Ons Erfdeel. Jaargang 14
(1970-1971)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
waalse beweging: frankofoon verweerherman todts De Vlamingen verwierven dank zij de eerste taalwetten (die van 1873 regelt het taalgebruik in het gerecht; die van 1878 het taalgebruik in sommige takken van de administratie in Vlaanderen; die van 1883 voert het Nederlands in als verplicht vak in het Middelbaar Onderwijs in Vlaanderen), taalfaciliteiten in Vlaanderen. De eerste Wallinganten konden zich hiermee nooit verzoenen. Het was meer dan ongenoegen dat de Luikse liberale voorman Emile Jennissen ertoe aanspoorde in 1913 te schrijven: ‘In Vlaanderen Vlaamsch! Tel est le cri de guerre lancé là-ba... on veut écarter de toutes façons le candidat wallon’Ga naar eind(1). Vijfenvijftig jaar later zei burgemeester Destenay van Luik in zijn jaarlijkse toespraak op la Fête de Wallonie: ‘Les Wallons doivent mettre tout en oeuvre pour que, dans l'Europe en formation, le nom Belge soit encore porté par des hommes dont la langue n'est pas le néerlandais...; si nous ne prenons garde, nous serons des colonisés’Ga naar eind(2).
Tussen beide uitspraken ligt historisch gezien een betrekkelijk korte afstand, waarin echter heel wat gebeurde. Het vernederlandsingsproces in Vlaanderen door Emile Jennissen in 1913 nog aangeklaagd, voltrok zich inmiddels. De Vlaamse bewustwording gaf betekenis aan de wet van het aantal. De eerste naoorlogse regering door Pierlot in 1944 gevormd, telde op de negentien, zes Nederlandstalige ministers. Inmiddels wordt het beginsel van de pariteit reeds sedert jaren bij de samenstelling van de regering toegepast, en wel zo dat sedert 1968 de Franstaligen met het oog op de toekomst de grondwettelijke toepassing ervan gewaarborgd willen zien. Vanaf 1954 werden de Belgische regeringen achtereenvolgens geleid door A.v. Acker, G. Eyskens, Th. Lefèvre, P. Harmel, P.v.d. Boeynants en G. Eyskens. Vier onder hen zijn Vlamingen. P. vanden Boeynants is een tweetalige Brusselaar en P. Harmel is een Luikenaar die omwille van zijn gebrekkige kennis van het Nederlands door de Vlaamse C.V.P.-vleugel als eerste-minister nog nauwelijks werd geduld. De voertaal in de Raad van ministers bleef gedurende jaren uitsluitend Frans; in de parlementaire kommissies werd er overwegend in het Frans gedebatteerd. Premier Lefèvre bracht door de installatie van een simultaanvertaling hierin grondige wijziging. De debatten in het parlement verliepen na de tweede wereldoorlog nog overwegend in het Frans. De bespreking van de fiskale hervorming tijdens het Lefèvre-Spaakbewind toonde evenwel aan dat de balans reeds in de andere richting doorsloeg. De rijksadministratie, voorheen nog voor wat de gekwalificeerde funkties betreft, Franstalige burchten, dwong men in 1963 in paritaire richting te denken. In 1968, 1969 en nog meer in 1970 beschouwden de Vlamingen dit, gezien hun aantal, als een genereuze tegemoetkoming; zij eisten meteen de toepassing ervan in het hoofdstedelijk gebied waar de Franstaligen in de meerderheid waren.
Kortom, het traditionele imago van België onderging, onder Vlaamse druk, in betrekkelijk korte tijd, grote wijziging. Dit vormt in zekere zin een verklaring voor de overdreven angstkompleksen waarvan burgemeester Destenay in 1968 blijk gaf. De toon waarop deze werden vertolkt, bleek nog altijd even rankuneus als in het verleden. Want... ‘élévés suivant une conception très classique du patriotisme’, hadden de Walen, zoals Vers l'Avenir schreef, ‘à remettre en question la notion de base qui leur avait été inculquée: celle d'une nation belge, révélée par la Révolution de 1830, dont l'homogéniété n'était pas altérée par la diversité des idiomes’Ga naar eind(3). | |
Wallingantische kontestanten.De denk- en gevoelswereld van de Waalse beweging onderging daarom nog geen grote wijzigingen. Het verdriet over de teleurgang van het werk der Belgische revolutionairen van 1830 onderhield de patriottische nostalgie. Het jaarlijkse Waals Feest bleef in het teken staan, zoals J. Duvieusart zich in 1966 te Brussel bij een dergelijke gelegenheid uitdrukte, van ‘l'oeuvre de 1830, c'est-à-dire une constitution fondée sur la culture française... aujourd'hui écartée par ceux qui constituent la majorité numérique dans le pays’Ga naar eind(4). Het Luikse kontesterende kamerlid prof. | |
[pagina 88]
| |
Périn ging bij een andere gelegenheid in 1966 een bloemenkrans neerleggen op het memoriaal van Minister Rogier, een der grondleggers van het Koninkrijk BelgiëGa naar eind(5). Zo bleef er een korrelatie tussen het Wallingantisme en het Belgisch patriottisme. Op de keper beschouwd een normaal fenomeen, omdat de inhoud van de Belgische Omwenteling samenviel met de Waalse en Franstalige verlangens.
