Vrije Universiteit Brussel: akkoord over de tweeledigheid.
In november 1968 werd de nieuwe voorlopige Raad van Beheer van de U.L.B.-V.U.B. geinstalleerd en werd de heer Simonet, promotor van het beruchte Manifest van de 29, tot voorzitter gekozen. Er bestond toen bij de Nederlandstaligen van de V.U.B. nog de grootste onzekerheid over de toekomst van een Vlaamse V.U.B. en een groot wantrouwen t.o.v. die Raad en de manier waarop zij haar taak zou opvatten: voor de unitaire en grotendeels Franstalige V.U.B. een tweeledige struktuur te ontwerpen met een autonome Nederlandstalige V.U.B. en een autonome Franstalige U.L.B.
De voorlopige Raad van Beheer was samengesteld uit 32 rechtstreeks verkozen leden (waarin van Vlaamse zijde maar 6 professoren zetelden) en 8 gekoöpteerde leden (waarvan de helft Nederlandstaligen). De Vlaamse studenten hadden hun wantrouwen al tot uiting gebracht door de verkiezingen te boykotten daar zij toch geen kans op een redelijke vertegenwoordiging zagen. Het aantal studenten bedraagt voor het Akademiejaar 1968-69 ongeveer 1500 Nederlandstaligen tegenover ongeveer 10.000 Franstaligen.
Een doorgedreven aktie van Vlaamse studenten, professoren en wetenschappelijk personeel leidde eerst tot de aanvaarding dat de Vlaamse studenten 4 waarnemers met konsultatieve stem voor de Raad van Beheer mochten afvaardigen, wat zij prompt verwierpen. Tenslotte kwam een soort Nederlandstalige schaduwraad tot stand, een voorlopige Raad van Beheer voor de V.U.B.-Nederlands, die als gesprekspartner erkend werd.
Intussen hadden een 200-tal Franstalige professoren hun handtekening geplaatst onder een F.D.F.-dokument dat het behoud bepleitte van één unitaire Franstalige U.L.B. Op 18 april 1969 kwam een akkoord tot stand tussen de tijdelijke Nederlandstalige Raad van Beheer en de Franstalige Raad van Beheer. In het licht van wat voorafgaat noemde Prof. Gerlo, in een interview voor het B.R.T.-Atkueelmagazine, dit akkoord bevredigend.
Inhoud van het akkoord van 18 april 1969.
Er wordt voorgesteld de wet van 1911 zo te wijzigen dat twee nieuwe universiteiten erkend worden: een Franstalige U.L.B. en een Nederlandstalige V.U.B.
De huidige U.L.B.-V.U.B. met twee taalafdelingen zou alleen blijven bestaan om het patrimonium van de universiteit te verdelen onder U.L.B. en V.U.B. volgens volgende bepalingen:
1. | Toelagen: De verdeling van de rijkstoelagen voor werkingskosten moet evenredig zijn met de behoeften van beide universiteiten. De V.U.B. moet gezien worden als een universiteit die tegen 1980 5.000 studenten zal tellen. De V.U.B. heeft recht op een gelijkaardige buitengewone tegemoetkoming van de staat als Leuven-Frans. |
2. | Het niet aangewend patrimonium (roerende en onroerende goederen die niet aangewend worden voor het universitair onderwijs): 70% aan de U.L.B. en 30% aan de V.U.B. |
3. | Het aangewend patrimonium: integraal aan de U.L.B. Als tegenprestatie krijgt de V.U.B. in afwachting de kosteloze beschikking over alle gebouwen, apparatuur en diensten van de U.L.B. waaraan ze behoefte heeft. |
| De Raad van Beheer van de U.L.B.-V.U.B. die belast is met de verdeling zal samengesteld zijn uit 70% vertegenwoordigers van de U.L.B. en 30% vertegenwoordigers van de V.U.B. |
Van het Oefenplein te Etterbeek krijgt de V.U.B. minimum 18 ha en maksimum 22,5 ha (hetzij de helft van de oppervlakte) ter beschikking.
In geval van betwisting beslist een arbitragekomitee (paritair samengesteld, met een neutrale buitenstaander als 7e lid).
Erik Vandewalle