Meester en van A. Webern-J.S. Bach. Het tweede deel van dat programma bevatte een zeer gestileerde, scènisch volkomen geslaagde, maar ietwat lange evokatie van Een dag aan het hof van Boergondië. Het Consortium antiquum, geleid door Jean-Pierre Biesemans, begeleidde die uitbeelding met zangen en dansen uit de 15e en 16e eeuw. Hun homogeen samenspel, veredelde voordracht en wisselende bezetting maakten van sommige nummertjes uit het ietwat overdadige programma echte juweeltjes. Door het gebruik van enkele oude instrumenten als blokfluiten, gamba's, vedels, luit, kromhoorn en portatief orgeltje bracht dat ensemble iets van de oude sfeer over in de voorstelling. Historische dokumenten leren ons echter dat de Boergondische feesten en muziekuitvoeringen luisterrijker en bonter werden opgevat en dat koperen blaasinstrumenten en vooral slaginstrumenten aan die feesten vaak een uitbundig karakter gaven. Dat krijgen we dan wellicht een volgende maal voorgeschoteld.
De revelatie in het koncertprogramma was ongetwijfeld het optreden van het Ensemble musiques nouvelles uit Brussel onder leiding van Pierre Bartholomée. Het Antwerpse publiek heeft nog niet dikwijls de gelegenheid, wij kunnen zeggen het geluk gehad een koncert van hedendaagse, avantgardistische muziek te beluisteren. Het was dan ook niet te verwonderen dat vele toehoorders onbegrijpend, vrij skeptisch en sommige zelfs weigerachtig stonden tegenover de geprogrammeerde komposities. Alleen een herhaalde omgang en een voortdurende konfrontatie met de nieuwste verschijnselen in de hedendaagse muziek kunnen begrip, waardering en zelfs bewondering opwekken. Zo ver is men te Antwerpen nog niet. Er stonden drie werken op het programma. In zijn Sonance voor twee piano's vergast de Brusselse toondichter, Philippe Boesmans, de geïnteresseerde luisteraar op de oneindige gamma van klanksonoriteiten die uit het klavier gehaald kunnen worden. Différences van Luciano Berio vergt virtuoos, soms wel wat gezocht solistenwerk. De Echoi van Lukas Foss zitten vol ongewone klankeffekten, kleurvondsten en prachtig echoreliëf, waarbij de vertolkers de gelegenheid krijgen hun persoonlijkheid te demonstreren in kollektieve improvizaties. Het opus is echter te lang om te blijven boeien. En het wordt potsierlijk wanneer op het einde de vertolkers zelf het werk schijnbaar willen ridikulizeren.
Het principiële doel van Jeugd en Muziek is: het jonge publiek door middel van koncertbezoek in kontakt brengen met de goede muziek. Antwerpen heeft daarnaast de aktieve muziekbeoefening niet over het hoofd gezien, want sedert 1962 bezit die afdeling ook een eigen jeugdorkest dat onder leiding van Ernest van der Eyken verdienstelijk en vormend werk levert. Dat ensemble van jonge en entoesiaste muzikanten verklankte het prachtige Concerto for strings van Ralph Vaughan Williams, mikte echter iets te hoog met het Pianoconcerto nr. 23 in A (K.V. 488) van Wolfgang Amadeus Mozart. Het gaf bovendien een zeer precieze vertolking van het andante uit de Symfonie voor strijkorkest van Ernest van der Eyken zelf: een stevig gekonstruktueerde bladzijde, rijk aan polyfone passages en lyrisch ekspressionisme.
Buiten enkele kleinere, maar beslist interessante koncerten in de Antwerpse katedraal (Stanislas Deriemaeker), het Vleeshuis (Collegium musicum van Antwerpen) en het Rubenshuis (Suzanne Boom) stond er eveneens een gespreksforum op het programma. Het werd ingeleid door lic. Kamiel Cooremans, wetenschappelijk bibiliotekaris van het Gentse konservatorium. Hij betoogde dat het in deze tijd van technische vooruitgang en moderne beschaving toch nog zin heeft aan kunst te doen en het kunstleven te stimuleren. Ook in deze tijd blijft de totale mens een syntese van gevoel en verstand, van geest en hart. Het eenzijdig ontwikkelen van één van die elementen moet, aldus de spreker, noodzakelijkerwijze nadelig inwerken op de totale harmonie. ‘Een uur waarachtig kunstbeleven is voor een vermoeide geest wat een bad is voor een vermoeid lichaam: het neemt niet alleen alle vermoeienis weg, maar het wekt op tot vitaliteit. De kunst kan de geest niet alleen ontspannen, maar tevens tot grotere aktiviteit uitrusten.’ Na die konstatering vroeg hij om de kunst opnieuw een volwaardige plaats te geven in het algemeen onderwijs, ze niet langer te beschouwen als een lukse of naschoolse aktiviteit. ‘Het apart stellen van de kulturele opvoeding is eerder een discriminatie dan een eer. Het zal echter nog wel geruime tijd duren eer we op het hoogste vlak door kultuurminnende ambtenaren zullen verdedigd worden. Wanneer zullen we bovendien voldoende politici hebben die de moed opbrengen een kultuurbeleid te ontwikkelen waarvan de volgende generaties de vruchten zullen plukken?’
Hugo Heughebaert