Omdat die identifikatie door de bewuste Vlamingen al in de 19e eeuw werd betwist, werden zij na de goedkeuring van de eerste taalwetten in feite beticht van kontraktbreuk. Als zodanig waren zij in Waalse ogen geprédestineerd om, wanneer de kans zich voordeed, hun land te verraden. Ofschoon tijdens de tweede wereldoorlog de kollaboratie in Wallonië en te Brussel proportioneel even intensief was als in Vlaanderen, werden de Vlaamsgezinden steeds met Hakenkruisen bedacht; het Front Démocratique des Francophones dreef het te Brussel zover dat het de Vlamingen in 1967 op aanplakbiljetten met gotische lettertekens bedacht, de ‘Duitse bezetting’ van Brussel hiermede in herinnering brengend. Zelfs in het zeer patriottische milieu van de P.V.V. kregen de Vlaamse liberalen door Kamerlid Mundeleer tijdens het P.V.V.-kongres van maart 1970 naar het hoofd geslingerd dat ze onder invloed stonden ‘des influences Hitlériennes’Ga naar eind(6).
De Waalse beweging was en bleef een Fransgezinde beweging. Zij was meer Fransgezind dan de Vlaamse beweging Nederlandsgezind was. Zij was Fransgezind, in deze zin dan wel dat ze naar Frankrijk opkeek en er kultureel of politiek bij wilde aanleunen. Voor l'Avantgarde Wallone lag de toekomst van Wallonië in ‘une grande société françaiseGa naar eind(7). De Mouvement Populaire Wallon, door Renard in 1961 opgericht, verwierp de anti-Franse tendenzen, die tot uiting kwamen als reaktie op de Gaulles afwijzing van Groot-Brittanië's aanvraag om tot de Europese gemeenschap toe te tredenGa naar eind(8). Nog andere frakties van de Waalse beweging betreurden met prof. Pierre Ruelle van de U.L.B., op een samenkomst van Wallingantische militanten te Waterloo op 19 juni 1966, de achteruitgang van het Frans in België. Zijn toespraak werd trouwens ‘en exclusivité’ gepubliceerd door La Wallonie Libre: ‘Le français fut, aldus Ruelle, dans la Belgique du Nord, chassé de l'enseignement secondaire... Il est toujours possible d'être médecin, professeur, avocat, sans la connaissance pratiquement utilisable d'une autre langue que le flamand’. Volgens prof. Ruelle hadden de Vlamingen zich gedurende veertig jaar verzet ‘avec violence contre le bilinguisme. La seule connaissance de la langue flamande devait, proclamaient-ils, permettre d'accéder à toutes les charges de l'Etat beige’Ga naar eind(9). Zoals men ziet een monument van professorale onwetendheid, door de Luikse Wallinganten evenwel uitbundig toegejuicht en ‘au sérieux’ genomen. Niet de Vlamingen maar de Walen hadden in 1932 bij monde van de Waal Bovesse zich verzet tegen de tweetaligheid. Bovendien, als er al tweetaligheid was, dan diende deze zeker niet gezocht te worden bij degenen die er te pas en te onpas over spraken.
