3. Het eerste reisprogramma.
Om redenen die eerder werden uiteengezet begon het Ballet van Vlaanderen zijn tournee door het Vlaamse land met vijf vroegere werken van André Leclair (Venusberg, Concerto di Aranjuez) en van Jeanne Brabants (Arabesque en Cantus Firmus) aangevuld met balletklasoefeningen van Auguste Bournonville.
Het heeft wel geteld twee uur en vijftien minuten geduurd alvorens we een danseres zagen die technisch op een hoog peil staat en ‘stijl’ heeft. Dat was dan nog Marie-Louise Wilderijckx, die, komende van Antwerpen, een paar seizoenen eerste danseres was aan de Koninklijke Opera te Gent die zij verliet voor een verbintenis aan de Opera van Graz (Oostenrijk) en die zich nu bij het Ballet van Vlaanderen heeft aangesloten (die ‘stijl’ heeft ze overigens vroeger niet te Antwerpen overworven, maar in Rusland, waar ze studeerde bij het Kirov-Ballet te Leningrad).
Dit ‘evenement’ had plaatst tijdens haar solistisch optreden in het Concert di Aranjuez (op muziek van F. Rodriguo), een solo die volgde op een pas-de-deux in datzelfde ballet, waardoor ze met kop en schouders boven de rest van het gezelschap uitstak.
Pas-de-deux' waren trouwens de beste momenten van heel het programma: een tweepas door Jeanne Brabants gekoreografeerd op Arabesque van Claude Debussy en de pas-de-deux uit Cantus Firmus, eveneens van Jeanne Brabants, op muziek van Bach.
Maar drie pas-de-deux' maken geen balletavond goed...
Een ballet is immers een kompositievorm van dansen: een architektuur in de ruimte, een orkestratie van dansende lichamen. Uit dit eerste programma van het Ballet van Vlaanderen is, opnieuw, na de teleurstellende Prometheus, duidelijk gebleken dat dit ensemble een koreograaf van formaat mist.
Indien Concerto di Aranjuez als sluitstuk van de avond goed was gekozen, in die zin dat het programma hierdoor naar een zeker ‘hoogtepunt’ ging en dit laatste ballet in betrekkelijke mate getuigde van de dans-orkestratie-kunst van hoofdkoreograaf André Leclair, dan was zijn Venusberg (op muziek van Richard Wagner) je reinste afkooksel van Béjart; waarbij dan de overweging dient te worden gemaakt dat het danspersoneel van het Ballet van de XXe Eeuw perfekt die stijl beheerst en de dansers van het Ballet van Vlaanderen zich slechts moeizaam kunnen aanpassen aan die Béjartiaanse danstaal.
Vanuit zuiver koreografisch standpunt is het een vrij arm werk. Opvallend is - en vooral storend - het feit dat alles absoluut symmetrisch is opgebouwd. Men hoeft in de - overigens heel verzorgd uitgegeven - folder van het Ballet van Vlaanderen maar de foto's te bekijken van de balletten van Leclair: hetzij van Venusberg, Concerto di Aranjuez, Ricercare of Effekten: als men midden in die foto een lijn trekt, ziet men links en rechts, als met een schabloon getekend, hetzelfde beeld.
Na het gebrek aan een groot koreograaf, valt ook op het gebrek aan een groot danspedagoog.
Het is een goed idee geweest het programma in te zetten met een balletklas, vooral omdat er rekening dient te worden gehouden met het feit dat het Ballet van Vlaanderen in vele plaatsen zal komen waar zelden balletvoorstellingen plaats hebben. Het is nuttig het publiek te laten zien wat er in de ‘balletkeuken’ gebeurt.
Daarom werd het programma ingezet met Konservatoriet, een balletklas uit het Kopenhagen van 1849 van Auguste Bournonville, stamvader van het huidige Koninklijke Deens Ballet. Dit is iets wat we niet zo goed begrijpen omdat daarvoor een balletmeester uit Kopenhagen moest worden gehaald (Hans Brenna) om dit geval te rekonstrueren. Want, indien men het publiek een blik wil gunnen in het laboratorium van de dans, had men even goed een les balletklas van vandaag kunnen laten zien.
Wat we in die keuze echter totaal verkeerd achten, is het feit dat door die balletklas juist wordt aangetoond hoe zwak het Ballet van Vlaanderen is op technisch gebied. Geen enkele beweging wordt stijlvol afgewerkt; elk ogenblik ziet men dansers aarzelen, waggelen, het evenwicht verliezen, krampachtige houdingen aannemen, enz. Uiteraard vallen al deze technische tekortkomingen ook op tijdens de verdere uitvoering van het programma. En een wel héél zwakke plek in het ensemble zijn de mannelijke leden van het ballet!
Zuiver koreografisch was het mooiste van de avond de pas-de-deux door Jeanne Brabants gezet op Claude Debussy's Arabesque (trouwens bekroond met een prijs voor