| |
| |
| |
is er meer dan één koningskwestie in belgië?
luc schepens
Geboren in 1937 te Brugge. Licentiaat Romaanse Filologie, geagregeerde Hoger Secundair Onderwijs Rijksuniversiteit Gent (1961). Stagiair Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (1962). Sinds 1962 wetenschappelijk assistent bij de Provinciale Dienst voor Kultuur te Brugge.
Publiceerde: Stille Getuigen 1914-18 (1964, in samenwerking met L. Devliegher en G. Gyselen), Front 1914-18 (1968, in samenwerking met L. Devliegher), 1940 - Dagboek van een Politiek Conflict (1970), Kroniek van Stijn Streuvels (1971).
Adres:
Nieuwstraat 80, 8200 Sint-Michiels-Brugge.
Sinds 1968 zijn in België een aantal boeken verschenen, te beginnen met de memoires van Marcel-Henri Jaspar, en vooral die van Paul-Henri Spaak, tot het onlangs gepubliceerde basiswerk van Albert De Jonghe, Hitler en het politieke lot van België, die allen op één of andere wijze gewag maken van de Koningskwestie maar deze op zeer verschillende tijdstippen situeren: in 1940, tijdens de bezetting of na de oorlog. Ik kan mij voorstellen dat het voor de niet-ingewijde lezers - en vele Nederlanders zullen zichzelf wel tot die groep rekenen-, op de duur niet meer duidelijk is hoeveel Koningskwesties er in België dan geweest zijn. Wel is duidelijk dat niemand de huidige politieke toestand in België kan begrijpen als hij geen rekening houdt met die Koningskwestie.
In feite is er maar één Koningskwestie, zij ontstond in 1945 en kreeg haar beslag in 1950 met de abdikatie van Leopold III en de eedaflegging als ‘Koninklijke Prins’ van Boudewijn, die het jaar daarop als koning de troon besteeg. Tijdens deze eigenlijke Koningskwestie, die een politiek debat was tussen partijen, werd echter voortdurend gerefereerd aan de houding van koning Leopold, vóór de oorlog, tijdens de Meidagen van 1940 en onder de oorlog. Op die manier is post factum het hele bewind van Leopold III het voorwerp geworden van de Koningskwestie, zodat wij in de Koningskwestie sensu lato diverse periodes kunnen onderscheiden:
1. De periode van de door de koning gewilde aktieve neutraliteitspolitiek van België (1936-1940). Over deze periode zijn achteraf geen noemenswaardige meningsverschillen gerezen, behalve over het optreden van de koning die deels met,
| |
| |
Koning Leopold en zijn nieuwe sekretaris Jacques Pirenne.
deels zonder het medeweten van zijn ministers - die de grondwettelijke verantwoordelijkheid dragen voor de daden van het staatshoofd - bijvoorbeeld Hendrik de Man met een diplomatieke (verzoenings)-missie naar de Europese Mogendheden zond (Kerstdag 1938 - februari 1939); maar vooral ook de Britse admiraal Keyes belastte met een diplomatieke opdracht bij de Britse regering, toen het neerstorten van een Duits vliegtuig te Mechelen-aan-de-Maas op 10 januari 1940, de Duitse aanvalsplannen in België had prijsgegeven. Het is een periode van latente spanning tussen de vorst en zijn regering, waarvan Eerste Minister Pierlot zich zeer goed bewust was, zonder de preciese oorzaak ervan te kunnen achterhalen.
2. De Meidagen 1940, die leiden tot een open konflikt tussen de koning en zijn regering. Deze periode werd uitvoerig behandeld in de memoires van toenmalige ministers als Jaspar, Spaak en Gutt; en in 1940. Dagboek van een politiek conflict, kronologisch door ons behandeld.
3. De aanwezigheid van de koning in het bezette België tijdens de oorlog, m.a.w. de Koningskwestie als politiek probleem voor de Duitsers. Dit is het onderwerp van het reeds genoemde boek van Albert De Jonghe.
4. De eigenlijke (naoorlogse) Koningskwestie, waarvan wij de belangrijkste faze, namelijk het ontstaan, hier nader willen belichten.
| |
Aanloop tot een nieuw konflikt.
