Brugse konservatorium. Daar moest men de boeken lenen via de direkteur. Zo kwam hij in kontakt met Jozef Ryelandt, die hem in 1938 voorstelde een nieuwe kursus te geven, nl. in muziekgeschiedenis. Aarzelend aanvaardde hij die opdracht, die hij echter tien jaar lang met een onverdroten werkijver en geesdrift zou uitvoeren. In 1948 verwisselde hij ze voor dezelfde funktie aan het Koninklijk Conservatorium van Gent, waar hij in 1968 met pensioen ging.
Intussen hadden vrienden hem aangespoord een boek over muziekgeschiedenis te schrijven. Dat terrein lag bij ons nog volkomen braak; in muziekscholen en konservatoria bestond bovendien een dringende behoefte aan zo'n werk. Hoewel dr. Marcel Boereboom zich aanvankelijk niet opgewassen voelde voor zo'n taak, liep hij toch jaren lang rond met het plan zo'n handboek samen te stellen. Als lesgever voelde hij beter dan wie ook de nijpende behoefte eraan. Zijn konservatoriumlessen en -voorbereidingen legden de ideale en stevige basis waarop een dergelijk werk kon worden uitgebouwd. In 1947 verscheen bij de Nederlandsche Boekhandel te Antwerpen het Handboek van de muziekgeschiedenis. Ook met die uitgave heeft dr. Marcel Boereboom echt pionierswerk geleverd. Door zijn opleiding als klassieke filoloog interesseerde hij zich uitermate voor de literatuur en de kunsten in het algemeen. De neerslag van die houding vinden we in het handboek terug. Dr. Marcel Boereboom beperkt zich inderdaad niet tot de strikte muziekgeschiedenis. Zijn bedoeling gaat verder. Hij wil de leerling ook in de algemene kultuurstroom van elke periode inwijden en hem in kontakt brenmet de artistieke opvattingen en produkten uit de andere kunsttakken. Daarom leidt hij elke periode in met een beknopte maar uiterst overzichtelijke en precieze beschrijving van de algemene geestesgesteldheid, de literatuur en de plastische kunsten. ‘Om de muziek niet te isoleren van de grote geestesstromingen, wordt betrekkelijk veel plaats afgestaan aan algemene kultuurfeiten’, zo lezen we in het voorwoord tot de eerste uitgave.
Het feit dat dit handboek tans zijn derde uitgave beleeft, bewijst voldoende dat het in ons taalgebied een grote leemte heeft gevuld, en dat de inhoud zowel door de muziekliefhebber als door de muziekstudent sterk gewaardeerd wordt. Die derde uitgave verschijnt tans in vier afzonderlijke delen, respektievelijk gewijd aan: 1. middeleeuwen en renaissance (reeds verschenen), 2. barok, rococo en klassicisme (januari 1973), 3. romantiek (februari 1973), 4. twintigste eeuw (maart-april 1973). Alhoewel het uiterlijk volkomen veranderd is, bleven opzet en inzicht dezelfde. De inhoud werd aangevuld, en waar nodig volgens de recente musikologische ontdekkingen verbeterd. Zo krijgen in het eerste deel ook de ‘dil minores’ uit de Engelse en de Nederlandse renaissance een ruimere beschrijving.
Het voornoemde muziekhistorische standaardwerk is niet het enige werk dat dr. Marcel Boereboom schreef. Hij zorgde in 1948-1951 voor de meesterlijke Nederlandse vertaling van de tweedelige Geschiedenis van de muziek in de Nederlanden, geschreven door die andere musikologische persoonlijkheid Charles van den Borren. In 1962 nam hij de leiding op zich van de reeks Leren luisteren. In de reeks handboekjes in muziekbeluisteren verzorgde hij zelf een even diepgaande als duidelijke analyse van Brahms' vierde symfonie (nr. 1) en Bachs Goldbergvariaties (nr. 6).
Ontelbaar zijn de vele bijdragen die hij in weekbladen en tijdschriften publiceerde, en de even zovele lezingen en spreekbeurten die hij over het hele Vlaamse land hield. Van 1930 tot 1972 werkte hij mee aan de ‘Schoolradio’; het ‘Derde programma’ van de BRT deed vanaf zijn oprichting een beroep op hem voor inleidende kommentaren. De onderwerpen die hij behandelde waren al even verscheiden. Dr. Marcel Boereboom heeft zich nooit beperkt tot één enkele muziekhistorische periode, tot één bepaalde komponist of één specifiek genre. Hem interesseert de gehele muziekgeschie-