gevormd worden door Engeland, de grote Nederlandse havens, de Ruhr, Zwitserland en Noord-Italië. Ook de bewegingen en evoluties binnen deze reusachtige groeipool kennen een aanzienlijke groei.
Er zijn vanzelfsprekend nog andere krachtlijnen zichtbaar:
- De tekstielindustrie, begunstigd door de nabijheid van steden als Brugge, leper en Robeke, waar al vanaf de Middeleeuwen de wol massaal geïmporteerd werd uit Engeland en Schotland, kwam tot een grote bloei in Noord-Frankrijk.
- De eksploitatie van het steenkoolbekken, dat feitelijk de voortzetting is van het Belgische, het Rijn- en het Westfaalse bekken, ligt aan de basis van grote ertsverwerkende, ijzer- en staalbedrijven.
- De religieuze en familiale tradities stimuleerden de groei van de bevolking die in gunstige ekonomische omstandigheden gebruikt kon worden en die dus ter plaatse bleef wonen. Zo ontstond in toenemende mate een hele waaier van steden die het landschap van de streek struktureerden naar het model van België en Nederland.
Maar deze agglomeraties leggen zich vooral toe op produktie en niet op handelsverkeer, zodat elk van die agglomeraties een apart centrum werd, zonder noemenswaardige kontakten met zijn buren.
Door het sterk gecentralizeerde administratiesisteem in Frankrijk, zijn de Franse steden, ook de grootste, er bovendien toe verplicht voor alles het kompas naar Parijs te richten dat alle politieke en ekonomische beslissingen de uitstralingskracht van het kultureel leven monopolizeert. De grote ambitie van het Noorden zowel als van de andere streken bestaat er feitelijk in een tegengewicht te scheppen tegen de invloed van de hoofdstad. Het gebruik van de term ‘Métropole d'équilibre’ is biezonder betekenisvol.
Ten gevolge van twee wereldkonflikten - en hiermee komen we tot een laatste negatieve faktor - heeft de bevolking van het Noorden vooral moeten werken aan het oplossen van zijn primordiale noden aan wederopbouw en het weer op gang brengen van de nationale industrie.
Er is dus een geheel van centrifugale krachten aan het werk geweest die het Noorden heeft afgeleid van betrekkingen met zijn buren, en dat op een ogenblik waarop de grote krachtlijnen van onze hedendaagse maatschappij zichtbaar werden.
En toch heeft het Noorden voldoende demografische en ekonomische dimensies om op heel wat terreinen de partner van Benelux te zijn.
Vooral nu Frankrijks interne organizatie niet langer meer dat knellende keurslijf kan blijven voor de regio's en de principes van ruimtelijke ordening grondig gewijzigd zijn, liggen er voor het Noorden uitzonderlijke kansen in de uitbreiding van zijn betrekkingen met de buurlanden. De asymmetrie die de betrekkingen tussen Noord-Frankrijk en Benelux kenmerkt, is dan weer terug te vinden in de toepassing van plannen voor streekordening. Het begrip dekt niet dezelfde lading in de aan elkaar grenzende of dicht bij elkaar gelegen zones. De macht van de lokale overheid, de mekanismen die leiden tot planning, de maatregelen ter begunstiging van nieuwe investeringen, dat alles is niet identiek in België en Frankrijk. Een organizatie als de O.R.E.A.M.