Sinds juni 1940 had de Belgische regering in Frankrijk en later te Londen zich als gedragsregel opgelegd de houding van de koning tijdens de Meidagen '40 publiek niet meer ter sprake te brengen. Officieel erkent zij dat de koning gehandeld heeft in het belang van de natie, en dat hij zich onder de Duitse bezetting strikt houdt aan zijn statuut van krijgsgevangene. Zij wist wel beter, maar officieel hield zij zich aan deze gedragsregel. In november 1943 legt de regering Pierlot te Londen de principes vast volgens welke elke na-oorlogse Belgische regering zal moeten handelen. Deze zijn: dat België nooit opgehouden heeft in oorlog te zijn met de As-mogendheden, ‘dat België, in nauwe samenwerking met de geallieerden, denkt deel te nemen aan de politieke en economische wederopbouw van de wereld’, dat de kollaboratie met de vijand dient gestraft te worden, en tenslotte ‘dat de orde in België hersteld zal worden op grond van de eerbied voor de Grondwet en voor de politieke vrijheden’. De regering laat één van haar beste agenten, François De Kinder, schoonbroer van Pierlot, boven het bezette gebied parachuteren om deze principes ter goedkeuring aan Leopold voor te leggen. Het antwoord laat op zich wachten. Personen die bij het Hof aandringen op een spoedig
| |
| |
antwoord krijgen, in januari 1944, als antwoord: ‘Nous ne sommes pas les Sénégalais des Anglais’! Uiteindelijk ontvangt De Kinder het ontwijkende antwoord van de koning, maar hij wordt door de Duitsers gevangen genomen in Frankrijk en op 31 augustus 1944 te Verdun terechtgesteld. Het antwoord zal Londen nooit bereiken... Een meer gedetailleerd antwoord legt Leopold op 25 januari 1944 vast in zijn z.g. Politiek Testament. Het is een lang dokument waarin de koning blijk geeft een helder inzicht te hebben in de binnenlandse politieke problemen. Hij stelt er echter ook de samenwerking met de geallieerden afhankelijk van een herziening van de Belgische Grondwet, laat zich bijzonder scherp uit over het optreden van de regering Pierlot tijdens en onmiddellijk na de Meidagen '40 en eist publiek eerherstel voor de door haar uitgebrachte beschuldigingen. Omdat hij voorziet dat hij bij de bevrijding van het land, in gevangenschap weggevoerd zou kunnen worden door de Duitsers - wat inderdaad op 6 juni 1944 gebeurde -, vertrouwt hij de oorspronkelijke versie van zijn Politiek Testament toe aan twee hoge magistraten, en drie kopieën ervan aan de hoogste hofdignitarissen.
Vanaf 1943 heeft de regering Pierlot te Londen bij herhaling haar inzicht te kennen gegeven, om zodra zij in het bevrijde land teruggekeerd is, verslag uit te brengen over haar beleid en aan de koning haar ontslag aan te bieden. Op 8 september 1944 komt zij te Brussel terug. Pas op 19 september zal zij voor het Parlement verschijnen om haar optreden toe te lichten. Op 9 september ontvangt zij, wat Leopold ook wenste, de oorspronkelijke versie van het Politiek Testament. Ofschoon onaangenaam verrast, komt Pierlot tijdens zijn plechtige verklaring van 19 september voor het Parlement aan de eis van de koning tegemoet, brengt hem uitdrukkelijk eerherstel en verklaart dat de regering nooit in twijfel getrokken heeft dat de koning gehandeld heeft volgens zijn plicht. Ook verklaart Pierlot dat de koning, zodra hij in het land is teruggekeerd, de uitoefening van zijn konstitutionele bevoegdheid zal hervatten en dat de monarchie een essentieel element is in de eenheid en de stabiliteit van de Belgische natie.
Op 20 september wordt Prins Karel, na een mislukte eerste stemronde, tijdens welke de Socialisten, zich herinnerend dat zij een republikeinse partij zijn, tegenstemden, tot ‘Prins Regent’ aangesteld.
De regering Pierlot biedt de Prins haar ontslag aan, maar alle aangezochte formateurs verzaken aan deze opdracht, en Hubert Pierlot wordt tot zijn eigen verbazing, belast met het vormen van een nieuwe unionistische regering. Omwille van de oorlogsomstandigheden - het hele land is nog niet bevrijd, en de geallieerden hebben een volledige kontrole op het bevrijde gebied, gaat de kern van de Londense regering (Spaak, Gutt, Devleeschauwer) van de nieuwe regering deel uitmaken, om de betrekkingen met de geallieerden vlot te laten verlopen. Wel worden in de nieuwe regering vooraanstaanden uit het binnenlandse verzet opgenomen, zoals de kommunisten Dispy en Demany, de katoliek Ronse en de socialist Achilles Van Acker.
Het land is niet rustig, terwille van de onvoldoende bevoorrading en het moeizaam ekonomisch herstel - onder meer de beruchte ‘operatie Gutt’ die de inflatie
| |
| |
Leopold III met de officieren en soldaten van de 106e Cavaleriegroep die hem op 7 mei 1945 te Strobl (Oostenrijk) bevrijdden.
bestrijdt -, maar ook terwille van de repressie die onder de begrijpelijke druk van het Verzet de allures aanneemt van een echte vendetta.
