Ons Erfdeel. Jaargang 16
(1973)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdHet Nederlands aan de Karl Marx-Universiteit te Leipzig.Einde oktober 1969 herdacht de Nederlandse Afdeling van de Karl Marx-Universiteit te Leipzig de vijftigste verjaardag van haar oprichting. Professor dr. Gerhard Worgt, een leerling van Professor Dr. Theodor Frings en de leider van die afdeling had hiervoor een colloquium ingericht: ‘Niederlandistik und Germanistik’, waartoe hij ook een aantal buitenlanders had uitgenodigd: één Rus (prof. S.A. Mironov), één Fin (prof. E. Erämetsä), drie Nederlanders (Mevr. en prof. A. Weijnen en Dr. D.P. Blok) en acht Belgen (vier uit Leuven: prof. H. Draye, prof. O. Leys, prof. J. Goossens en doc. P. Geerts, drie uit Luik: prof. J. Moors en twee assistenten: Mw. Dr. M. Esch-Pelgroms en drs. J.-P. Willems; één uit Gent: ikzelf). Ook vijf Duitsers, allen oud-leerlingen van professor Frings, hiel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den er een referaat. Ziehier de onderwerpen die er werden behandeld. Dr. D. Stellmacher (Jyväskylä): Die Entwicklung der Niederlandistik in der D.D.R.; Prof. Dr. R. Grosze (Leipzig): In Memoriam Theodor Frings. Die Bedeutung von Theodor Frings für die Entwicklung der Germanistik und Niederlandistik in der D.D.R.; Mw. Dr. habil. G. Schieb (Leipzig). Die Bedeutung der Veldekeforschung für die deutsche und niederländische Philologie; Mw. Dr. E. Linke (Leipzig): Aufgaben der Textkritik, dargestellt nach den Erfahrungen bei der Herausgabe der rheinischen Chanson de Geste ‘Morant und Galie’; Prof. Dr. H. Draye (Leuven): Zweisprachigkeit in Flandern als soziologisches Problem; Prof. Dr. J. Goossens (Leuven): Niederländische Mundarten aus deutscher Sicht; Prof. dr. J. Moors (Luik): Schrijnens Isoglossen van Ramisch in Nederland gekontroleerd en doorgetrokken; Drs. J.-P. Willems (Luik): Het N.-O. van de provincie Luik als overgangsgebied tussen Limburgse en Rijnlandse dialekten; moeilijkheden en perspectieven van het onderzoek; Prof. Dr. W. Pėe (Gent): ‘De bouc vande ambachten’; en het ‘Gespraechbüchlein’; Mw. Dr. M. Esch-Pelgroms (Luik): Over de rechtsterminologie in Grotius' inleiding tot de Hollandse rechtsgeleerdheid; Prof. Dr. A.A. Weijnen (Nijmegen): Woordgeschiedkundige beschouwing over letterkunde; Prof. dr. E. Erämetsä (Jyväskylä): Der englische Einflusz auf den niederländischen Wortschatz des 18.Jahrhunderts; Prof. Dr. O. Leys (Leuven): Infinitivkonstruktionen im Deutschen. Eine Konfrontation mit dem Niederländischen auf transformationeller Basis; Prof. Dr. S.A. Mironov (Moskou): Paradigma en Genus; Prof. Dr. G. Worgt (Leipzig): Genusprobleme im Niederländischen und Deutschen en tenslotte doc. Dr. G. Geerts (Leuven): Het genus van Engelse leenwoorden in het Duits en het Nederlands. Daarbij kwam dan een voordracht van Dr. S. Heiland (Leipzig) over Niederländische Malerei in den Sammlungen der D.D.R., een inleiding tot het bezoek dat 's namiddags werd gebracht aan de afdeling Nederlandse schilderkunst van het Museum voor