|
| |
| |
| |
jacques hamelink
in den beginne
In den beginne was Homunkulus bij god
zaliger dan uranium handzamer dan kobalt
als kwik zo onvindbaar en veelvingerig
op zijn wenken bediend want heerszuchtig
en rechtvaardig als iedere beginner
ach goed en godgretig was de tijd
toen hij het rijk alleen had
en goudachtige wapendrager de bilhamer hanteerde
of snavelslaand wegvluchtte langs tientallen noodladders
zovaak de wind die zijn ingewanden verliet
de ingewikkeldste werelden bij elkaar blies
maar na dato verveeld in steeds wuftere reukwaters
verzeilend of werkeloos in zijn hemels boedwaar
soms door knaapjes dan weer door de heiligste
hofdames vertederd tot welopgevoed gefluister en kuchen
gaf hij er de brui aan en dacht allerhande apparatuur uit.
in een rolstoel liet hij zich rijden door de grootse vuilik.
(Uit: Oudere gronden, Uitg. Van Gennep, Amsterdam, 1969)
| |
jacques hamelink
traduit du néerlandais par maddy buysse.
au commencement
Au commencement Homunculus était en dieu
et Homunculus était dieu -
plus heureux que l'uranium plus maniable que le cobalt
aussi agile et introuvable que le mercure
obéi au doigt et à l'oeil parce que dominateur
et justicier comme l'est tout néophyte
ah, salutaire et assoiffé de dieu était le temps
et où l'écuyer doré maniait la hache
ou fuyait, claquant du bec, le long de dizaines d'échelles de secours
chaque fois que le vent soulageant ses entrailles
réunissait d'un souffle les univers les plus complexes
mais ensuite excédé d'odeurs toujours plus légères
attendri jusqu'aux murmures et toussottements bien élevés
tantôt par des adolescents tantôt par les plus saintes
courtisanes, il en eut marre et, imaginant toutes sortes d'appareils,
se fit conduire par le pire des salauds dans un fauteuil à roulettes.
| |
| |
| |
jacques hamelink
koning
De man die uitmondde in alle stromen
en bladeren nu monden alle stromen en bladeren
in hem en hij is niet legio meer maar
verslaafd aan allen die vrouwelijk warmte geven
en hij bedelaar kan niet terug
moet een nieuwe vrede uitvinden
oud wordt hij door de zon tot koning gegeseld
zijn gebrek is een donkere doornenkroon
hij draagt de purperen mantel van een herfstdag
zijn glimlach is een ijdel riet.
(Uit: De eeuwige dag, Uitg, Van Gennep, Amsterdam, 1969)
| |
jacques hamelink
traduit du néerlandais par maddy buysse.
roi
L'homme qui débouchait dans tous les fleuves
et feuilles, voici que tous les fleuves et feuilles
débouchent en lui et il n'est plus légion mais
esclave de tous ceux qui répandent une chaleur de femme
et lui, mendiant, ne peut reculer,
doit inventer une paix nouvelle,
vieillard, le soleil le flagelle roi,
sa carence est une sombre couronne d'épines,
il revêt le manteau pourpré d'un jour d'automne,
son sourire est un roseau futile.
| |
| |
| |
jacques hamelink
afscheid
Dronken en vruchtbaar wuiven
de bomen hem afscheid toe
en de wijnrode avond verdoezelt
gemakkelijk tevreden dat het toch tot waanzin
gebracht wordt al is die onzuiver
tot de slingerende weg ontnuchterd en ochtendgrijs
hij niet meer thuis kan brengen
waar hij lakens en slaap vermoedt
vergaat tuimelend landschappen schuiven
door elkaar heen in het water van karresporen
kust hem de aarde: een verschrikte
huivering: ik heb geen huis
in zijn hoofd blijven zoveel klokken luiden
(Uit: De eeuwige dag, Uitg, Van Gennep, Amsterdam, 1969)
| |
jacques hamelink
traduit du néerlandais par maddy buysse.
adieu
Ivres et féconds les arbres
lui adressent des signes d'adieu
et le soir empourpré s'estompe,
aisément satisfait d'être, malgré tout, conduit vers la folie,
celle-ci fût-elle impure.
De nouveau il faut attendre
jusqu'à ce que la route sinueuse, d'un gris matinal et désabusé
qu'il ne ramènera plus chez lui,
là où il devine le sommeil et les draps.
s'écoule en culbutant, les paysages glissent
l'un dans l'autre, la terre l'embrasse dans l'eau
d'effroi: je n'ai pas de maison.