Op 10 november '44 zendt de rechterzijde van de Senaat aan de regering een nota waarin aangedrongen wordt op een blijvend verbod voor publieke vergaderingen van politieke aard, en de ontwapening van de verzetsbewegingen (die, zoals overal, hoofdzakelijk in linkse en uiterst linkse handen waren). De uitspattingen van sommige van deze groepen bij de repressie wordt gelaakt, en de steun die zij van sommige ministers genieten betreurd.
De regering reageert op 13 november met een Ministrieel Besluit dat de inlevering eist van alle wapens, en een barema opstelt voor het inleveren van militaire uitrustingen: 1.000 fr. voor een wapen, 200 à 400 fr. voor een komplete Battle-dress, 150 à 200 fr. voor een vest, en 50 à 150 fr. voor een broek. De verzetsbewegingen zijn niet weinig verontwaardigd over deze koehandel, en op 16 november dienen de drie kommunistische leden van de regering hun ontslag in. Op 25 november heeft in de neutrale zone te Brussel een massale betoging van de verzetsleden plaats. De zeer slecht bewapende Rijkswacht grijpt in, er vallen 60 gewonden, en de toestand wordt gered door de koelbloedigheid van enkele verzetslieden. Zowel voor de geallieerden, die op het punt stonden in te grijpen, als voor de Belgische regering, staat het signaal nu op alarm! Het Von Rundstedt-offensief in de Ardennen brengt echter afleiding in deze gespannen toestand.
Voor iedereen is het duidelijk dat de breuk tussen de machtige Kommunistische Partij en de unionistische regering voltrokken is. En de invloed van deze partij kan moeilijk onderschat worden.
Na het Von Rundstedt-offensief neemt de Socialistische Partij dan ook het initiatief tot een koerswijziging om haar prestige te herstellen en de kommunistische invloed op het arbeidersmilieu in te dijken. Op 7 februari 1945 geeft een afvaardiging van de Socialistische Partij aan de Eerste Minister uiting aan hun ontevredenheid over de steenkoolverdeling, de voedselvoorziening, de zwakke ekonomische politiek, de verzwakking van de repressie, het optreden van de katolieke minister van Binnenlandse Zaken en zijn liberale kollega van Landsverdediging. Het antwoord van Pierlot voldoet hen niet. De socialistische ministers nemen ontslag en brengen het kabinet Pierlot ten val.
Op 12 februari vormt Achilles Van Acker zijn eerste regering van nationale unie, opnieuw met de kommunisten die de portefeuilles van volksgezondheid en bevoorrading toegewezen krijgen. Om het hoofd te bieden aan de toestand vraagt en verkrijgt de regering op 24 maart vol- | |
| |
machten voor een periode van zes maanden.
| |
En de koning?
Bij de bevrijding was ook de Britse regering in het bezit gesteld van een kopie van het Politiek Testament van Leopold III. Sinds juni 1944 is iedereen onwetend omtrent de plaats waar koning Leopold door de Duitsers gevangen wordt gehouden. Begin 1945 is het duidelijk dat het einde van de oorlog nog slechts een kwestie is van maanden of weken, en dat de bevrijding van de koning elk ogenblik verwacht kan worden.
Op 26 maart 1945 heeft er te Brussel een eerste overleg plaats over dit probleem tussen de Amerikaanse en Britse ambassadeurs en generaal Erskine, geallieerd bevelhebber voor België. Op 3 april hebben zij voor het eerst een onderhoud over hetzelfde onderwerp, met premier Van Acker, en minister Spaak. Men komt overeen dat zodra de geallieerden de verblijfplaats van de koning ontdekt hebben, ze de Belgische regering hierover zullen inlichten, dat de geallieerden Leopold zullen verzoeken een verblijfplaats uit te kiezen en daar te wachten tot een regeringsdelegatie met hem kontakt opneemt. Ook wordt beslist hoe deze delegatie zal worden samengesteld.
Vanaf april leggen neutrale landen (Zwitserland, Zweden) met de Duitsers kontakten, om de koninklijke familie, de koning (en andere vooraanstaande Franse personaliteiten als bijv. Leon Blum) tegen krijgsgevangenen uit te wisselen. Op 12 april deelt een Zweedse krant mee dat Leopold III zal abdikeren en zich in Zweden zal vestigen. Op 15 april brengt een radio onder Duitse kontrole het bericht dat de Zwitsers-Duitse bespreking over de uitwisseling van de koning tegen krijgsgevangenen afgesprongen zijn. Op 24 april meldt het agentschap Reuter de bevrijding van de koning, de volgende dag bevestigt radio Oslo (onder Duitse kontrole) dit bericht. Maar het blijkt achteraf onjuist te zijn.
