Ons Erfdeel. Jaargang 12
(1968-1969)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
maart werd een teaterweek georganiseerd en dit volgens een totaal nieuwe formule die bij mijn weten nog niet in andere schouwburgen werd toegepast. Eerst en vooral waren er de geleide bezoeken aan het teater. Gedurende drie avonden werd onder bevoegde leiding door het publiek een rondgang gemaakt in het ruime K.N.S.-gebouw en werd de belangstellenden de gelegenheid gegund eens rond te neuzen achter de schermen, op het plateau, in de loges van de artiesten en de wandelgangen, de bureaus en foyers, de opslagplaatsen en ateliers, de kabines van de technici, de kelders, enz. Voor deze bezoeken was de interesse bijzonder groot en er werden heel wat vragen gesteld.
De direktie overweegt dan ook dit initiatief volgend jaar op een bredere basis uit te werken.
Bovendien werd er een publieke generale repetitie gehouden van het stuk dat op 29 maart 69 in première ging, n.l. Addio Venezia door Louis Velle. Vooraf las direkteur Albert Hanssens de internationale teaterboodschap van de hand van Peter Brook voor. Daarna lichtte regisseur Anton Peters de bedoelingen toe van deze open herhaling waarbij de toeschouwers zich konden vergewissen van de atmosfeer waarin een generale verloopt. Het werd een prettige kennismaking met de keerzijde van de medaille, te meer daar er niet aan show en overdrijving werd gedaan. Ten slotte werd een konfrontatie gehouden van het publiek met de kritici. Ik verwachtte zeer veel van deze manifestatie omdat ze de mogelijkheid bood talrijke misverstanden uit de weg te ruimen, bepaalde standpunten toe te lichten en de toeschouwers inzicht te verschaffen in het wezen van de kritiek en in de zo delikate positie van de recensent. Begrip voor het funktioneren van de kritiek lijkt mij erg noodzakelijk. Tans wordt de atmosfeer immers vaak vertroebeld door allerhande verkeerde opvattingen en een schrijnend gebrek aan inzicht voor het werk van de kritici die slechts bij uitzondering kunnen rekenen op de goodwill van de toeschouwers en de teaterartiesten. De konfrontatie-avond werd evenwel een mislukking omdat twee recensenten door hun misplaatste houding een dialoog en een verkenning van het onderwerp onmogelijk hebben gemaakt. Weliswaar werden door de andere leden van het paneel lovenswaardige pogingen gedaan om een voortreffelijk niveau te bereiken maar de atmosfeer was naar de bliksem en van een wezenlijk ernstig en verhelderend gesprek was er geen sprake, kon er trouwens geen sprake meer zijn. Eén ogenblik heb ik eraan gedacht dit stijlloos gedoe in de steek te laten doch uit beleefdheid t.o.v. de schouwburgdirektie, het publiek, de moderator en enkele hoffelijke kollega's zag ik daarvan af.
De recensenten die zich - en terecht - zo dikwijls beklagen over het gebrek aan een juiste instelling tegenover hun taak werd door de schuld van een paar kollega's de gelegenheid ontnomen hun standpunt terdege te verduidelijken. Dit was geenszins geschikt om het vertrouwen tussen lezers en kritici te verstevigen.
Het N.T.G.-teaterfestival 1969 werd een sukses, zowel wat de belangstelling van het publiek als wat de kwaliteit van de opvoeringen betreft. De direktie van het N.T.G. had niets verzuimd om de toeschouwers een verrassende diversiteit aan te bieden. Er traden zeven ensembles voor het voetlicht: Toneelgroep Studio (Amsterdam) met Fernando Arrabals De Tuin der lusten, Zuidelijk Toneel Globe (Eindhoven) met Het spel der vergissingen door William Shakespeare, Toneelgroep Centrum (Amsterdam) met Adrianus VII door Peter Luke en Centrum vermoordt pianiste door Paul Portner, K.N.S. Antwerpen met Arthur Millers De Prijs, Centre dramatique du Nord met Le pneu door Saûl Bellow en Encore 5 minutes door Françoise Loranger; K.V.S.-Brussel met Kasteel te koop door Herwig Hensen en ten slotte Comédie de Bourges met Shakespeares Macbeth (deze voorstelling ging door als gala van de pers).
Het is niet mogelijk in deze kroniek uitvoerig deze produkties te bespreken. Ik beperk mij derhalve tot een karakteristiek van elke montering en een aanduiding van de hoogtepunten van het festival.
Vooraf echter een algemene beschouwing over dit initiatief dat om velerlei redenen dient te worden toegejuicht.
Over een periode van drie weken kreeg het publiek een waaier te zien van stukken, monteringen en gezelschappen die verscheidene konkluzies toelaat en een degelijk inzicht verschaft in het teaterpeil van de ons omringende landen. Daarenboven kregen de toeschouwers stukken te bewonderen die om redenen, waarover ik in deze bijdrage niet zal uitweiden (het zou een al te bitter artikel worden), geen kans krijgen - vooralsnog niet ten minste - op de repertoires van onze officiële teaters. Dergelijke produkties zullen de ogen geopend hebben van ons publiek. Ik hoop dat de toeschouwers zullen hebben ingezien dat het broodnodig is om bij ons de ramen wijd open te gooien. Tevens werd de gelegenheid geboden de prestaties van het Vlaams teater te vergelijken met de standing van buitenlandse ensem- | |
[pagina 155]
| |
bles, een vergelijking die in menig opzicht tot positieve reakties kan leiden.