Tant de cloches lui tintent encore aux oreilles
| |
| |
| |
jacques hamelink
ophelderingen
2
Als ik sterf kan geen weten veel groter dan nu zijn
hoewel ik een nieuwe ster schep de koude zal komen
als ik het voorgoed donker maak is de nacht niet dieper geworden
duisternis is even goed als licht.
3
Overal koudogig volwassen rivieren drinken
onder het dorre strodak van de ruimte
staat de mens verdwaasd op zijn hoofd.
6
Eens wilde ik eeuwigheid in netten van sterren vangen
nu maak ik mij zo klein als een mikrobe
ieder ogenblik is eeuwig genoeg.
7
Geboorte: ik vouw mij op voor de dood
(Uit: De eeuwige dag, Uitg, Van Gennep, Amsterdam, 1969)
| |
jacques hamelink
traduit du néerlandais par maddy buysse.
éclaircissements
2
Lorsque je mourrai, nul savoir ne sera guère plus vaste qu'aujourd'hui
j'aurai beau créer une étoile nouvelle, le froid viendra,
dussé-je faire l'obscurité définitive, la nuit n'en sera pas plus profonde,
l'ombre vaut bien la lumière.
3
Partout des fleuves adultes à l'oeil froid boivent
sous le chaume aride de l'espace,
l'homme égaré se tient la tête en bas.
6
Un jour j'ai cru saisir l'éternité dans des nasses d'étoiles,
maintenant je me fais plus petit qu'un microbe,
à chaque instant son éternité suffit.
7
naissance: je me replie en vue de la mort.
| |
| |
| |
jacques hamelink
versnelling
Opgeblazen door een pompende slaap.
Hese vleesetende planten braken. Ik laat
Dit koeterwaals woud geen luchtbel.
De bomen in mijn bloei knappen zacht
Af. Eiwit krimt de maan. Ik zwem
Aalsnel stroomafwaarts klem in de moederfuik.
Daarna, krakend van vocht.
Gewas groeit geweldig hard, boomhoog. Mijn vader holt
Achter zijn eigen baar aan als een kobold. Zijn colt
Ketst. Een cowboyfilm hinderlaagt
Als ik afrem. De zon tolt rond.
Mijn tong gezwollen, blauwzwart, een drenkeling
Laveloos van overtollig sap,
Terwijl ik in de hoorndroge lucht kunstmatig op adem kom,
Word ik nog net dood genoeg geboren
Om aan de averechtse zijde van de tijd een klok te horen
Hameren die aan deze zijde stilstaat.
(Uit: Een koude onrust, Uitg. Van Gennep, Amsterdam, 1969)
| |
jacques hamelink
traduit du néerlandais par maddy buysse.
accélération
Gonflées par un sommeil hydraulique,
Des plantes carnivores vomissent, enrouées. Je n'accorde
Pas une bulle d'air à cette forêt qui jargonne.
Les arbres de ma floraison craquent doucement.
L'albumine rétrécit la lune. Vif comme l'anguille,
Je nage avec le courant saisi dans la nasse-mère.
Le vègétal pousse très vite, arborescent. Mon père, comme
Un nain, court après son propre cercueil. Son colt
Un Western surgit. Le soleil tournoie.
La langue enflée, bleu noir, noyée
Ivre-morte d'humeurs superflues,
Tandis que dans l'air sec comme la corne, je reprends haleine mécaniquement,
Pour entendre au revers du temps le martèlement
D'une horloge arrêtée de ce côté-ci.
| |
| |
| |
jacques hamelink
weg
aandachtig voor wat geschept wordt in de laagte
slordig met een huis vol wegvliegende rivieren
en albums levend beproef ik ledigheid & dronkenschap
mijn enige wet werd in het jaar nul reeds
het ongebondene alleen leidt tot verzadiging
en chaos het best de afgeronde vorm verkondigt
laat mij daarom maar liggen bij vergissing
aan van dichtbij tegen een erwt aankijken gewoon geraakt
ben ik ongevoelig geworden voor etikette
de toonkunst der etrusken is toch niet te overtreffen
het heuvelachtig gelach van gras mij perfekt naar de zin.