Reeds op 10 april publiceert Victor Larock in Le Peuple een Avertissement nécessaire waarin hij van mening is dat de terugkeer van de koning niet automatisch het herstel van zijn gezag moet inhouden. Op 25 april heeft hierover op initiatief van Kamervoorzitter Van Cauwelaert, een gedachtenwisseling plaats tussen de voorzitters van de partijen.
En dan plots op 2 mei publiceert het Bureau van de Socialistische Partij, in afwezigheid van P.-H. Spaak, een kommuniquee waarin zij haar standpunt tegenover de koning bekend maakt: ‘Buiten elke partijdige overweging, is het bureau van oordeel dat het belang van het land, van zijn morele eenheid, en de stabiliteit zelf van het regime, de Socialistische Partij ertoe aanzetten zich tegen de automatische machtsoverdracht te verzetten en alle initiatieven te treffen of te steunen die er toe strekken van de koning de beslissing te verkrijgen af te treden’.
Daarmee is de ‘kwestie van de koning’ (la Question du roi later la Question royale) officieel gesteld.
Dezelfde 2 mei meldt de Amerikaanse ambassadeur te Brussel Sawyer, aan zijn Staatssekretaris het volgende: ‘Nagenoeg de algemene opinie is dat sommige dingen nodig zijn vóór 's konings terugkeer: 1. De koning moet tenminste 2 Duitsgezinden uit zijn omgeving afdanken (Zeker wordt hier zijn kabinetssekre- | |
| |
De regeringsdelegatle die zich op 9 mei 1945 naar Salzburg begaf: v.l.n.r. A. Van Acker, P.H. Spaak, Ch. du Bus de Warnaffe, L. Mundeleer en E. Lalmand.
taris graaf Cappelle bedoeld en misschien zijn kabinetschef Frédéricq); 2. Hij moet zijn inzicht te kennen geven het land te leiden in de geest en volgens de letter van de Grondwet; 3. Hij moet duidelijk stelling nemen voor de geallieerden en tegen elke totalitaire ideologie’. Tevens deelt de ambassadeur mee dat het vooral vrijzinnige Waalse ekstremisten zijn die tegen de koning zijn en katolieke Vlamingen die ervoor zijn; en dat de Belgische regering voortdurend bij de geallieerden aangedrongen heeft op een spoedige bevrijding van de vorst.
Op 5 mei publiceert ook het voorlopige bureau van de C.V.P. een dagorde, waarin verklaart wordt dat de C.V.P. ‘ten zeerste aan de dynastie gehecht, onderlijnt dat de eerbied voor de grondwet eist dat de koning, door het feit van zijn bevrijding, met het volste recht zijn verheven functie zou hernemen’.
Op 7 mei wordt koning Leopold te Strobl in Oostenrijk bevrijd.
Wat is er gebeurd tussen september 1944 en mei 1945? Essentieel twee feiten: de unionistische regering is, om veiligheidsredenen in botsing gekomen met de machtige Kommunistische Partij. Deze partij vormt een ernstige bedreiging voor de linkervleugel van de Socialistische Partij. Daarom moeten de Socialisten zich distanciëren van de andere traditionele partijen, teneinde het vertrouwen van de arbeidersmilieus te herwinnen. Een andere overweging die hen zal geïnspireerd hebben is de bekommernis de vele plannen die zowel in het bezette gebied als te Londen uitgewerkt werden en die allen een versterking van de uitvoerende macht, ten nadele van de wetgevende beoogden, te dwarsbomen door het herstel van het traditionele en demokratische parlementair regime. Uitgaande van meningsverschillen hoofdzakelijk op het ekonomische vlak, moeten zij, wanneer zij het regeringsbeleid in handen krijgen - en dus ook het ekonomische beleid -, een ander vlak zoeken om zich te distanciëren. Zo ontmoeten zij een probleem dat vooral aan uiterst linkse zijde gesteld wordt om velerlei principiële en ook sentimentele redenen: de houding van de koning voor en tijdens de oorlog, - waarover in C.V.P.-middens trouwens ook geen eensgezindheid bestaat. Niettemin reageert de leiding van de C.V.P. evenzeer om principiële en nog meer sentimentele redenen, en neemt een diametraal tegengestelde houding aan.
Het probleem stelt zich echter niet onmiddellijk op het zuiver politieke vlak, aangezien de katolieke ministers pas op 17 juli uit de regering treden, maar wel op juridisch en grondwettelijk terrein. Zoals vaak in België valt dit meningsverschil echter grotendeels samen met een ideologische en zelfs een taalkundige tegenstelling, waardoor het heel andere vlakken raakt van de publieke sensibiliteit. En bovendien wordt dit meningsverschil
| |
| |
publiek gesteld op een ogenblik dat psychologisch bijzonder geladen is.
| |
Het schaakspel Leopold III - Achilles Van Acker.