De Waalse beweging was en bleef in haar kultureel-politieke dimensie imperialistisch van instelling. De achteruitgang van het Frans in België wilden zij een halt toeroepen op een wijze die de Vlamingen niet konden dulden. Omdat de Vlamingen als aparte entiteit de facto werden erkend kon een gebiedsomschrijving toch moeilijk vermeden worden. Franstaligen gingen zich evenwel vestigen in Nederlandstalig gebied. Als ze in voldoende aantal aanwezig waren, dwongen zij eerst faciliteiten af om vervolgens de lokale administratie naar hun hand te zetten, daarbij de autochtone bevolking totaal negerend. Zo werd Brussel verfranst, ontstonden de Brusselse olievlek en de randgemeenten met taalfaciliteiten voor de Franstaligen. De vier voornaamste Waalse verenigingen (Wallonie Libre, Rénovation Wallonne, Mouvement Libéral Wallon en Mouvement Populaire Wallon) ijverden voor een Brusselse agglomeratie waarvan de grenzen door de inwoners van de randgemeenten dienden vastgelegd te worden. De vrije keuze van de onderwijstaal leek hen als beginsel onaanvechtbaar. Een liberale idee zonder twijfel die de vrije ‘sterke’ | |
[pagina 89]
| |
en niet de vrije ‘zwakke’ bevoordeelde. In september 1967 herhaalde M.P.W.-leider J. Yerna, voor wat Brussel betreft, de Waalse desiderata: ‘1) Consultation des habitants des communes périphériques; 2) rétablissement intégral... des libertés individuelles...’Ga naar eind(10). Dit kwam erop neer dat de Waalse beweging op dit punt de stellingen onderschreef van de Franstalige Brusselaars. Het gaat hier om een frontvorming die door Combat in juni 1970 nog als volgt werd geformuleerd: ‘La liberté de la Wallonie est liée à celle de l'agglomération bruxelloiseGa naar eind(11). Deze frontvorming werd in mei 1968 reeds nadrukkelijk beklemtoond door de feitelijke vorming van een nieuwe politieke partij: de Konfederatieve partij F.D.F.-R.W. onder voorzitterschap van oud-premier J. Duvieusart. De motivatie luidde trouwens als volgt: ‘(affirmation) de la solidarité entre la Wallonie et Bruxelles... et (défense) en toutes matières, des intérêts de la communauté française du pays’Ga naar eind(12).
De Waalse beweging was altijd overwegend een vrijzinnige beweging. De katolieke Walen groepeerden zich gedurende enkele jaren in le Mouvement des provinces Wallonnes. P.S.C.-kamerlid D. Lamalle, de onfortuinlijke goeverneur van de provincie Luxemburg, had er de leiding van. Haar Wallingantische inbreng kon inmiddels niemand misleiden. Hierin kwam evenwel verandering met de oprichting van Rénovation Wallonne. Deze beweging rekruteerde haar adepten bij de progressief denkende katolieke Franstaligen. De beweging werd aangevoerd door voorzitter Royer en sekretaris L. OutersGa naar eind(13). De uitspraken van Rénovation Wallonne in verband met de herstrukturering van België waren doorgaans minder duidelijk dan die van de M.P.W. Niettemin werd vanaf het begin de nadruk gelegd op het verwerven van ‘la personnalité juridique de la Wallonie’. Meteen erkende zij hiermede de juridische persoonlijkheid van Vlaanderen en dit is wellicht de reden waarom zij in het geschil rond de Leuvense universiteit vrij vlug (1964) de overplanting van Leuven-Frans naar het hart van Wallonië heeft verdedigd op grond van demokratische argumenten. Zij stond derhalve op de erkenning van de sociologische realiteiten van België: ‘la Wallonie, la Flandre et Bruxelles, en les dotant d'organes de décision en matière économique, sociale et culturelle’Ga naar eind(14), zoals ze ook reeds bij een andere gelegenheid had opgemerkt dat ‘le danger de séparatisme...’ ergens verscholen lag in ‘le refus de reconnaître à temps les réalités de la Belgique d'aujourd'hui’Ga naar eind(15). Zij aarzelde dan ook geen ogenblik naar het voorbeeld van de Vlaamse verenigingen (die op sommige ogenblikken overgingen tot het formeren van een okkasioneel overkoepelende organizatie) toe te treden tot de beweging van les 4 mouvements wallons fédéralistes. | |
Problemen en standpunten.De Waalse problemen zijn reeds lang bekend. De ekonomische teruggang van Wallonië is een realiteit. Het probleem werd reeds besproken op het oeruchtmakende eerste naoorlogs Waals kongres in 1945. Op de prekaire ekonomische situatie van Wallonië werd toen krachtig de aandacht gevestigd door J. Duvieusart. De situatie nam in 1957 plotseling een dramatische wending toen de eerste kolenmijnen werden gesloten. Van de 122 in bedrijf zijnde kolenmijnen waren er in 1966 nog 54 in werking. In 10 jaar tijd daalde de werkgelegenheid in deze sektor met 60.000 eenhedenGa naar eind(16). Ook de verouderde staalindustrie kon blijkbaar niet meer op tegen de internationale konkurrentie.
