Ons Erfdeel. Jaargang 12
(1968-1969)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |
Griekse Passie door B. Martinu.
dit speelseizoen geleverd. Door die belangrijke prestatie bewezen de solisten, het orkest, de regisseur en niet in het minst de dirigent dat zij met eigen middelen een niveau kunnen bereiken dat internationale allure bezit. Wanneer men in de KVO de beste vokale krachten van het eigen huis kan inzetten op de juiste plaatsen, wanneer men tijd genoeg wil besteden aan de scènische en orkestrale instudering, wanneer men een beroep mag doen op een eersterangsregisseur (Karel Jernek), een beroepsscenograaf (Oldrick Simacek), en wanneer dat alles dan nog geleid en bezield wordt door een entoesiaste dirigent (Walter Crabeels), die de partituur door en door in zich draagt, dan moet zelfs een zware opgave als de vertolking van De Griekse passie tot een groot sukses uitgroeien. En inderdaad het werd een meeslepend drama, dat auditief boeide van de eerste tot de laatste maat en dat visueel in ontroerend mooie beelden evolueerde. Een waagstuk dat in alle opzichten volkomen geslaagd is! Naar onze smaak lag die Belgische kreatie zelfs hoger dan de voorstellingen van B. Smetana's De verkochte bruid en P. Tsjaikowsky's Schoppenvrouw, twee werken die rond dezelfde tijd in de KVO werden opgevoerd door solisten van de opera van Sofia; al zal niemand ontkennen dat het Bulgaarse teater over uitstekende krachten beschikt.
De Tsjechische toondichter Bohuslav Martinu (1890-1959) komponeerde niet minder dan twaalf opera's, zijn tv- en radio-opera's nog buiten beschouwing gelaten. De Griekse passie, waaraan hij werkte van 1954 tot 1958, is de voorlaatste in die reeks. Het werk is gebaseerd op het bekende boek van de Kretenzische auteur, Nikos Kazantzakis: Kristus wordt weer gekruisigd. Het verhaal speelt zich af in het Griekse grensdorpje Lycovissi, aan de Turkse grens tijdens de oorlogsjaren 1920-1922. Twee hoofdgebeurtenissen worden er door elkaar geweven en zijn de oorzaak van een dramatische geschiedenis. Traditiegetrouw bereiden de dorpelingen zich o.l.v. Pope Grigoris voor op een passiespel, dat zij in de paastijd zullen opvoeren. Tijdens die voorbereidingen belandt er in het dorp een groep uitgehongerde Griekse vluchtelingen. Zij werden door de Turken van de geboortegrond weggejaagd en zullen op een berg in de nabijheid van het dorp een nieuwe woonplaats stichten. Daarin worden zij geholpen door de jonge Griekse herder Manolios, die in het passiespel de rol van Kristus moet vertolken. Doordat hij de simpatie van de vluchtelingen geniet, haalt Manolios zich de haat van zijn eigen dorpsgenoten op de hals, vooral van pope Grigoris. Die voelt zich bedreigd in zijn machtspositie. Wanneer Grigoris zijn banbliksem over Manolios en over diegenen die voor hem partij kiezen uitspreekt, ontvlamt de menigte in toorn en doodt de herder op een verraderlijke wijze. Ziedaar zeer summier het vrij bekende verhaal, waarin een reële menselijke tragedie uiteindelijk een symbolische ‘Griekse passie’ wordt.
Zoals de andere werken van Bohuslav Martinu is ook deze partituur in geen geval revolutionair gekleurd. Martinu breekt niet met de traditie. Hij assimileert al wat voor en rond hem werd geschreven en reproduceert het op een zeer persoonlijke wijze. Daarom klinkt zijn muziek terzelfdertijd zo nieuw en zo vertrouwd. De partituur is rijk en afwisselend gestoffeerd. Ekspressionistische hardheid wisselt erin af met impressionistische droomsfeer, terwijl er op verschillende plaatsen herinneringen zijn aan gregoriaanse intonaties, Byzantijns gezang en folkloristimuziek. Maar dat alles is op een zeer autentieke wijze verwerkt en afgestemd op de hoofdkenmerken van deze opera: dramatische schildering van de situaties en psychologische tekening van de personages.
In de dramatisch geladen orkestklank, vaak gebouwd op ostinato's, vallen zowel de hymnische toon van de koperen blaasinstru- | |
[pagina 149]
| |
menten als de serene sonoriteit van de strijkers voortdurend op. Sommige belangrijke woorden in het libretto zoals ‘leugenaar’ of ‘vervloekt’, of dramatische hoogtepunten worden meestal met bijtende ekspressionistische aksenten begeleid. Er komen slechts enkele solistische ensemblepassages in het werk voor, waardoor de tekst met een duidelijke indringendheid tot de toehoorder kan komen. De zangstijl van de solisten is overwegend deklamatorisch, doch op belangrijke ogenblikken glijdt die spontaan en onverwacht over in een modern-lyrisch arioso. Hoogtepunten in het drama zijn de vele koorinterventies. Vooral de smekende of biddende massa, die aktief aan het gebeuren deelneemt, zingt zich uit in een prachtige vokale stijl, die door haar melismatische struktuur of volkrijke akkoordklank als een eigentijdse en persoonlijke behandeling van het gregoriaans en het oudrussisch kerkgezang beschouwd kan worden
De pakkend-dramatische muziek van Bohuslav Martinu en de uiterst verzorgde vertolking door het KVO-gezelschap hebben ervoor gezorgd dat enkele momenten uit de opera die lichtjes neigen naar ‘bondieuserie’ gedrenkt werden in een wijdingsvolle sfeer en zelfs onafgebroken geladen spanning. De KVO zal er goed aan doen dit werk het volgend seizoen opnieuw op haar repertoire te plaatsen. Een dergelijke prestatie van een van de boeiendste bladzijden uit de twintigste-eeuwse operaliteratuur zouden alle opera- en muziekliefhebbers gehoord en gezien moeten hebben. Hugo Heughebaert |
|