Het einde van de oorlog (8 mei) valt samen met de bevrijding van de koning, maar ook met de bevrijding van de koncentratiekampen, en de terugkeer in het land van politieke gevangenen, die de spontane afkeer van de bevolking voor al wat Duits en Duitsgezind was fel doet oplaaien. (Er worden weer doodvonnissen uitgesproken en voltrokken.)
Op 9 mei vertrekt een Belgische delegatie onder leiding van Prins Karel en A. Van Acker, met vertegenwoordigers van alle partijen naar Salzburg om er koning Leopold te ontmoeten. Overeenkomstig het akkoord met de geallieerden vraagt Eerste Minister Van Acker aan de koning zijn omgeving te zuiveren, voor het parlement zijn inzicht te kennen te geven te handelen volgens de geest en de letter van de Grondwet en politieke konsultaties te houden teneinde zich te vergewissen van de toestand in België en van de politieke verdeeldheid. Alle leden van de delegatie zijn het over deze punten eens.
De gezondheidstoestand van de koning laat echter niet toe dat hij onmiddellijk naar België terugkeert. Dat het niet om een ‘diplomatieke ziekte’ ging wordt door Van Acker op 14 mei aan de Amerikaanse ambassadeur Sawyer bevestigd. De koning is een zenuwinzinking nabij na de levensgevaren die hij de laatste dagen van zijn gevangenschap doorstaan heeft. Pas in 1949 zal Van Acker voor een parlementaire kommissie bekend maken dat de koning hem tijdens een persoonlijk onderhoud toevertrouwd had dat hij niet binnen de maand naar België zou terugkeren. Van Acker kreeg echter het verbod dit ook maar aan iemand - inbegrepen de Prins Regent - mee te delen.
Op verzoek van de koning dienen alle hofdignitarissen op 16 mei hun ontslag in. Dit zal pas op 4 juni - veel te laat - bekend gemaakt worden.
Het feit dat de delegatie zonder de koning uit Salzburg terugkeert veroorzaakt grote deining in het land. De voorstanders van de koning zien er een manoeuvre in van de regering, de tegenstanders willen van het geboden respijt gebruik maken om hun doelstellingen te bereiken. Over het hele land worden aan beide zijden kampanjes georganiseerd. Op 14 mei publiceert het Centraal Komitee van de Kommunistische Partij een kommuniquee waarin het vaststelt dat ‘de reactionnaire krachten van het land zich van het probleem van de terugkeer van de koning meester gemaakt hebben, en alles in het werk stellen om er een bron van verdeeldheid en onenigheid onder de democraten van te maken, en rond de koning alle elementen willen verenigen die er van dromen een neofascisme in te stellen, dat zij pogen door een handig manoeuvre de verraders te redden, de incivieken en de grote kollaborateurs, door ze te dekken met de persoon van de koning en de onvoorwaardelijke terugkeer van deze laatste’. Het kommuniquee kondigt een uitgebreide aktie aan om deze plannen te doen mislukken.
Dit kommuniquee raakt zeker enkele gevoelige plekken en het plaatst het probleem van de terugkeer op het vlak van de rechtvaardiging van de houding tijdens de oorlog.
De toestand in het land wordt revolution- | |
| |
De Amerikaanse ambassadeur Sawyer en Premier A. Van Acker begroeten President Roosvelt te Melsbroek in juli 1945.
nair. Stakingen brengen de ekonomische heropbloei in het gedrang. Premier Van Acker beslist op te treden, en vaardigt voor drie maanden een stakingsverbod uit. Slechts onder bedreiging van massaarrestaties, inbeslagname van hun dagbladen en hevige anti-kommunistische propaganda blijven de kommunistische ministers in de regering. Op 18 mei deelt Sawyer aan de Amerikaanse Staatssekretaris mee dat een revolutie in België niet uitgesloten is. Hij omschrijft opnieuw de twee kampen: tegen de koning zijn de Walen, de armen en het verzet; voor de koning de Vlamingen, de rijken en de kollaborateurs: ‘In a way he typifies their problem and their state of mind’... De ambassadeur zag het niet zo verkeerd... Op 28 mei verklaart de liberale volksvertegenwoordiger Charles Janssens tijdens een meeting te Brussel dat Leopold III ‘de grootste inciviek is die wij gekend hebben’.
Op 5 juni brengt Van Acker een tweede bezoek aan de koning en op 11 juni een derde. Hij licht hem in over de publieke opinie en de ekonomische toestand.