Het tweede probleem was dat van de demografische achteruitgang. Het was een gezwel dat de Waalse gemeenschap ondermijnde. In 1930 werden er in Wallonië nog 3.007.717 eenheden geteld tegenover 4.138.182 in Vlaanderen, d.w.z. 37,17% tegenover 51,14%. In 1967 waren de cijfers respektievelijk volgens het Statistische Tijdschrift van mei 1968 3.117.388 (32,45%) en 5.348.039 (55,68%). De migratiebeweging in acht genomen, lag de tijd niet ver meer af, dat de bevolking in Vlaanderen het dubbele zou kunnen bedragen van die in Wallonië. De politieke gevolgen hiervan lieten zich gemakkelijk voorzien.
Tegen de achtergrond van deze proble- | |
[pagina 90]
| |
men moesten de ingenomen Waalse standpunten worden herzien. T.a.v. de ekonomische teruggang eisten de Wallinganten ‘priorité pour la Wallonie’. Maar nog voordat de regionaal ekonomische selektie ingang vond, gingen er bij prioriteit, zoals Minister Van der Schueren in 1959 benadrukte, van 1945 tot 1958 19 miljard (ekonomische subventies) en 26 miljard (sociale subventies), d.w.z. samen 45 miljard, naar WalloniëGa naar eind(17). Zes jaar later bleek dat er nog 22,5 miljard aan toegevoegd dienden te wordenGa naar eind(18), een totaal bedrag dat thans de 100 miljard heeft overschreden.
Dit enorme bedrag, aan de Waalse kolenmijnen geschonken, werd op een nogal ongebruikelijke wijze besteed, op een ogenblik dat de werkloosheid in Vlaanderen diepe sporen naliet en naar de Vlaamse verzoeken om steun niet werd geluisterd. Op het zuivere menselijke vlak ontstonden er aan Vlaamse zijde frustraties die nog niet verwerkt bleken op het ogenblik dat het in Vlaanderen beter ging en Wallonië voor wat de toekomst betrof met kwasi lege handen stond. Het beginsel van de Waalse prioriteit viel dan ook niet in goede aarde.
Op het eerste gezicht is het tegenstrijdia dat de afzondering wordt gepredikt, terwijl tegelijk een beroep op de nationale solidariteit als een dwingende noodzaak wordt verdedigd. Als de beste oplossing voor hun probleem hebben de Wallinganten, ook de eerste, de federalistische afzondering voorgestaan. Reeds in 1912 had de Wallingant P. Destrée tot de wenselijkheid van federalistische hervorming beslotenGa naar eind(19). In de praktijk leek het evenwel meer op een voortdurende chantage met de bedoeling het vernederlandsingsproces van Vlaanderen te vertragen.
De afzonderingsgedachte kreeg in 1961 plotseling een nieuwe dimensie en daarmee ook een nieuwe dynamiek. In 1950 had de Luikse vakbondsleider A. Renard in het Rubenspaleis te Antwerpen in het Frans gepleit voor een federale staat ‘waarin het socialisme zegeviert’Ga naar eind(20). De sociale woelingen door hem eind 1960 in Wallonië uitgelokt, kregen een Waalse tint, omdat zijn Vlaamse medestanders uit de B.S.P.-kringen hem niet langer wilden volgen. In 1961 plaatste Renard de Waalse afzondering in het teken van de socialistische maatschappijvisie die dank zij de socialistische meerderheid in Wallonië uitgebouwd kon worden.