beeldende kunst van de stad, alsook aan een tentoonstelling van Hollandse tekeningen van tijdgenoten van Rembrandt. Prof. Worgt had ook voor de deelnemers aan het colloquium een uitstap georganiseerd naar Wörlitz en naar Dessau-Mosigkau om er twee oude kastelen met waardevolle schilderijen en meubelen te bezichtigenGa naar eind(1). De Nederlandse afdeling werd kort na de wapenstilstand van de eerste wereldoorlog ingesteld. Als officiële datum geldt voor het begin van de neerlandistiek te Leipzig 1 april 1919. Half november van vorig jaar was ik weer in Leipzig, naar aanleiding van het 125-jarig Jubileum van de ‘Sächsische Akademie der Wissenschaften zu Leipzig’. Toen professor Worgt vernam dat ik de feestelijkheden van de Akademie zou bijwonen, verzocht hij mij een paar onderwerpen voor zijn studenten te behandelen, wat ik dan ook graag heb gedaan. Toen professor Frings nog leefde ging ik vrij geregeld naar Leipzig en Berlijn en hield er voor zijn medewerkers en studenten lezingen over Nederlandse taalkunde en dialektologie. De toestanden zijn in de loop der jaren sterk veranderd. In de D.D.R. werd zoveel mogelijk gecentraliseerd. Zo werd de Karl Marx-Universiteit te Leipzig de enige universiteit in de D.D.R. waar nog aan neerlandistiek wordt gedaan. In 1969 had ik niet de gelegenheid gehad met studenten om te gaan. Nu had ik die wel. Prof. Worgt had mij gevraagd drie kolleges te geven:
Prof. A. Weijnen had er einde oktober ook drie lezingen gehouden over:
Zoals u ziet waren de twee eerste onderwerpen vrij nauw verwant. Prof. Worgt wilde waarschijnlijk aan zijn studenten de standpunten van een Noordnederlander en van een Zuidnederlander laten kennen. Ik vernam daar ook dat in het voorjaar van 1970 drie (West)-Vlaamse letterkundigen - op rondreis in de D.D.R. - insgelijks voor zijn studenten gesproken hadden: Marc Braet over de Moderne Vlaamse letterkunde, Jan van der Hoeven over de lyriek en Paul Vanderschaeghe over het proza. Prof. Worgt bracht ook tijdens het akademiejaar 1970-71 een ‘Blitz’-bezoek aan de Beneluxlanden om de kulturele banden tussen de nederlandssprekende gebieden en de Nederlandse afdeling van de Karl Marx-Universiteit te verstevigen. Ikzelf was in april 1971 nog in Krakau, waar ik de gelegenheid had bij een aantal kollega's mijn licht op te steken over de studie der germaanse talen aldaar. Ook in Po- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
len wordt slechts aan één enkele universiteit Nederlands gedoceerd, nl. te Wroclaw.
Op het colloquium in 1969 had ik kennis gemaakt met een jonge Pool, Stanislav Predota, die ook Nederlands te Leipzig had gestudeerd. Van hem vernam ik dat, zowat 15 jaar geleden, door dr. phil. habil. Norbert Morciniec te Wroclaw een lektoraat Nederlands werd ingesteld, het lektoraat dat St. Predota sinds het akademisch jaar 1968-69 van hem heeft overgenomen. Het is ook Predota die mij onlangs schreef dat Dr. N. Morciniec nu hard aan de samenstelling van een Nederlands-Pools en Pools-Nederlands woordenboek - het eerste! - werkt.
