en wat zijn de middelen van de schilder die door Michel Seuphor werd genoemd ‘le peintre du meilleur aujourd'hui’?
Bondig en gebald als zijn kunst kan het antwoord in enkele trefwoorden worden geformuleerd.
Zijn tema: opgang en ruimte.
Zijn werkwijze: soberheid en zuiverheid.
Zijn middelen: vier formikawanden (waarop streng lineaire vertikale zwartwit grafieën zijn aangebracht) - twee spiegelvlakken (die respektievelijk vloer en zoldering uitmaken) - enkele (verborgen) fluorescentielampen.
Daar tussenin worden verwacht: de kleurige menselijke verschijningsvorm - het geluid van zijn stem - een speciaal daartoe (door Johan De Meester) gekomponeerde elektronische muziek.
Luc Peires Environment 67 is een boeiende en aangrijpende realisatie waarvan de ervaring reeds bij het naderen ervan aanvangt.
Vóór men de toegang tot deze witte cel gevonden heeft, leest men de introverte askese aan haar vier buitenmuren af die werken als de schutpanelen van een modern veelluik.
Eenmaal de drempel overschreden en de toegang achter zich gesloten, ervaart men de ideale verwezenlijking van de wens van Kandinsky: ‘het schilderkunstig vlak te zien opengaan om er naar binnen te treden, zich door de vormen te laten omgeven en deel te nemen aldus aan hun ritmen en het spel van hun kleuren’.
En kijk! De kapsule die zopas nog, van buiten gezien, afbakening en beperking van de ruimte was, wordt thans door de bewoner als louter ruimte ervaren.
De muren van daarstraks zijn nog slechts herinnering. De buitenwaartse onbewogen statigheid van het blanke, blinde bouwsel wordt binnen tot op- en nederwaartse ruimtevlucht langsheen de zwart-witte deelstrepen van een spektrum op oneindig. Op die duizelingwekkende ladder van Jacob wordt het menselijke ik uit zichzelf tot veelvouden van tegengestelde paren ontdubbeld. Zo is deze kamer het oord van de paradoks geworden: wie beperking verwachtte, vond eindeloosheid, wie eenzaamheid zocht, werd tot menigte vermenigvuldigd.
En nog is er meer.
Er is meer dan de twee dimensies der panelen.
Er is meer dan de derde dimensie van de ruimtelijkheid. Er is meer dan de vierde dimensie van de wervelende tijdsvlucht.
Er is vooral de spirituele dimensie waarmee het hele werk doortrokken is. De geestelijke inhoud is hier verwekker van de onwezenlijke, gewichtloze vorm. Deze nieuwe werkelijkheid heeft iets gemeen met die der vroegste grotschildering.
Dit werk is geen symbool van een realiteit, noch haar tegenwaarde - het is die realiteit zelve. Opnieuw wordt de voorstelling - nu van de nieuwe mens - ervaren als reële substantie in reële ruimte. De mens is hier opnieuw ‘omgeven’ door zijn eigen droom en obsessie, door de Werkelijkheid waarvan hij de magie en het kosmische totaal, d.i. met zijn hele wezen, ondergaat.