Deze visie verwaterde nadien. Allereerst omdat ze op korte termijn geen schijn van kans maakte en in de tweede plaats omdat de dramatische wending van het ekonomisch vraagstuk in Wallonië de angst voor de onmiddellijke toekomst derwijze sensibilizeerde dat nog andere groepen, buiten M.P.W. en B.S.P., bij het Wallingantisme werden betrokken. Niet de ver verwijderde maar de onmiddellijke toekomst kreeg hierdoor vanzelfsprekend meer betekenis. De M.P.W., schreef de progressieve Marc de Kock in Links, ‘is nog steeds voorstander van het federalisme, doch Genot (de toenmalige voorzitter van de M.P.W.) verklaarde dat ze “een stap achteruit zou doen, om de andere groepen toe te laten een stap vooruit te doen”Ga naar eind(21). Het geruchtmakend Waals B.S.P.-kongres van 11 en 12 maart 1967 te Doornik kon inmiddels niemand misleiden. Het bevestigde zijn geloof in de enig mogelijke oplossing, nl.: “l'instauration en Belgique d'un régime de type fédéral”. Maar: “Compte tenu des réalités politiques, il faut rechercher les solutions minima, susceptibles de rassembler le peuple wallon dans tous les organisations de la Wallonie, dans tous les organes de décision”. Het kongres stelde daarom voor onmiddellijk over te gaan tot de oprichting van een Waals planbureau, een Waalse investeringsmaatschappij, de juridische erkenning van de gemeenschappen door hen uit te rusten met een regionale raad en een regionaal uitvoerend gezag, belast met de ekonomische problematiekGa naar eind(22). Het waren haalbare ideeën die in 1969 en in 1970 geschaafd en aangepast aan de politieke mogelijkheden in grondwettelijke en wetgevende ontwerpen vastgelegd zouden worden.
De behoefte aan Waalse solidariteit rondde derhalve wel enkele scherpe hoeken af. Zoals gezegd, de M.P.W. deed een stap achteruit, opdat Rénovation Wallonne, de M.P.W., de Mouve- | |
[pagina 91]
| |
ment Libéral Wallon en Wallonie Libre een stap voorwaarts zouden kunnen zetten. Samen bepaalden de vier Waalse bewegingen, naar Vlaams voorbeeld, het stramien van de Waalse kohesie: zij streefden naar een juridisch statuut en meer zelfbeschikkingsrecht voor Wallonië’.
Er kwam nog bij dat de binding met de frankofonie het bondgenootschap met de Franstalige Brusselaars bestendigde, een bondgenootschap dat overigens op drijfzand zou kunnen stranden, als op een te nadrukkelijke wijze de socialistische maatschappijvizie met de Waalse solidariteit verweven zou worden. Het akkoord van midden mei 1968 tussen het F.D.F. en het Rassemblement Wallon, om onder het voorzitterschap van oud-premier J. Duvieusart samen een soort konfederale partij te vormen, dient tegen de achtergrond van deze Waals-Brusselse binding gezien te worden.
En wellicht moet men er nog een derde element aan toevoegen. In het Wallingantische kamp worden er vragen gesteld als deze: kan Wallonië zonder de Belgische solidariteit haar problemen oplossen? Op het Waals-B.S.P.-kongres van Verviers van november 1967 zei oud-minister Leburton dat Wallonië geld nodig had van de nationale solidariteit. Het kost de Belgische staat heel wat miljarden om de Waalse gepensioneerden te betalenGa naar eind(23). M.a.w. ,zonder het geld van de Vlaamse belastingsbetaler kon Wallonië niet verder. Iets in die richting werd ook gezegd door P.S.C.-kamerlid Magnée. Aan M. Ruys zei hij niet erg te geloven in het federalistisch evangelie: ‘Federalisme betekent dat wij de e.k. twintig jaar de riem moeten toesnoeren. Want het zal de investeringen niet doen toevloeien’Ga naar eind(24).
Kortom, op de vooravond van de wetgevende verkiezingen in 1968 konden de Waalse aspiraties zich voorlopig verzoenen met de juridische erkenning van de gemeenschappen in België: t.w. Wallonië, Brussel en Vlaanderen; de oprichting van demokratisch samengestelde organen die de gemeenschappen zowel politiek als administratief zouden ondersteunen; op nationaal vlak kreeg het beginsel van de pariteit veel nadruk, terwijl op regionaal niveau naar normatieve bevoegdheden inzake regionaal-ekonomische en kulturele aangelegenheden gestreefd werd. En voor de Voerstreek en Brussel gold de vrijheid van het individu als heilig, terwijl deze vrijheid aan het licht moest komen via een lokale volksraadplegingGa naar eind(25). | |
Op zoek naar een eensgezind Waals front.Het individualisme was ongetwijfeld in Wallonië sterker ontwikkeld dan in Vlaanderen. De vele pressiepartijen o.m. het F.D.F. (Brussel, het Front Wallon (Henegouwen), de Parti Wallon Wallon des Travailleurs (Luik en Verviers), het Rassemblement Démocratique Wallon (Namen) en het Front Démocratique Wallon (Nijvel) die in 1965 naar de gunst van het publiek dongen, wijzen daar duidelijk op. De breuk die tussen de B.S.P. en sommige Waalse centrales van het A.B.V.V. in 1961 ontstond is er een ander voorbeeld van.
