bewustzijn van de verantwoordelijkheid door anderen.
Wat tijdens de boeiende lektuur dadelijk opvalt, is de bezielde inleving van de auteur in de oersfeer. De woord- en beeldkeus is niet langer westers, de stijl zelf is primitief geladen (b.v. het aanwenden van hoofdzakelijk korte, enkelvoudige zinnen). Het boek ademt de lucht van leven en dood, liefde en haat, dé tema's van alle universele kunst.
Vooral Tshibinda beweegt zich door de talrijke, vaak poëtisch beschreven taferelen, als een mytische held die door zijn uiteindelijke en in zekere zin tragische bestemming wordt aangezogen. Hij is de mens die zich ontworstelt aan zijn milieu en aan zichzelf, zijn moeder noemde hem haar ‘kleine kameleon’... Hij is de verandering, de evolutie, de vrije wil. Magisch wordt zijn bestaan beheerst door de geest van Kongolo Mwamba - met als symbool de regenboog - die zijn vader vermoordde en zijn moeder levend liet begraven; en door de geest van Tshibinda de Magiër, de raadselachtige oudoom van zijn moeder. ‘Zijn overwinning op Kongolo Mwamba betekent zijn dood, en dit einde is de logica zelf’, schrijft André Claeys me. ‘Zonder de overwinning van het kwaad in zichzelf, had hij zijn zoon kunnen doden, in plaats van door deze gedood te worden. Tshibinda is de objectieve rechtvaardigheid, en zijn dood is de subjectieve rechtvaardigheid van mensen en geesten’. Inderdaad, de Moeloebajager symboliseert de primitieve rechtvaardigheid die in onze bureau- en technokratitische wereld teloor gegaan is, hij is een geïdealiseerd stukje natuurmens... In dat heimwee naar de geschonden zuiverheid vindt Onder het teken van de regenboog wellicht zijn oorsprong...
Nostalgie vertroebelt de werkelijkheid. In die zin geeft het boek van Claeys ons een vertekend beeld van de neger, maar dat doet het werk van Geeraerts minstens evenzeer. Niet op grond van objektiviteit en eksaktheid, waardeer ik zowel het ene als het andere, maar als literaire schepping, en ook als een aangrijpend getuigenis van het geloof of ongeloof in de mens. Van op een afstand ervaren wij de mensen en dingen anders, meestal mooier dan wanneer we er
André Claeys (foto Jean Mil).
midden in zitten. Dat erkent ook Claeys voor wie het schrijven van dit boek ‘één grote vakantie was in een streek en bij mensen waar ik eens de gelukkigste en - denk ik - de vruchtbaarste periode van mijn leven heb geleefd’.
Ook om een andere reden mag de neger uit Onder het teken van de regenboog niet als een prototype beschouwd worden van alle negers. De toestanden bij de Aloe-oenda zijn niet generaliserend te betrekken op geheel Kongo dat een verzameling is van een groot aantal verschillende volkeren tussen wie men evenveel onderscheid moet maken als tussen de blanke Zweed, de blanke Spanjaard, de blanke Rus... De kloof tussen Baloeba, Watutsi, Aloe-oenda en Bakongo is minstens even groot. De diskriminatie tussen de verschillende volkeren van Zaïre die zich uit in een enorme stammenhaat, is groter dan de diskriminaties zwart-blank, rood-blank, bruin-blank, aldus Claeys, die van 1948 tot 1955 gewestbeambte was in de streek van de Aloeoenda en nadien direkteur van een gevangenis in Kasaï tot 1960.
Onder het teken van de regenboog is een zuiver epos, met alle karakteristieken vandien: brede, rustige toon, grootse gebeurtenissen, voltooide verhaaltrant, uitbeelding (niet analyse) van de karakters, inwerking van bovenaardse krachten op de handelingen van de personages... Reeds in Het duistere Rijk en Zonen van Cham was het duistere, het magische een onvervreemdbaar aspekt van het Afrika dat André Claeys oproept. Ook in dit nieuwe boek zweven voortdurend de schimmen van voorouders, halfgoden, legendarische helden, natuurkrachten e.d.; zelfs dieren en zaken dragen een soort magische kracht in zich... Deze latente aanwezigheid van het fatum, samen met het hierboven vermelde epische aspekt van het werk, maakt van Claeys een Kongoschrijver die noch met de entoesiaste Geeraerts, noch met de wrange Brondeel, noch met enig ander Kongoauteur te vergelijken is.
Claeys heeft een eigen watermerk, autentiek genoeg om bij de erkende literatuur gerekend te worden. Voor mij was Onder het teken van de regenboog een prettige openbaring.
Frans Depeuter