Over het eerste lustrumboek van het N.T.G.
Het Nederlands Toneel te Gent viert zijn eerste lustrum en ter gelegenheid daarvan werd een lustrumboek samengesteld dat, alleen al door zijn omvang (515 bladzijden) duidelijk de indruk geeft dat er de afgelopen jaren op toneelgebied het een en ander gebeurd is. De trots over dit werk straalt u al uit de gouden N.T.G.-letters op de linnen kaft tegemoet, en glanst, bij nadere beschouwing, ook dikwijls door de opgenomen artikels heen. Die nadere beschouwing is de moeite waard en ook noodzakelijk wil men de opzet en betekenis van dit werk begrijpen. Men heeft mij gevraagd dit hardop te doen, zodat het voor u, lezer, een inleiding kan zijn. Een aanleiding hoop ik, om dit eerste lustrumboek - er komen er meer belooft het N.T.G. - aan te schaffen. Graag doorloop ik dan eerst de inhoud, om tot slot enkele konkluzies te formuleren.
Het geheel bestaat uit drie delen; een historisch overzicht, een beeld van alle door het N.T.G. gespeelde stukken, en een deel bijlagen. Juist in die bijlagen vond ik allerlei details, die de ontstaans-bodem van dit gezelschap ineens duidelijk tekenden, en aan de hand waarvan ik zelf een bijna schematisch beeld kon opbouwen van alle gebeurtenissen vóór de eerste opvoering.
- | De oprichting van een officieuze werkgroep Comité Mussche op 4 juli 1963, op initiatief van het Interfederaal Comité der Toneelverbonden van Oost-Vlaanderen. |
- | Een brief van de toenmalige Minister van Cultuur, R.A. van Elslande, aan het kollege van burgemeester en schepenen van de stad Gent, op 23 maart '64, waarin hij de wens uitdrukt dat er in Gent een ‘nieuw dramatisch gezelschap’ tot stand zal komen. |
- | Een vergadering van de kommissie van de K.N.S., 7 april '64, waarin men zich over het algemeen gunstig over dit initiatief uitlaat, doch waar men nog veel moeilijkheden voorziet. (De burgemeester: om sukses te hebben zou er elke week een ander stuk opgevoerd dienen te worden.) |
- | De oprichting van een officiële werkgroep met betrekking tot de oprichting van een Gents beroepsgezelschap. Eerste vergadering 28 oktober '64. |
- | Een uittreksel uit de basisnota van Minister Van Elslande, waarin o.a. principes, financiële regeling en beheersformule worden voorgesteld. |
- | Uittreksels uit het rapport van Walter Eysselinck - die belast werd met een informatieopdracht - waaruit een veel duidelijker beeld van de werking van het gezelschap (troep, administratie, technisch personeel, werkrooster, enz) naar voren komt, dan wel van de doelstellingen (naar mijn idee). |
- | De oprichting van een v.z.w. Nederlands Toneel Gent. |
- | De eerste perskonferentie op 12 juni '65. |
En dit is maar een greep uit de vele bijlagen, die als illustratie-materiaal bedoeld zijn bij de verschillende artikelen.
Het boek begint met een reeks korte beschouwingen van prominente figuren betrokken bij de oprichting van het N.T.G., een geschiedeniswaaier waarvan iedere schrijver een vakje tekende of kleurde.
Oud-Minister R.A. van Elslande: helder, ‘to the point’, trekt één lijn van eerste initiatief tot nu. Gouverneur De Kinder schetst de bijdragen van het N.T.G. tot het tegenwoordige ‘theaterklimaat’. Oud-Burgemeester Em. Claeys zorgt - wat moraliserend en veralgemenend - voor de achtergronden en Achilles Mussche kleurt het geheel met de warme tonen van een persoonlijke beleving. Na een tekst van Bert Willems, voorzitter van de raad van beheer, volgen een aantal citaten van de eerste direkteur Dré Poppe, die, - zo leest men in de verantwoording tot het lustrumboek -, ‘niet inging op het verzoek zijn eigen visie toe te lichten’.
Deze citaten, overgenomen uit programma's en prospektussen, geven uiteraard een zeer magere en onvolledige indruk. Jammer.
Daarna volgt een artikel van Albert Hanssens, direkteur. Hij geeft zijn zienswijze aan de hand van zeer korte beschouwingen over onder andere de opdracht van de akteur, teater in een officiële schouwburg, het publiek, de eigen tijd, het doel van teater, de workshop...
Graag had ik hem nog wat duidelijker en ook méér gehoord over wat hij zich persoonlijk tot doel stelt met dit gezelschap in deze tijd en in deze toneelkonstellatie; over de funktie die het teater nu heeft, en kan hebben in de toekomst, met betrekking tot zijn eigen teaterbeleid. Tenslotte volgt een zeer duidelijk en overzichtelijk historisch overzicht vanaf '40 tot nu, van Bert Willems. Het is geen gedetailleerde optelsom van feiten en data maar een heldere schets, waardoor de fundering van het gezelschap in grote lijnen wordt aangetoond. Het is duidelijk voelbaar dat de schrijver het N.T.G.-wel en wee heeft meegemaakt, hetgeen hem soms lyrische ontboezemingen ontlokt. Een groot deel van de bijlagen hoort bij dit artikel.
De tekst van Rik Lanckrock - hij schrijft als recensent, niet als lid van de raad van beheer - vormt als het ware het scharnier tussen het historisch overzicht en de weergave der gespeelde stukken. De schrijver motiveert zijn doelstellingen zeer duidelijk, onder andere met betrekking tot zijn taak als recensent ‘In mijn recensies tracht ik overwegend te stimuleren. Mijns inziens dient de kritiek een gistend ferment te blijven dat tot progressieve handelingen aanspoort’. Hij geeft zichzelf de moeilijkste taak, over alle opvoeringen iets te zeggen, verbanden te leggen, konklusies te trekken zowel per speeljaar als over het geheel van vijf jaar.
In het hem eigen woordrijk taalgebruik - veel adjektieven en superlatieven - beschrijft hij zwierig, en met een bijna hoofse genegenheid, nu eens de prestaties der akteurs, dan weer de regie, de dekors, en sprenkelt daar tussen door nog persoonlijke opmerkingen over een schrijver, verschillende opvoeringen van eenzelfde stuk, en eigen teaterideeën. De pluralis-majestatis van zijn kritieken in het dagblad Vooruit heeft hij laten varen. Wel zo plezierig! Hier en daar valt er wel een kritisch - nimmer afbrekend - of waarschuwend woord, telkens echter breekt zijn sympatie voor dit jonge gezelschap door en wordt zijn toon eerder vaderlijk-vermanend dan koel-ontledend. Naarmate hij dichter bij '70 komt in zijn retro-