Het Nederlands een Duits dialekt?
‘... geeft hij hierin ook de genadesteek aan de in Duitsland zeer taaie opvatting als zou het Nederlands slechts een dialekt van het Duits zijn.’ (Drs. R. Willemyns in Ons Erfdeel, 12/2, p. 186).
Dit artikel was voor mij aanleiding de geciteerde lezing van Frings nog eens na te lezen. Daarbij merkte ik, dat Willemyns uit de lezing van Frings wel zeer eenzijdig citeerde wat in zijn kraam te pas kwam.
Voor de beoordeling van de stelling, dat het Nederlands een Duits dialekt is, moet men het eerst eens zijn over de definitie van een dialekt. De in de taalkunde meest gebruikelijke definitie is wel die naar officiële status, in tegenstelling tot standaardtaal. Als men het woord ‘dialekt’ in die betekenis neemt, is de bewering, dat het standaard-Nederlands een dialekt zou zijn in plaats van een standaardtaal, te dwaas om lang bij stil te blijven staan. Maar dat impliceert niet in het minst, dat als men het verschil van officiële status verwaarloost en de standaardtalen (in dit geval het standaard-Duits zowel als het standaard-Nederlands!) eenvoudig beschouwt als dialekten, men op taalkundige gronden een scherpe scheiding kan maken tussen Nederlandse en Duitse dialekten.
Een standaardtaal, zoals op het ogenblik de meeste Europese landen hebben, die soms door honderden miljoenen mensen met een redelijke mate van uniformiteit gesproken wordt, verkrijgt zijn positie, doordat de overheid hem met alle middelen, met een eksklusief gebruik in onderwijs, openbare diensten, massamedia, enz. begunstigt boven de dialekten. Dat betekent natuurlijk niet, dat ze met de taal van het volk maar kan doen wat ze wil - als ze tracht een groot deel van het volk een taal op te dringen die totaal verschilt van de volkstaal zal ze meestal door verzet van onderen op gedwongen worden in te binden - maar wel, dat vooral in een z.g. dialektengebied, waar vele nauw verwante en geleidelijk in elkaar overgaande dialekten worden gesproken, het sterk van de politieke geschiedenis afhangt, welke standaardtalen er tot stand komen, en over welke gebieden ze zich verbreiden. En een dergelijk dialektengebied was en is ook het Nederlands-Duitse taalgebied. Vanaf de veertiende eeuw heeft er b.v. in het gebied van de Hanse enige eeuwen een Hanseschrijftaal bestaan, die maatschappelijk wel iets minder gekonsolideerd was dan een moderne standaardtaal, maar door zijn uniforme officiële gebruik over een uitgestrekt gebied veel meer was dan een puur dialekt. Met de Hanse is ook die Hanseschrijftaal van het toneel verdwenen.
In de Middeleeuwen was er helemaal geen scherpe taalgrens tussen het Nederlands en het Duits. Als iemand ± 1300 een reis gemaakt had door allerlei streken van het tegenwoordige Vlaanderen, Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Duitstalig Zwitserland, zou hij gemerkt hebben, dat aan de ene kant iedere streek zijn eigen dialekt sprak en aan de andere kant al die dialekten duidelijk met elkaar verwant waren, maar er niets van gemerkt hebben, dat bij de tegenwoordige Nederlands-Duitse grens plotseling een helemaal andere taal begon. Dezelfde kontinuïteit bestaat nu nog tussen de Nederlandse en Duitse dialekten. Frings geeft vele voorbeelden van taalkenmerken gemeenschappelijk aan dialekten aan weerskanten van de Nederlands-Duitse grens. Het gebied dat een oe-klank heeft in woorden als huis, muis, enz., waarin het standaard-Nederlands een ui-klank heeft, beslaat bv. globaal genomen Oost-Nederland en Noord-West-Duitsland.
Een in heel Nederland en Vlaanderen (ofschoon aanvankelijk lang niet door iedereen!) gebruikte schrijftaal ontstond door de politieke unifikatie, eerst in de Boergondische monarchie, later in de Nederlandse staat. Op zijn vorming hebben eerst het Vlaams en Brabants, later het Hollands een overwegende invloed uitgeoefend. Hoewel hij daarom door velen in de ‘buitengewesten’ als het dialekt van een bepaalde streek beschouwd werd, drong hij als gevolg van de overheidssteun en het steeds intensievere verkeer de dialekten steeds meer terug. In Duitsland legde Luther met zijn bijbelvertaling de grondslag voor de standaardtaal. Ondanks de losse politieke samenhang van Duitsland werd deze taal langzamerhand algemeen aanvaard voor officiële en hogerkulturele doeleinden. In beide landen gingen de dialekten op den duur een kwijnend bestaan leiden.
Ik begrijp even goed als Willemyns, dat een poging nú het Duits in Nederland als officiële taal in te voeren op zeer groot verzet zou stuiten en op den lange duur onuitvoerbaar zou blijken. Maar dat komt niet, omdat daarvoor het linguistische verschil tussen het Nederlands en het Duits te groot is, maar omdat vier eeuwen gescheiden politieke ontwikkeling niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. In elk geval is de