Tot de beste prestaties reken ik deze van K.N.S.-Antwerpen.
De Prijs is een weergaloos stuk, een diepdoordringende bezinning op de betekenis en de waarde van het leven van twee mensen. Het is nochtans niet zodanig anekdotisch omlijnd dat het slechts voor een paar gevallen zou gelden. Integendeel. De toeschouwers worden aangespoord om op een verhelderende wijze na te denken over hun eigen bestaan om wellicht tot dezelfde slotsom te komen als de personages in het stuk, n.l. dat op het ogenblik dat men met kennis van zaken over zijn bestaan en zijn levensinstelling kan oordelen de keuze en de orientering veelal onherroepelijk zijn. Dit schoonmenselijk stuk werd perfekt geregisseerd door Willy Vandermeulen en op een unieke wijze vertolkt door Jet Naessens, Ward de Ravet, Martin Van Zundert en Robert Marcel.
Een hoogtepunt zowel kwa keuze van het stuk (inhoud en vormgeving zijn uitzonderlijk boeiend) als kwa produktie.
Daarnaast - ofschoon niet op hetzelfde peil - noem ik drie monteringen: Fernando Arrabals De tuin der lusten, Peter Luke Adrianus VII en de twee eenakters Le pneu door Saül Bellow en Encore cinq minutes door Françoise Loranger.
Om allerhande redenen, zowel artistieke als etische, acht ik De tuin der lusten ongemeen belangrijk. Deze appreciatie betekent evenwel niet dat ik alle heil van dit soort werken verwacht noch dat ik enkel met deze stukken gekonfronteerd zou willen worden. Ik bedoel alleen dat in de bonte gamma van stijlen en genres die zo typisch zijn voor onze eigentijdse toneelliteratuur het werk van Arrabal een vooraanstaande plaats bekleedt. Zijn chokerend teater zal ten slotte meer bijdragen tot het verleggen van bepaalde morele normen, tot het doorbreken van noodlottige taboes, tot het afbreken van verderfelijke huisjes als de ontelbare jeremiades van amechtige zedenprekers. De tuin der lusten is puur théâtre de la cruauté - gericht op het onthutsen van de toeschouwer -, een bizarre mengeling van zwoele dromen, erotisch geladen taferelen, angstaanjagende obsessies, vreselijke visioenen, een krachtige cocktail waarbij men onvermijdelijk denkt aan het werk van Bosch, aan het oeuvre van De Ghelderode, aan de sublieme doeken van surrealistische schilders. Uitdagend toneel, inderdaad, doch teater dat van enorme betekenis zal zijn voor de evolutie van de dramatische kunst. Of men dit nu prettig vindt of niet, of men dat nu zien wil of niet, of men dat waarderen kan of niet... dat alles doet er niet toe.
Deze voorstelling werd geregisseerd door Lodewijk De Boer.
Even belangrijk was de opvoering van Adrianus VII, door Peter Luke naar een roman van de Engelse schrijver Fr. Rolfe. Met een nietsontziende vermetelheid en in een sterk ironische toonaard behandelt de auteur de evolutie van een eksentriek artiest die door vreemde tribulaties tot (fiktief) paus wordt uitgeroepen. Zuiver fantazie dus doch voor de schrijver een middel om stevige vegen uit de pan uit te delen: striemende kritiek op de hoge kerkelijke gezagdragers.
De regie van Walter Kous was weliswaar uiterst sober maar toch suggestief en indrukwekkend. De vertolking van de hoofdrol door Allard Van der Scheer was subliem.
Het Centre dramatique du Nord zorgde voor een aangename verrassing. Zowel Le pneu door Saul Bellow (in mindere mate) als Encore cinq minutes door Françoise Loranger, een fijnzinnig bezinningsproces van een rijpere vrouw, stonden op een keurig peil. Ook de vertolking bereikte een voortreffelijk niveau en dit is beslist te danken aan het subtiel spel van Arlette Merry en André Reybaz.
Tot de genietbare voorstellingen reken ik in de eerste plaats Centrum vermoordt pianiste door Paul Portner, een origineel divertissement waarbij het publiek bij de aktie betrokken wordt. Vakkundige regie door Walter Kous.
Daarna volgt Het spel der vergissingen door William Shakespeare, vertolkt door het Zuidelijk Toneel Globe. De regie wemelde van pittige vondsten maar de vertolking miste standing.
Een tegenvaller werd Herwig Hensens Kasteel te koop, een zwak blijspel van een nochtans begaafd schrijver. Regiseur Jo Dua en de akteurs deden hun best om het stuk te dienen doch men kan van hen niet verlangen dat ze van een middelmatig stuk een hoogvlieger zouden maken.
De grootste teleurstelling werd het optreden van de Comédie de Bourges met Shakespeares Macbeth. Dit zo gevaarlijk stuk werd op een zware, drakerige, patetische wijze voor het voetlicht gebracht, in onvervalste Grand Guignolstijl. Om te gieren! Meteen werd het de Vlaamse toeschouwers duidelijk dat in het buitenland ook niet alles rozegeur en maneschijn is. Integendeel.
Besluit: zowel de positieve als de negatieve facetten van dit N.T.G. teaterfestival 69 waren bijzonder leerrijk.
Rik Lanckrock |
|