Op een bepaald ogenblik werd de nood naar meer eensgezindheid dan ook dubbel aangevoeld. De konfederale overkoepeling van de vier voornaamste Waalse bewegingen was een demonstratie van Waalse solidariteit. Vanaf 1966 zou trouwens de Waalse solidariteit, het Waalse eenheidsfront in betekenis toenemen De Mouvement Ouvriers Chrétiens (M.O.C.) deed einde november 1966 een oproep opdat Walen en Franstalige Brusselaars een eenheidsfront zouden vormenGa naar eind(26). Het Waals Feest van september 1967 stond eveneens in het teken van de Waalse eenheidGa naar eind(27) Een maand later zei oudminister J.-J. Merlot: ‘Notre problème politique, c'est le rassemblement des Wallons’Ga naar eind(28), terwijl in 1968 van diverse zijde propaganda werd gemaakt om de Waalse verkozenen in vergadering samen te brengen. In de socialistische rangen stelde men in april 1968: ‘Concidérant enfin que le Parti Socialiste est le parti le plus important de la Wallonie, il charge son exécutif de prendre les initiatives utiles en vue de réunir tous les élus wallons’Ga naar eind(29). In mei 1968 stelde de Naamse klub Convergences vast dat het idee van een | |
[pagina 92]
| |
‘rassemblement des élus wallons a gagné maintenant les milieux parlementaires’Ga naar eind(30). Op 5 november 1968 was het zover. De uitnodiging van de Conseil Economique Wallon een Waalse Assemblée samen te roepen werd gunstig onthaald. Op enkele uitzonderingen na waren alle Waalse Ministers en alle Waalse parlementariërs aanwezig. Drie van de vier Waalse provinciegouverneurs waren eveneens van de partij.
Met het oog op de wetgevende verkiezingen werd op het Waalse B.S.P.-kongres van Doornik een gekoncerteerd samenspel bereikt tussen Partij en A.B.V.V.-centrales. Even later zou Genot van de M.P.W een hoge plaats in A.B.V.V.-rangen toebedeeld krijgen; terwijl zijn opvolger Jacques Yerna weer plaats zou nemen in de B.S.P.-rangen. Eveneens met het oog op de wetgevende verkiezingen werden de versnipperde krachtinspanningen van de kleine Waalse politieke partijen gebundeld in een Rassemblement Wallon. In het Luikse waren sommige medestanders van Périn hierover ontevreden. Men verweet hem bepaalde deviaties: als intellektuele luitenant van vakbondleider Renard gestart evolueerde hij naar een meer traditioneel Wallingantische inzetGa naar eind(31). Even na de verkiezingen in mei 1968 kwam, zoals reeds vermeld, het konfederaal akkoord tussen het F.D.F. en de Rassemblement Wallon tot stand. Périn had ertoe bijgedragen.
In het streven naar het vormen van een grootste gemene deler had de aanval van Vlaanderen op Leuven-Frans een zeer grote rol gespeeld. De Wallinganten zetten zich schrap tegen wat men noemde ‘la marée flamande... sa volonté de domination’. De dominerende betekenis die aan de rechtmatige plaats van Vlaanderen in België werd toegemeten was de normale reaktie van de bevoorrechte die tot een elastische terugtocht wordt gedwongen. Deze kreëerde een Waalse verdedigingsrefleks, een Waalse gezindheid, een Waalse concensus waaraan de Waalse bisschoppen zich niet langer konden onttrekken. De Luikse bisschop Mgr. Van Zuylen stapte mee op in een Waalse betogingGa naar eind(32) en in een pastorale brief vertolkte Mgr. Charue van Namen zijn onrust voor de toekomst van WalloniëGa naar eind(33).
□
De Waalse beweging bestaat. Zij mist evenwel de dynamiek van de Vlaamse beweging. Maar deze is dan ook nog steeds in de aanval. De Waalse beweging remt en bevoordeelt het Vlaams ontvoogdingsproces tegelijkertijd, een tegenstrijdigheid die haar oorsprong vindt in het konstante verweer van de Franstaligen, waarvan zij de belangen verdedigt. De Waalse beweging is daarom een ‘verweersbeweging’, gericht tegen een rechtmatige Vlaamse bewogenheid. Zij was dit bij haar ontstaan einde vorige eeuw en zij is dit ook gebleven, al werden sedert de ekonomische achteruitgang van de Waalse provincies er nieuwe dimensies aan toegevoegd. |
|