Ondertussen is de socialistische pers begonnen dokumenten te publiceren die bezwarend zijn voor de houding van de koning tijdens de oorlog, zoals bijvoorbeeld, op 12 juni het facsimilé van een telegram van Hitler waarin deze de koning dankt voor zijn gelukwensen naar aanleiding van 's Führers verjaardag in 1941. De weerlegging van al deze echte en soms valse dokumenten zal uiteraard altijd achteraf komen, en allerlei polemieken uitlokken, die tenslotte alleen degenen overtuigen die overtuigd willen worden. Op 12 juni nemen de geallieerden, terwille van de toestand in België een belangrijke beslissing: de terugkeer van de koning naar België zal niet door hen verzekerd worden. Ongelukkig genoeg wordt deze beslissing door een ondergeschikte aan de Amerikaanse troepen in de streek van Trier doorgegeven in de vorm van een bevel aan de koning de doortocht te beletten. Het bevel verrast zowel Premier Van Acker, die er geen voorkennis van had, als het geallieerde opperbevel, dat het zo niet had bedoeld, en wordt van hogerhand onmiddellijk gerapporteerd, omdat de geallieerden ten allen prijze willen vermijden de indruk te wekken dat Leopold nu hun gevangene is. Zij willen zich in de Belgische binnenlandse aangelegenheden niet mengen maar zijn wel bezorgd voor hun verbindings- en bevoorradingswegen die door België lopen. Vandaar dat ze de kaart van de regering spelen.
Op 14 juni wordt Van Acker opnieuw door de koning naar Salzburg ontboden, ditmaal in gezelschap van diens nieuwe sekretaris, Jacques Pirenne. Leopold deelt aan de Eerste Minister mee dat hij besloten heeft naar het land terug te keren. Van Acker legt zich neer bij deze beslissing, maar wijst op alle moeilijkheden die zij met zich mee zal brengen. Hij ver- | |
| |
klaart zich niettemin principieel bereid een nieuwe regering te vormen, of zo mogelijk de huidige regering te handhaven, en neemt met de koning de tekst door van de troonrede die deze wil uitspreken na zijn terugkeer. In de voormiddag van zaterdag 16 juni brengt Van Acker bij Sawyer verslag uit over zijn bezoek aan de koning en verzoekt de geallieerden een vliegtuig ter beschikking van de koning te stellen die vermoedelijk de volgende maandag, 18 juni, zal terugkeren.
In de namiddag van 16 juni wordt een kabinetsraad gehouden, en daarna het volgende verrassende kommuniquee gepubliceerd: ‘De Eerste Minister heeft de Ministerraad op de hoogte gebracht dat de koning het voornemen heeft, binnenkort naar België terug te keren. De regering kan de verantwoordelijkheid niet nemen van de gebeurtenissen die zich onvermijdelijk in het land zullen voordoen zodra de koning er is teruggekeerd. In die omstandigheden heeft zij haar ontslag aan de Regent aangeboden, er aan toevoegend dat het haar onmogelijk zou zijn de lopende zaken af te handelen van zodra de koning in het land zal zijn teruggekeerd. Deze lopende zaken omvatten immers noodzakelijkerwijze de handhaving van de openbare orde en de politieke verantwoordelijkheid voor de woorden die de koning zal uitspreken. De regering dringt er ten zeerste op aan dat de koning een regering zou vormen vóór zijn terugkeer in het land’. Volgens de verklaringen van een lid van de regering zou Van Acker tijdens deze kabinetsraad zonder nadere uitleg aan de ministers gevraagd hebben ontslag te nemen om het de koning mogelijk te maken een nieuwe regering te vormen. Dat een regering weigert de ‘lopende zaken’ af te handelen is een uniek feit in de Belgische geschiedenis.
De volgende dag ontvangt Sawyer opnieuw het bezoek van de Eerste Minister, en noteert met verbazing dat deze plotseling van gedachte veranderd is, en nu aan de geallieerden vraagt geen vliegtuig ter beschikking van Leopold te stellen, tenzij de Belgische regering hen hierom verzoekt. Toch meent de ambassadeur in zijn nota aan de Amerikaanse Staatssekretaris dat, indien de koning zelf om een vliegtuig verzoekt, hem dit niet geweigerd kan worden op het gevaar de indruk te wekken dat Leopold de gevangene is van de geallieerden. Het Staatsdepartement reageert hierop op 18 juni met de beslissing dat indien de regering om een vervoermiddel voor de koning verzoekt, dit onmiddellijk zal worden toegestaan, indien de koning zelf dit doet, moet er uitdrukkelijk aan Washington gerefereerd worden. Op 21 juni zal generaal Erskine aan Jacques Pirenne verduidelijken dat de geallieerden de koning eventueel zullen eskorteren tot aan de Belgische grens maar niet verder. De Belgische troepen, die nog steeds onder geallieerd opperbevel staan zullen niet ter beschikking van de koning worden gesteld.
