgeschiedenis van de mensheid en de onveranderde natuur: ‘Een merel en een vliegtuig, denkt hij, alle twee vliegen ze.’
Het ‘boek van de geschiedenis’ begint met Kodynsky, 26 mei 1896. (33 jaar later, op dezelfde dag, zou Hugo Raes geboren worden.) Alles wat we nog van die datum in de geschiedenisboekjes terug kunnen vinden, is de kroning van Czaar Nikolaas II, maar Raes geeft er nieuwe kleur aan door een ooggetuigeverslag te (laten) geven van de voedselbedeling die op die dag plaats vond en die ontaardde in een der verschrikkelijkste rampen die de mensheid ooit heeft getroffen. Nieuwe kleur / oude
Hugo Raes.
geur: een fantastisch aangrijpende beschrijving van wat de mens de mens aan kan doen.
Dergelijke geschiedkundige beschrijvingen wisselen af met het dagboek dat het alledaagse leven van de hoofdpersonen weergeeft, alledaags in die zin, dat vele lezers er zichzelf in zullen herkennen: belaagd door het lawaai van de moderne tijd, de afbraak in plaats van de opbouw, de ón-mogelijkheden, de lichamelijke aftakeling. Het is misschien wel toevallig, maar desondanks veelzeggend, dat het boek met ‘Het groen van de eiken wordt al ros’ begint. Want ‘le vert galant’ die we in veel van Raes' boeken tegenkomen, blijkt in Het smarán heel wat bezadigder te zijn geworden. Zodra men de titel van het hoofdstuk Lichamelijke lijfelijkheid leest, verwacht men de oude (of jeugdige) erotiek terug te vinden, maar al spoedig ontdekt men dat dit hoofdstuk gaat over de herfst in het lichaam. Ik citeer: ‘Eergisteren was het pijn in de lenden, en nu weer een beetje keelpijn, zegt jasmine. Eigenlijk is er altijd wat met het menselijk lichaam. Een steekje hier, een kneuzing of blauwe plek daar, een onverklaarbare vliesachtige vertroebeling voor het oog, een geschaafde knie of scheenbeen, een poos van dof horen, een koppige kriebel onderaan de kin, een knagen in je lever, hoofdpijn, kiespijn, geregeld een voze of gevoelloze of dode arm waar je wakker van wordt. Slechte bloedcirculatie? reuma? een zenuwaandoening? een verwoesting door stress, overwerktheid of overwerkerij.’
En het hoofdstuk eindigt met een bokswedstrijd tussen Clay en Frazier: ‘De lichamelijke spanning, de huidtrillingen, de vrijblijvende driestheid van het bonzend hart, het beukend gemoed. Een heruitgave van een al stilaan verder in het verleden terugtrekkende jeugdervaring, jeugdsport, jeugdopbloei. Eens beleefd, now cherished.’ Er zijn nogal wat van die ‘cherished’ jeugdervaringen in het boek: er wordt meer terug dan vooruit gekeken. Maar wat het opvallende is in deze roman: de terugblik vormt dikwijls een projektie van wat de mens in de toekomst te wachten staat. De vele kleuren, stijlen, vormen een kaleidoskoop van ervaringen uit heden, verleden en toekomst. En eigenlijk is het boek (of het schrijven ervan) zélf die drie ele-