(Uit: Oudere gronden, Uitg. Van Gennep, Amsterdam, 1969)
| |
jacques hamelink
traduit du néerlandais par maddy buysse.
route.
me souvenant du créateur,
attentif à ce qui se crée en-bas,
vivant au petit bonheur avec une maisonneé de riviéres
fuyantes et d'albums, j'éprouve le vide et l'ivresse.
mon unique loi, depuis belle lurette,
fut définie par des oiseaux,
seul le désordre rassasie
et nul mieux que le chaos ne révèle le cercle parfait.
néglige-moi donc par distraction,
accoutumé à contempler de tout près un petit pois
j'ai perdu le sens de l'étiquette.
puisque la musique des étrusques est insurpassable,
le rire vallonné de l'herbe me suffit tout à fait.
| |
| |
| |
jacques hamelink
ode
In het tellurisch uur van de slaap
is het spreken begonnen de voertaal
der bladeren ontstaan en aangeleerd
en donkerder geslachtelijk geschminkt
efeben nu vullen hun jonkvrouwelijke kruiken
of gouden delfstof rijk de winden weerspanning
doodstille bloembol de minnaars
reeds transparantere ontbinding:
voorgeboortelijk onwetend en wijs zal dit jaar
het regenachtig kind zijn
welks weckfles ternauwernood door een glimworm
en huiverig bij toeval reeds geboren
vindt wie voorgevoelt water uit en lange tijd
slapeloos werkzaam in zijn cel
worden spelenderwijs tenslotte de sterren geblazen
op zijn geruchtmakend anorganisch aambeeld hamert rillend
maar altijd weer met koude vonken gevuld
hij zich heet en mededeelzaam.
(Uit: Oudere gronden, Uitg. Van Gennep, Amsterdam, 1969)
| |
| |
| |
jacques hamelink
traduit du néerlandais par maddy buysse.
ode
A l'heure tellurique du sommeil
la parole naquit en tant que langue véhiculaire
des feuilles et fut acquise
Et des éphèbes sexuellement plus sombrement fardés
emplissent aujourd'hui leurs amphores virginales
ou peut-être le vent somptueux, chargé de minerai d'or,
résiste et ralentit leur pas
bulbe mortellement silencieux, dissolution
déjà transparente des amants;
d'une inconscience prénatale et sage sera cette année
dont l'isolant fut à peine indiqué
et craintif, déjà né par hasard
la pièce magique sur la langue
celui qui pressent découvre l'eau et longtemps
insomnieux et actif dans sa cellule
il finit, en se jouant, par souffler des étoiles
sur son enclume tapageuse inorganique il martèle
en frissonnant, mais toujours animé de froides étincelles,
il s'échauffe et compatit.
| |
| |
| |
jacques hamelink
vriend
na Hölderlin en de vleugels van de wijn
toen onze grote klare doodgeboren stemmen zich verhieven
op de wind en zich met elkaar mengden herinnerde rivieren
voorgoed en vluchtig met elkaar sliepen
in het uur als muziek blindmakend staren
weer de mossige menslege schaduw ondervragend
het eigen dwalend lichaam naakt
dom als een komkommer slaapwaarts geblazen
sneeuwhuiver en heldergezeefde nog vochtige ster
afstaande al aan granen en zaden in zuiverder trance
met het begin verbrokkelend en nogmaals toebeschikte ster
een niet te zeggen zwijgen
met het woord dat van de wijn afstamt bijeen
een nieuw vruchtkoel onrustbarend rijk geboren
worden de rijpe stemmen ons afgenomen
en in de wortelgronden waar de vorm bedacht wordt
overbodige lichtdragers weggewenkt.
(Uit: Oudere gronden, Uitg. Van Gennep, Amsterdam, 1969)
| |
jacques hamelink
traduit du néerlandais par maddy buysse.
ami
S'étendre immobile au sein de l'heure
après Hölderlin et les ailes du vin
lorsque s'élevaient sur la brise nos grandes voix claires
mort-nées et que se mêlaient à jamais des fleuves mémorables
et hâtivement s'endormaient ensemble,
cette heure, pareille à la musique, la fixer d'un oeil ébloui
interrogeant encore l'ombre mousseuse dénuée d'hommes,
le propre corps errant tout nu,
plus obtus qu'un concombre soufflé de sommeil.
Etoile humide encore frissonnante neigeuse et claire tamisée
abandonnant déjà graines et semences en plus pure transe
s'effritant avec les débuts, étoile à nouveau disponible,
tandis que surgit un nouveau règne troublant, d'une fraîcheur de fruit
les voix mûres nous sont enlevées
et, dans les terres sarmenteuses où s'invente la forme,
on écarte d'un signe les porte-flambeaux superflus.
|
|
Auteursrechtelijk beschermd