Vorige zomer kreeg ik, vrij onverwacht, het bezoek van een Poolse studente, Zofia Klimaszevska, die een vakantiekursus Nederlands in Nederland had bijgewoond en mijn naam door kollega Weijnen had leren kennen. Zij studeerde Duits te Warszawa en was, om zich verder in de germanistiek te bekwamen, naar Leipzig gegaan. Prof. Weijnen had ze mij gezonden omdat zij in Leipzig een een skriptie werkte over de betekenis en het gebruik van de verkleinwoorden in het Pools en in het Nederlands. Van haar vernam ik dat wie in de Poolse universiteiten Duits of Engels als hoofdvak kiest een andere germaanse taal als bijvak moet nemen: Deens, Fries, IJslands, Nederlands, Noors, Zuidafrikaans of Zweeds. Al die talen worden er echter niet gedoceerd. In Polen wordt het Nederlands enkel te Wroclaw, in de D.D.R. alleen te Leipzig en in de U.S.S.R. slechts te Moskou onderwezen. Wie Duits als hoofdvak heeft gekozen, gaat naar Leipzig, de roemrijke wieg van de germanistiek, om zich verder in die taal te bekwamen en vermits daar een Nederlandse afdeling bestaat, die insgelijks een goede faam geniet, en het Nederlands daarenboven de nauwst verwante taal is van het Duits en bovendien veruit de belangrijkste van de kleine germaanse talen (± 18 miljoen), kiezen verscheidene onder hen het Nederlands als bijvak. De Duitsers daarentegen kunnen in de D.D.R. met onze taal weinig aanvangen - daar zij nergens in het M.O. wordt onderwezen - behalve dan voor wetenschappelijke of zekere praktische doeleinden. De meeste neerlandici te Leipzig zijn meisjes. In het geheel zijn er negenentwintig studenten die de kolleges Nederlands volgen.Ga naar eind(2) Van die 29 zijn zestien beginnelingen: uit Polen, de Sovjet-Unie en één uit Ghana. Die Ghanees komt Duits studeren te Leipzig en heeft dan maar het Nederlands als bijvak gekozen. Laat ik er hier even op wijzen dat ook te Leipzig het Herder-Instituut gevestigd is. Daar komen alle studenten uit de Aziatische en Afrikaanse ontwikkelingslanden om zich in de kortst mogelijke tijd vertrouwd te maken met het Duits, de taal waarin de kolleges worden gegeven. Zij moeten in ten hoogste twee jaar in staat zijn de kolleges in de Duitse taal te volgen. Gedurende het eerste jaar maken zij kennis met het alledaagse Duits, tijdens het tweede verdiepen zij die kennis en worden zij ook ingewijd in de terminologie van de vakken die zij moeten volgen. Ik heb dat instituut - nu zowat 15 jaar geleden - in zijn kinderschoenen gekend. Ik had gehoord dat het zich sindsdien tot een uiterst modern en doeltreffend taalinstituut had ontwikkeld, met eigen metodes en verrassende resultaten. Laat ik u alleen zeggen dat er zowat 400 studenten zijn, die in groepen van 8 tot 10 zijn ingedeeld (dat is dan ook een maksimum), dat er 150 docenten aan dat instituut zijn verbonden en dat een aantal van hen zich in de eerste plaats aan onderzoek wijden. Maar laat ik terugkomen tot het Nederlands. Naast die 16 beginnelingen zijn er nog 5 gevorderden, allen studenten uit de D.D.R.: twee geologen, een teoloog, een geneeskundige en één germanist. Tenslotte nog acht meer gevorderden: vier uit Polen, twee uit de Sovjet-UnieGa naar eind(3) en twee gaststudenten uit de D.D.R. (redaktrices bij Leipziger uitgeverijen).
Welk is nu het leerprogramma voor het Nederlands te Leipzig?
Al die docenten zijn oud-studen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten van professor Frings, wat een waarborg is voor hun degelijkheid en hun belangstelling voor het Nederlands.
Gotthard Lerchner publiceerde met Frings een zeer belangrijke studie over Niederländisch und niederdeutsch - Aufbau und Gliederung des Niederdeutschen, verschenen in 1966 bij het Akademie-Verlag te Berlijn. Frings was toen tachtig jaar oud!
Gabriele Schieb was de trouwe medewerkster van haar meester. Zij gaven samen Henric van Veldekens Sente Servas - Sanctus Servatius (Max Niemeyer-Verlag, Halle-Saale, 1956, 307 blz.) uit en zijn Eneide dl. I (Akademie-Verlag, Berlin, 1964) met een inleiding van meer dan 100 bladzijden en 949 bladzijden tekst met voetnoten. Dl. II, dat de titel draagt ‘Untersuchungen’ en grootstendeels het werk is van Gabriele Schieb, verscheen in 1965 en beslaat 609 blz. Gabriele Schieb is buitenlands erelid van de Kon. Vlaamse Akademie voor Taal- en Letterkunde.
