Ons Erfdeel. Jaargang 12
(1968-1969)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdStudieweek in Nederland voor Duitse leraren Nederlands.Als een van de resultaten van het Duits-Nederlandse kultureel akkoord werd te Lochem in de Nederlandse provincie Gelderland voor de tweede keer een studieweek voor Duitse leraren Nederlands georganiseerd. Reeds in januari 1968 hadden een vijftiental Duitse leraars (die zich met het bestuderen en onderwijzen van de Nederlandse taal en kultuur bezig houden) op uitnodiging van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs een studieweek te Lochem doorgebracht.
Dit jaar heeft de kursus plaats gehad van 13 tot 19 april 1969. De studieweek werd gedeeltelijk door de Duitse en gedeeltelijk door de Nederlandse regering gefinancierd. De kursisten hopen dat in een eventuele vervolgkursus in 1970 ook een kort verblijf in België in het programma zal worden opgenomen, omdat de specifieke omstandigheden van het leven in België, als men de situatie van de Nederlandse taal in Noord-België niet kent, nauwelijks begrepen kunnen worden.
De heer Drewes, Raadadviseur aan het ministerie in Den Haag en ook dit jaar weer leider van de kursus te Lochem, verwelkomde de Duitse gasten en zei dat hij de studieweek voor Duitse leraars in Nederland als een tegenhanger beschouwde van de kursussen voor Nederlandse leraars in de Bondsrepubliek Duitsland. (In Volmarstein in de Westduitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, en in Hannover in het land Nedersaksen werden in de laatste jaren al regelmatig leergangen Duits georganiseerd voor Nederlandse leraars.)
De heer Mourik, hoofd van de afdeling Kultuur en Pers van de Nederlandse ambassade te Bonn, was op de eerste avond te Lochem aanwezig en leidde de studieweek in door een voordracht over de werkzaamheden van zijn afdeling in Duitsland. Hij toonde aan hoe hij en zijn medewerkers steun verlenen om de verspreiding van de Nederlandse kultuur in het Duitse taalgebied te bevorderen. Hij was er trots op te kunnen vermelden dat zopas een ‘Nederlandse Week te Berlijn’ plaats gevonden had en dat voor het najaar reeds een bijzondere kulturele gebeurtenis te Viersen gepland is: ‘Begegnung mit den Niederlanden’. Maar hij vond het minder plezierig de enorme buitenlandse aktiviteit van Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië op het kulturele vlak te vergelijken met het kultureel beleid van Nederland in de Europese buurlanden. De heer Mourik toonde aan dat het voor hem bijzonder belangrijk was de jeugduitwisseling tussen Nederland en de buurlanden te bevorderen.
Mevrouw Kell van de Duitse ambassade te 's-Gravenhage was ook voor korte tijd te gast op de vergadering te Lochem, om in een toespraak haar belangstelling voor de verspreiding van de Nederlandse kultuur te uiten. Zij vond het verheugend dat er nu twee gewone professoren voor de Nederlandse taal en letterkunde aan Duitse univer- | |
[pagina 166]
| |
siteiten (Keulen en Munster) bedrijvig zijn en dat er bovendien 21 lektoren Nederlands in Duitsland werken. Maar toch gebeurt er volgens haar nog veel te weinig om in Duitsland de taal en kultuur van het westelijke buurland te bevorderen en een verzekerde plaats in het onderwijs te geven.
Zoals vorig jaar brachten de Duitse deelnemers ook dit keer weer een bezoek aan de school te Lochem om lessen bij te wonen. In een boeiende voordracht sprak de heer Moors over zijn ervaringen met de ‘scholengemeenschap’. Als rektor van een Rijksscholengemeenschap (Atheneum en Havo) kon hij deskundige inlichtingen geven. Een belangrijk punt in het hervormde Nederlandse schoolwezen is de ‘Brugklas’, dat wil zeggen de eerste klas van de op het basisonderwijs aansluitende scholen. Deze klassen dienen om de leerlingen te oriënteren. Aan het einde van het brugjaar geven de leraren advies op welke scholen de leerlingen het best hun keuze kunnen laten vallen. Maar het onderwijs en zijn hervorming was niet het enig onderwerp van de studieweek. Films over verschillende aspekten van het moderne Nederland toonden aan dat Nederland een grote industriële natie is en niet het land van windmolens en kanalen, boeren op klompen en bloemenvelden - het belachelijke beeld dat voor de buitenlandse toerist vaak van Nederland opgehangen wordt. Een voordracht over de jeugd in Nederland lichtte enige nieuwe aspekten van de Nederlandse samenleving toe.
Bijzondere nadruk lag op het bestuderen van teksten uit het naoorlogse nederlandstalige proza en op het lezen en interpreteren van moderne gedichten. Fragmenten uit romans en verhalen van Jan Wolkers, W.F. Hermans, G.K. van het Reve, Harry Mulisch, S. Carmiggelt, Simon Vestdijk en Hugo Claus stonden op het programma en werden vlijtig gelezen. Gedichten uit de bundels van de ‘vijftigers’ brachten de kursisten in aanraking met de Nederlandse poëzie van de laatste twintig jaar. ‘Gardsivik’ en ‘Barbarber’ zijn nu geen onbekende begrippen meer voor de deelnemers. Maar zonder de deskundige verklaringen en ophelderingen van de heren de Zanger en Ekkel, beiden leraar Nederlands aan de reeds genoemde scholengemeenschap te Lochem, zou het zeker niet mogelijk geweest zijn in de toch beperkte tijd van een week een zo diep inzicht in de Nederlandse literatuur te bereiken.
Uit de gesprekken, die de kursisten onder elkaar voerden, bleek dat het nodig was de werkzaamheid van de ‘Kring Duitse Leraren Nederlands’ te intensiveren. Er is nog veel te doen vooraleer de werkgroep in samenwerking met alle organisaties en officiele instanties het doel zal bereiken: het bevorderen van de Duits-Nederlandse toenadering door middel van het taalonderwijs. Dat betekent dat meer Duitse scholen en voksuniversiteiten de taal van het westelijke buurland zullen moeten aanbieden. Het tekort aan geschikte docenten en leraren Nederlands zal het niet gemakkelijk maken het getal der scholieren die zich op het Nederlands toeleggen te verhogen.
De werkgroep Duitse leraren Nederlands koos Josef Kempen, uit Bad Godesberg, tot voorzitter. De heren Jonas, uit Stolberg, en Sturm, uit Hannover, werden vice-voorzitters.
Jürgen Sudhölter, Verl, West-Duitsland |
|