Feestkoncert 150 jaar stedelijk onderwijs te Antwerpen.
Onder de diverse feestelijkheden die de stad Antwerpen organizeerde naar aanleiding van ‘150 jaar stedelijk onderwijs’ was er een die biezonder onze aandacht trok: het jubileumkoncert dat op 14 maart II. verzorgd werd door de Filharmonie van Antwerpen o.l.v. Daniël Sternefeld. Daaraan werkten mee het meisjeskoor van de stedelijke middelbare scholen, de mezzo-sopraan Louisette Garcia en de tenor Paul Schotsmans. Voor die gelegenheid hadden de organizatoren een programma gekozen dat volledig gewijd was aan komposities van Vlaamse toondichters die als leerling of leraar verbonden waren aan een van de Antwerpse stedelijke scholen. Een ongewoon en prijzenswaardig initiatief dat beslist navolging verdient.
In een nokvolle Elizabethzaal werd een afwisselend programma voorgesteld dat een galerij van niet minder dan veertien Vlaamse toondichters projekteerde. Zelden kregen hun werken zulke entoesiaste belangstelling en spontane waardering. Een bewijs dat men met eigen werk ook boeiende, afwisselende en hoogstaande programma's kan samenstellen.
Een belangrijk gedeelte van dat programma bleef gereserveerd voor het lied. Niet helemaal ten onrechte, want jarenlang waren het kunst- en kinderlied belangrijke uitdrukkingsmiddelen van onze toondichters. In dat hoofdstuk uit het programma trof men de namen aan van Fl. Alpaerts, J. De Bom, E. Keurvels, W. Kersters, R. Van der Velden, J. Broeckx en R. Brams. Al vertegenwoordigen die figuren verschillende stijlen en opvattingen, toch viel het ons op dat zij in hun liedproduktie aan een zelfde traditie gebonden blijven en in een gemeenschappelijke ‘school’ thuishoren. In dat genre houden zij zich blijkbaar verwijderd van de laat-romantische individualistische opvattingen van G. Mahler en R. Strauss of de impressionistische konceptie van Cl. Debussy. Zij neigen veeleer naar een ‘volksere’, doch verfijnde en licht verhalende stijl met een bescheiden schilderende omlijsting. Ook de geprogrammeerde koorwerken van Karel Albert, Lode Van Doren en Constant Lenaerts zijn sterk traditioneel gekleurd, die van Ivo Ceulemans en Frans D'Haeyer daarentegen onderscheiden zich door een modernere taal en een rijkere kontrapuntische inhoud.
Er stonden die avond ook vier orkestwerken op het feestprogramma. Het is vooral in die bladzijden dat onze Vlaamse toondichters, zonder hun eigen aard te verloochenen, een meer universele taal spreken. Dergelijke werken verdienen beslist veel grotere bekendheid en veel ruimere populariteit dan zij op het ogenblik genieten. Flor Alpaerts opende de reeks met het kleurige en plastich georkestreerde Bruiloftsfeest uit zijn Pallietersuite. In een koloristisch tafereel, dat vrij uitbundig inzet, veelal op een soliede ondergrond van de koperen blaasinstrumenten opgetrokken, en dat eindigt in een dromerig naspel, duiken voortdurend flarden van oudnederlandse volksliederen op. Daniël Sternefeld stond geprogrammeerd met zijn bekende variaties op de kanon Broeder Jakob. In een mooie versmelting van figuratieve variatie en karaktervariatie belicht de toondichter alle mogelijke klankregisters en -mogelijkheden van de koperen blaasinstrumenten. De Ode van Karel Candael was de progressiefste bladzijde uit de bloemlezing van die avond. In