De direkteur van de Nederlandse afdeling, prof. dr. Gerhard Worgt, behaalde zijn aggregatie hoger onderwijs met een proefschrift over de Engelse invloed op het Nederlands. Hij werkt op dit ogenblik aan een nieuwe Duitse uitgave van de Max Havelaar, met een nawoord en ik vernam dat zij eerlang het licht zal zien. Voor enkele maanden verscheen bij het VEB Verlag Enzyklopädie te Leipzig een Sprachführer Deutsch-Niederländisch, bewerkt door prof. dr. Gerhard Worgt. Het is een heel kleine oktavo-uitgave van 13,5×9 cm en zeer dun, maar het werkje telt 227 bladzijden en hoewel het gebruikte korps ook zeer klein is, is het biezonder goed leesbaar. Men ziet wel dat de drukkers- en uitgeverstraditie in Leipzig niet teniet is gegaan. In de inleiding kan men lezen dat het bestemd is voor Duitse reizigers die zich naar Nederland of Vlaanderen begeven of die door hun beroep met Nederlandssprekenden in aanraking komen. Het is een pretentieloos boekje, maar als men erin grasduint, ziet met onmiddellijk hoeveel stof en hoeveel kennis erin steekt. Helga Diersch-Rohde is de jongste van de ploeg. Zij is meer literair georiënteerd, maar dat belet niet dat ook zij zich inspant om een zo korrekt mogelijk Nederlands te spreken en te onderwijzen. Voorts wordt er ook nog veel aandacht besteed aan de Nederlandse kultuur in ruimere zin. Zo houdt Dr. Heiland in het Museum voor beeldende kunsten inleidingen over de Nederlandse schilderkunst en ieder jaar heeft een geleid bezoek plaats van de schilderijenmusea in Schwerin, Dresden of Dessig-Mosigkau. Een medewerker aan het Instituut voor Muziekwetenschap houdt voordrachten over de Nederlandse muziek (met bandopnamen).
Vanaf de herfst van 1972 zal een Leipziger historicus om de twee jaar, gedurende één semester, een kollege geven over de geschiedenis der Nederlanden. Totnogtoe gaf prof. Worgt een beknopt overzicht ervan.
Mijn vrouw en ik hebben gedurende die enkele dagen te Leipzig lange en leerrijke gesprekken gehad met die meisjes uit Polen, de Sovjetunie en de D.D.R. Wij hebben ons verheugd over hun kennis van en hun belangstelling voor onze taal. Het hangt alleen van ons af om die belangstelling te doen groeien.
Tijdens mijn laatste jaren aan de Gentse universiteit hebben verscheidene buitenlandse afgestudeerden hun interesse betoond voor het Nederlands: Dr. Arwed Spreu (Berlijn), Dr. Marron C. Fort (V.S.), de twee Goudsmits (Kopenhagen), Irina Morosova (Moskou), alsook twee Engelse meisjesstudenten en Marja Kinimäki, een Finse, die uitstekend Nederlands schrijft en bovendien liefde [heeft] gekregen voor het Kultuurgoed van de Lage Landen bij de zee. De belangstelling voor een taal hangt van vele faktoren af. Ze kan literair of taalkundig zijn, zij kan geïnteresseerd zijn of louter dweperij. Zij kan echter ook diepere atavistische roerselen hebben. Wie een taal doceert, hetzij literair, hetzij taalkundig, moet er in de eerste plaats voor zorgen dat hij zijn studenten niet verveelt. En dat is vooral waar voor het leren van een vreemde taal. Professor Worgt is een zeer levendig man, met een uitgebreide kennis van het Nederlands, zowel van het Zuid- als van het Noordnederlands, en een niet te onderschatten zin voor humor. Ik heb hem nooit les horen geven, maar ik hoop dat die even prettig zijn als de gesprekken die men met hem voert. Is dat zo, dan ziet de toekomst van het Nederlands er te Leipzig rooskleurig uit. Willem Pée |
|