één buitenlandse radiodienst of wereldomroep op na. In feite is mij geen enkel typisch voorbeeld bekend van een bondsstaat, statenbond of multi-nationale staat waar de zorg voor het uitdragen over de wereld van de gemeenschappelijke boodschap, niet aan één enkele organisatie is toevertrouwd.
Welk het toekomstig bestel van België dan ook moge wezen, het lijkt onvermijdelijk dat de Belgische Wereldomroep zijn taak voortzet. Hoe men de noodzakelijke symbiose met de zelfstandige nationale uitzendingsinstituten zal organiseren is een ander, en zelfs geen onoverkomelijk probleem.
Dat neemt niet weg dat een konsekwent doorgevoerde politiek van kulturele autonomie een positieve invloed kan hebben op bepaalde aktiviteiten van de Wereldomroep. Dit zou o.m. een inniger samenwerking mogelijk maken tussen b.v. de Nederlandse Dienst van de Belgische Wereldomroep met de analoge dienst van Radio Nederland, hetgeen zou kunnen bijdragen tot een harmonieuzer inlossen van de verplichtingen die beiden herhaaldelijk op zich genomen hebben, o.m. naar aanleiding van de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren. Kulturele autonomie verwijdert inderdaad in dit verband een tot dusver niet te ontwijken struikelblok, namelijk het gelijktijdig of gelijkwaardig propageren van de ‘andere’ nationale kultuur. Hetzelfde zou dan, mutatis mutandis, ook kunnen gelden voor de Franstalige diensten.
Inmiddels zijn er stemmen opgegaan voor een meer doelmatige Vlaamse kulturele aktie in Europa, en onder meer die van Prof. Dr. Jan Briers, met een artikel verschenen in ‘Het Laatste Nieuws’, dat onmiddellijk weerklank vond in andere Vlaamse bladen, o.m. in ‘De Financieel-Ekonomische Tijd’.
In augustus 1968 publiceerde De Nieuwe Gids anderzijds een artikel ondertekend met M.V. dat meer specifiek de problemen van de Belgische voorlichting in het buitenland behandelde en terloops ook verwees naar het plan Briers en naar het voorstel van de Franstalige Brusselse F.D.F. Senator A. Lagasse, die ongeveer op hetzelfde moment liet weten dat hij het ogenblik gekomen achtte om de kultuurautonomie op taalgebied resoluut door te trekken tot de Werelduitzendingen van de B.R.T./R.T.B.
Het weze mij toegelaten een passage uit dit artikel van De Nieuwe Gids te citeren dat mijn persoonlijke zienswijze ten opzichte van deze uitbreidings- of splitsingsontwerpen tamelijk dicht benadert:
‘Wij kunnen de plannen van de heer Briers alleen maar toejuichen en hopen dat eens de voorwaarden vervuld worden om ze te realiseren. In beginsel hebben wij ook geen bezwaar tegen het voorstel Lagasse, hoewel wij ook niet inzien waarom het wel zou moeten aangehouden worden. Het is nl. overduidelijk dat ook al wordt de cultuurautonomie doorgetrokken tot in de wereldomroep, een autonome Vlaamse wereldomroep toch programma's in vreemde talen zal willen blijven verzorgen, en wij veronderstellen dat een autonome Franse B.R.T.-Wereldomroep hetzelfde zal willen doen. De taal is hier van secundair belang; hoofdzaak is wat men aan de man wil brengen.
Waar het echter m.i. vooral op aankomt, is dat aan de Wereldomroep de financiële en vooral de technische middelen worden bezorgd om zijn taak naar behoren te vervullen, en dat is momenteel niet het geval.’
Welke wending de zaken tenslotte ook mogen nemen, het staat vast dat zij die de uiteindelijke verantwoordelijkheid dragen voor België's aanzien in de wereld, omzichtig en verstandig zullen moeten optreden om geen nodeloze schade te berokkenen aan een instrument dat België, als een klein maar op internationale samenwerking aangewezen land, in alle omstandigheden nog grote diensten kan en moet bewijzen.