ontmoetten elkaar een eerste maal in de trappistenabdij op de Katsberg te Godewaarsvelde in 1924. Een tweede vergadering volgde te Hazebroek in 1925 en een derde opnieuw in dezelfde stad in 1926. Inmiddels was uit die kringen en door de aansluiting van andere belangstellenden een overkoepelende organisatie gegroeid, de Union des Cercles flamands de France. Van 1926 af trad zij op onder de naam Vlaamsch Verbond van Frankrijk.
In 1928 had zij een vast bestuurskollege gekregen met Justin Blanckaert als voorzitter, G. Favereau als algemeen sekretaris en A. Ficheroulle als penningmeester. Professor Camille Looten had het erevoorzitterschap aanvaard. De stuwende kracht en terzelfder tijd het denkende brein van de beweging was Jean-Marie Gantois (1904-1968), die aanvankelijk op de achtergrond bleef, maar naargelang de beweging zich uitbreidde steeds meer verantwoordelijkheid en macht naar zich toe haalde.
Le Lion de Flandre werd einde 1928 gesticht als orgaan van het Vlaamsch Verbond van Frankrijk. Dat blijkt duidelijk uit het Avis de Naissance, dat op de eerste bladzijde van de eerste aflevering werd afgedrukt. Daarin bedankte het sekretariaat van het verbond Le Beffroi de Flandre voor de gastvrijheid die hem tot dan toe verleend werd. Maar ondertussen heeft de ondervinding aangetoond, heette het verder, dat er een eigen orgaan nodig is om het publiek in Frans-Vlaanderen in een regionalistische geest te beïnvloeden.
Wij citeren de volgende paragraaf: ‘Le Vlaamsch Verbond s'est résolu à publier, sous son seul contrôle, en même temps qu'un journal mensuel d'information et d'action flamandes, en langue flamande, une revue bimestrielle de formation flamande, spécialement destinée à l'élite intellectuelle du pays. L'Union des Clercles assure donc désormais, en pleine indépendance, la publication de deux organes officiels: De Torrewachter et Le Lion de Flandre.’
De Torrewachter zal een andere keer aan de beurt moeten komen. Hier wil ik volstaan met erop te wijzen dat de betekenis van het blad niet gering geweest is voor de kennis van de Frans-Vlaamse letterkunde tussen de twee oorlogen, ook voor de volkskunde en taalwetenschap. Het eerste nummer van Le Lion de Flandre verscheen begin 1929. De ondertitel luidde: Revue régionaliste de la Flandre française, organe de l'Union des Cercles flamands, parait tous les deux mois. Als direkteur werd J. Blanckaert en als administrateur A. Ficheroulle vermeld. De abonnementsprijs bedroeg voor Frankrijk 15 fr., voor België 5 belga's, voor Nederland en andere landen 6 belga's. Een los nummer kostte 3 fr. De algemene vertegenwoordiger voor het buitenland was Boekhandel Zonnewende in Kortrijk.
Het tijdschrift is tweemaandelijks blijven verschijnen tot einde 1937. Van 1938 af kwam het maandelijks uit tot 1939. In augustus van dat jaar geraakte Frankrijk in oorlog met Duitsland en werd de publikatie onderbroken. Toen aan het einde van 1940 bleek dat de vrede niet zo spoedig zou komen als algemeen gehoopt en verwacht werd, ontstond er in het Vlaamsch Verbond van Frankrijk een meningsverschil over het al dan niet hervatten van de aktie zolang de oorlog zou duren. Een aantal leden verkozen passief te blijven, de meerderheid, geleid door J.M. Gantois, besloot de werking voort te zetten. Hun doorslaggevend argument was dat zij geen politieke bedoelingen hadden en alleen beoogden Vlaanderen in Frankrijk van zijn eigen aard en mogelijkheden bewust te maken.
Met nieuwjaar 1941 kwam Le Lion de Flandre opnieuw van de pers. Het administratiekantoor dat vroeger bij J. Blanckaert te Warhem gevestigd was, verhuisde naar A. Van Hoyweghen te Robeke. De abonnementsprijs, inmiddels verhoogd tot 25 fr., was nu voor Frankrijk 50 fr. en de andere landen 60 fr. geworden. Voor losse afleveringen werd 5 fr. betaald. Die bedragen werden in 1943 en 1944 aangepast bij de waardevermindering van de munt en bedroegen op het ogenblik dat het tijdschrift verdween 70 fr. voor Frankrijk en 112 Franse fr. voor andere landen. Het laatste nummer, gedateerd september 1944, moet dus nog enige dagen na de bevrijding van Frans-Vlaanderen door de geallieerde legers uitgekomen zijn. Bekend is dat de leiding van de redaktie werd waargenomen door J.M. Gantois. Maar uitdrukkelijk staat dat nergens te lezen. Wel werd hij tijdens de oorlogsjaren genoemd als sekretaris van het Vlaamsch Verbond.
Om de inhoud van het tijdschrift degelijk te bespreken zou een uitvoeriger overzicht dan wij hier kunnen plaatsen noodzakelijk zijn. In de eerste jaargang (1929) verscheen een Franse vertaling door H. Vergriete van De gecroonde Leersse door Michiel De Swaen. De Belgisch-Franse dichter Camille Melloy publiceerde enkele gedichten in het Frans en het Nederlands en stond ook in voor de vertaling van een schets van Felix Timmermans uit 't Keerseken in den Lantaarn. In verschillende nummers handelde J.E. Van de Driessche, sekretaris van de Handelskamer in Toerkonje over historische onderwerpen en figuren, terwijl Prof. C. Looten het had over Le Bilinguisme et la double Culture en Flandre française.
R. Despicht en G. Lotthé bespraken de Nederlandse teksten en bijdragen ingezonden op de prijsvragen die door het Vlaamsch Verbond uitgeschreven werden. Andere belangrijke medewerkers waren A.M. de Poncheville en J.M. Gantois, die onder verschillende schuilnamen zijn medewerking verleende. Ten minste zo belangrijk als die studieartikelen waren de aantekeningen, verslagen en berichten die voor de geschiedenis van de Vlaamse Beweging in Frankrijk een rijke dokumentatie opleveren. Tussenin werden liederen en gedichten afgedrukt in het dialekt van de streek, opgetekend uit de mond van het volk.
In de tweede jaargang (1930) werden volledige afleveringen gewijd aan Prof. C. Looten, de stand van de plastische kunsten en de architektuur in Frans-Vlaanderen, met opvallende bijdragen van G. Charlet, en aan Guido Gezelle, naar aanleiding van het eeuwfeest van zijn geboorte. Hier kwam voor het eerst Marcel Janssen aan het woord, die zich weldra na René Despicht zou doen kennen als de voornaamste Frans-Vlaamse dichter tussen de twee oorlogen. De aandacht verdient ook een artikel van Lucien Détrez, de latere opvolger van C. Looten als voorzitter van het Comité flamand de France, over de bekende musikoloog Edmond de Coussemaker, die voor zijn land heeft gedaan wat Florimond Van Duysse voor Belgisch-Vlaanderen deed in zijn standaardwerk Het oude Nederlandsche Lied.
Ook de derde jaargang (1931) bracht twee speciale nummers: over de Frans-Vlaamse missionarissen en molens in Frans-Vlaanderen. Nieuwe medewerkers waren o.a. Nicolas Bourgeois, een advokaat uit Hazebroek, die ondervoorzitter werd van het Vlaamsch Verbond en P. Vandamme, die de aandacht vestigde op de ekonomische problematiek van het land. Geregeld werden de lezers op de hoogte gehouden