Teaterseizoen 1969-'70 te Gent.
Wanneer men rustig en onbevooroordeeld de balans opmaakt van alle prestaties, die tijdens het seizoen 1969-'70 te Gent voor het voetlicht van de officiële schouwburg en de drie kleinere teaters werden gebracht, mag men zonder enige vrees voor overdrijving beweren dat de oogst beslist niet gering was. Vandaar dat ik zo moeilijk begrijpen kan dat sommigen aldoor vitten op het geleverde werk. Zijn zij dan blind voor de enorme vooruitgang die in enkele jaren tot stand werd gebracht? Zijn een paar minder gelukkige verschijnselen een reden om het geheel af te breken? Zo'n houding getuigt m.i. van een negativisme dat niet genoeg gelaakt kan worden. Ik weet best dat er nog een lange weg dient afgelegd te worden en dat een en ander vatbaar is voor grondige verbetering. Ik weet evenzeer dat bepaalde feiten en gebeurtenissen allesbehalve tot optimisme stemmen.
Ik denk aan de ontoereikende subsidiëring die de schouwburgdirekties dwingt tot een betreurenswaardige bezuinigingspolitiek, aan de bedroevende mentaliteit van reaktionaire en konservatieve gezagdragers en aan het onbegrip t.o.v. de opdracht van het modern teater. Verder is er een gebrek aan zeer ruime belangstelling voor de dramatische kunst en er is de nefaste houding van sommige recensenten die zich niet terdege bewust zijn van hun plichten en verantwoordelijkheden. Daarnaast zijn er stromingen die zich willen verzetten tegen een ontplooiing die niet meer te stuiten is. Ik denk ten slotte ook aan de soms onbillijke houding, een gebrek aan inzicht en ruggegraat, een tekort aan kreatieve kracht in het teatermilieu zelf.
Dit alles is weinig verheugend. Tegenover deze negatieve aspekten zijn er evenwel ontelbare bemoedigende elementen zodat ik, globaal gezien, de toestand geenszins pessimistisch bekijken kan.
Laat ik even het geheugen opfrissen.
In de
K.N.S. trad vijf jaar geleden het Antwerps gezelschap op. Van een waarachtig teaterleven was er toen geen sprake. Door de stichting van het
N.T.G. kwam er echter een fantastische ommekeer. Wie dat niet erkennen kan, mag men gerust
Misdaad op het Geiteneiland van Ugo Betti, opgevoerd door Teater Arena.
van kwade trouw verdenken. Ik noem zo maar een paar punten die rechtstreeks en onrechtstreeks het gevolg zijn van de werking van het
N.T.G.: meer opvoeringen door een eigen gezelschap, intense bedrijvigheid in en rond de schouwburg, voorlichtingsavonden, nabesprekingen, voorstellingen door andere ensembles uit binnen- en buitenland, draaischijfopvoeringen door
K.N.S.-Antwerpen en
K.V.S.-Brussel, werking van
Teaterklub, publikatie van het tijdschrift
Teater, voorstellingen voor de jeugd, optreden van vooraanstaande kleinkunstenaars, tentoonstellingen, mogelijkheden voor vertalers, regisseurs en eigen schrijvers, uitgave van een lustrumboek over vijf jaar
N.T.G., samenwerking met kulturele fondsen en verenigingen, enz. Heeft dat alles niets te betekenen?
Ik ben de eerste om te erkennen dat er aan de teaterpolitiek van het N.T.G. flink gedokterd kan worden. Dit besef maakt mij nochtans niet blind voor de talrijke winstpunten die het Gents ensemble op zijn aktief kan boeken. Het is gewoon een kwestie van redelijkheid en billijkheid. Jammer genoeg kunnen bepaalde kritikasters dit alles niet opbrengen.
I.p.v. verder aandacht aan hun te besteden lijkt het mij beter bondig de prestaties van het voorbije speeljaar te overlopen.
Bij het N.T.G. zijn een paar betreurenswaardige gebeurtenissen en enkele minder stijlvolle opvoeringen niet goed te praten: het afzien van de voorstelling van Don Carlos en de monteringen van De Polyester Polka door Dimitri Frenkel Frank en Smalle weg naar het diepe Noorden door Edward Bond, de geringe belangstelling voor Vlaamse werken, twee weinig geslaagde voorlichtingsavonden, e.d.
Maar alles werd nochtans gekompenseerd door interessante voorlichtingen, geslaagde opvoeringen (De jongens door Mart Crowley, De Rosenbergs mogen niet sterven door Alain Decaux en Zeer geleerde dames door Molière), door het optreden van K.V.S.-Brussel met Hugo Claus' Tand om tand en K.N.S.-Antwerpen met Dürrenmatts Koning Jan en Shakespeares Driekoningenavond, door enkele verdienstelijke voorstellingen die evenwel het peil van vernoemde produkties niet bereikten en door een reeks schitterende opvoeringen door buitenlandse ensembles en kleinkunstenaars, door de werking van de workshop.
Er was keus te over en de kwaliteit was vaak voortreffelijk.
Naast het N.T.G. werken te Gent nog andere professionele of semiprofessionele ensembles: Arca, Arena en Vertikaal. Zij zorgen ervoor dat het teaterleven in de Arteveldestad niet hoeft te lijden onder een tekort aan verscheidenheid.
De start van Teater Arena - onder leiding van Frans Roggen, Jacques Veys en Walter Vanderswaelmen - is een meevaller geworden en ik geloof dat dit nieuwe toneelcentrum een vaste waarde zal worden. Het hoogtepunt werd de opvoering van Eduardo Manets De nonnen maar ook de andere voorstellingen loonden de moeite: Jean Genets De meiden, Roger Ferdinands Het teken van Kikota, Ugo Betti's Misdaad op het Geiteneiland, Jean-Paul Sartres Huis Clos en Slawomir Mrozeks Karel. Bovendien kreeg de kabaretgroep