Voor een voldongen feit geplaatst, verzoekt de koning op 17 juni A. Van Acker een nieuwe regering te vormen. Deze weigert en motiveert in een brief aan de koning zijn weigering als volgt: het permanent komitee van de Liberale Partij heeft zich met 88 tegen 3, bij 3 onthoudingen, uitgesproken voor de troonsafstand van de koning om hiermee aan de verdeeldheid in het land een eind te maken. De Katolieke Partij heeft besloten in de regering te blijven zetelen, ook als
| |
| |
De Koningskwestie groeide uit tot een gepassioneerd debat.
de koning abdikeert, en de katolieke ministers die enkele dagen geleden nog voorstanders waren van 's konings terugkeer zijn, in het belang van het land en van de dynastie, nu voorstanders van een abdikatie. In die omstandigheden ziet Van Acker niet de mogelijkheid om de koning op een konstitutionele wijze op de troon te houden.
Later zal Van Acker verklaren dat zijn plotselinge ommekeer gemotiveerd was door het feit dat hij vernomen had dat de koning buiten het weten van de Eerste Minister parallelle besprekingen aangegaan was met Belgische personaliteiten. Een feit dat zich in 1950 zou herhalen. Voor iemand als Van Acker deed dit de deur dicht.
Nu begint de koning een hele reeks personaliteiten te konsulteren, die telkens door bemiddeling van de regering naar Oostenrijk worden getransporteerd, zozeer zelfs dat ambassadeur Sawyer op 19 juli er bij zijn overheid op aandringt Leopold uit de Amerikaanse bezettingszone te verwijderen, omdat zijn verblijf aldaar veel te duur is in verband met de vele luchtreizen die noodzakelijk geacht worden. Sawyer wijst er ook op dat aan het koninklijk huis grotere rantsoenen worden toegekend dan aan de Amerikaanse legerhospitalen...
Op 19 juni gooit de parlementaire rechterzijde het over een andere boeg en bevestigt in een dagorde haar trouw aan de koning, maar dringt aan op algemene verkiezingen waarbij ook aan de vrouwen stemrecht zou worden verleend. Niettemin zullen afgevaardigden van de rechtervleugel van Kamer en Senaat, - op baron Moyersoen na - op 25 juni aan Van Acker verklaren dat de onmiddellijke terugkeer van de koning niet wenselijk is.
De regering, en in de eerste plaats de Socialisten zijn beducht voor verkiezingen, vooreerst omwille van de sterke invloed van de Kommunistische Partij, maar ook omwille van de juridische problemen die deze verkiezingen stellen: de herziening van de kiezerslijsten, en het feit dat aan de kollaborateurs nog steeds het stemrecht niet werd ontzegd. Het vrouwenstemrecht, - dat vanzelfsprekend in het voordeel van de koning moet werken -, vraagt daarbij een grondwetsherziening, en daartegen is het land in de huidige toestand niet opgewassen. Ook de rechterzijde ziet dit in, en rektificeert op 5 juli haar schot in die zin, dat zij vraagt onder de mannelijke en vrouwelijke bevolking boven de 21 jaar een volksraadpleging te houden, waartoe het parlement kan beslissen, en dat men de herziening van de kiezerslijsten zou bespoedigen om algemene verkiezingen mogelijk te maken.
Na talrijke konsultaties schrijft de koning op 14 juli aan de Prins Regent een brief
| |
| |
waarin hij zijn beslissing meedeelt niet te zullen abdikeren en niet naar het land terug te keren voor algemene verkiezingen hebben plaats gehad.
Daarop trekt de regering van Acker haar ontslag in maar geeft toe aan de socialistische eis over de gebeurtenissen een parlementair debat te houden. De Socialisten waren in het bezit gekomen van bezwarende dokumenten, zoals het verslag van het onderhoud te Berchtesgaden tussen Leopold en Hitler, door Hitlers vertaler Schmidt opgemaakt. De katolieke ministers zijn het niet eens met deze toegeving van de Eerste Minister en nemen op 17 juli ontslag. Dezelfde dag dient Carton de Wiart, namens de C.V.P. bij de Kamers een wetsvoorstel in dat de organisatie beoogt van een volksraadpleging die de koning en het parlement moet voorlichten over de houding van de bevolking tegenover de vorst. Van haar kant dient de regering een wetsontwerp in, dat de interpretatie inhoudt van art. 82 van de Grondwet, dit is het artikel waarop de regering Pierlot zich in 1940 beroepen had om vast te stellen dat de koning in de onmogelijkheid verkeerde zijn grondwettelijke macht uit te oefenen. Nu stelt de regering Van Acker voor dat de beide Kamers in gemeenschappelijke zitting dienen te beslissen wanneer de onmogelijkheid te regeren voor de koning ophoudt te bestaan. Van Acker had waarschijnlijk kennis van het feit dat de koning twee juristen had verzocht een interpretatie te geven van dit artikel van de Grondwet, en dat zij tot de konklusie gekomen waren dat het de Prins Regent toekwam, onder de verantwoordelijkheid en dus op voorstel van de regering, te verklaren wanneer de ‘onmogelijkheid te regeren’ ophield te bestaan. Het zou dus voldoende zijn dat de katolieken de meerderheid vormden in een regering om de koning naar het land terug te brengen. Dat was ook de reden waarom de koning in zijn brief van 14 juli aan de Prins Regent meegedeeld had dat hij zijn terugkeer zou uitstellen tot na de algemene verkiezingen.
Door haar wetsontwerp van 17 juli, dat dezelfde dag door de Kamers en de volgende dag door de Senaat wordt aangenomen, dwarsboomt de regering Van Acker definitief het plan van de koning. Het schuift de Koningskwestie op de lange baan, en betekent ook de definitieve breuk tussen de Socialisten en de Katolieken. De Koningskwestie is voortaan een politiek probleem tussen de partijen. Door het grote debat dat op 20, 24, 25 en 26 juli 1945 in de Kamers wordt gehouden ontaardt het tot een gepassioneerde afrekening met het onmiddellijke verleden, waarbij aan beide zijden waardeoordelen werden uitgesproken over de houding van de tegenstanders tijdens de oorlog, terwijl allerlei echte en ook valse dokumenten ter staving van de argumenten publiek werden gemaakt. Een onverkwikkelijke vuile was. Tussen de twee antagonisten nam alleen de Liberale Partij een houding aan die ons nu voorkomt als de uitdrukking van het gezond verstand - le bon sens belge, natuurlijk. De liberale mandatarissen werden vrij gelaten in hun keuze, maar de partijleiding was van oordeel dat de koning een teken van tegenspraak geworden was voor de Belgen, en dus niet meer de rol kon vervullen die de koningen steeds vervuld hadden, namelijk die van scheidsrechter tussen de partijen. Dat was ook de mening van een beperkt aantal vooraanstaande katolieken, maar terwille van de partijdiscipline werden zij
| |
| |
Op 21 september 1944 legt Prins Karel de grondwettelijke eed af voor de Verenigde Kamers, in aanwezigheid van koningin-moeder Elizabeth en kardinaal Van Roey.
verplicht te zwijgen, en mee te doen aan de stemmingmakerij rond de koning. Deze werd het symbool niet meer van het land, nauwelijks zelfs nog van een politieke partij, maar van een ideologie. Hij werd de ongelukkige vorst, die na zoveel zware tegenslagen te hebben ondergaan in zijn privé-leven, nu door de goddelozen in ballingschap werd gehouden omwille van zijn katolieke overtuiging. Dit komt tot uiting in allerlei hagiografische geschriften zoals Pierre Goemaere's Een dag bij de Koning der Belgen, waarin alleen nog de mirakelen ontbreken om de koning heilig te laten verklaren. De kromstaf van Mechelen en elders waakte er trouwens over dat alle schapen van de ware schaapstal hetzelfde kyrië zongen.
De Vlamingen hebben uiteindelijk de koning in het land doen terugkeren, en een katolieke regering noopte hem na vijf jaar diskussies toch troonsafstand te doen. De houding van de Vlamingen in de Koningskwestie komt ons - nauwelijks twintig jaar later - als onwaarschijnlijk en ongelooflijk voor. Het is een illustratie van wat gebeurt als politici demagogen worden, en met medewerking van morele gezagsdragers persoonlijke refleksie vervangen door slogans. Het is een eksperiment op grote schaal geweest; - en hopelijk het laatste -, van wat eertijds Pavlov met zijn beroemde honden gedaan had: het aankweken van gekonditioneerde refleksen!
| |
Voornaamste bronnen:
- | Recueil de documents établi par le Secrétariat du Roi, concernant la période 1936-1949, Bruxelles 1950 met Addenda en Supplément. |
- | Contribution à l'étude de la Question royale. Evénements, - Documents t. 1-2, Bruxelles (1946-47). |
- | Rapport présenté par le Secrétariat du Roi sur les événements politiques qui ont suivl la libération. Mai 1945-octobre 1949, s.l., s.d. |
- | Foreign Relations of the United States 1945, vol. IV, Washington, Department of State, 1968. |
- | V. Larock, La Question royale. Faits et témoignages, Bruxelles, 1949. |
|
|