Jan van Riebeeck en sy tyd.
Geschiedkundige werken kunnen even boeiend zijn als fiktie; dat hebben bijv. Geyl en Huizinga afdoende bewezen. In zijn inleiding tot ‘Jan van Riebeeck en sy tyd’ van E.C. Godée Molsbergen, door B.J. Liebenberg uit het Nederlands in het Afrikaans vertaald, zegt de vertaler echter: ‘Godée Molsbergen was 'n groot geskiedvorser, maar geen groot geskiedskrywer nie. Die vermoë om sy uitgebreide kennis in 'n glad-vloeiende verhaal uit te druk, ontbreek meestal by hom...’
De niet-historikus, die zo'n werk ter hand neemt, vraagt zich dus wel af wat hij er aan zal hebben. Hij stuit vooreerst al op de vermelding dat het uit 1937 daterende boek niet gewoon vertaald werd, maar bewerkt. Als hij daarenboven op de flap nog iets over ‘'n waarlike vaderlandse geskiedskrywing’ leest, begrijpt men dat hij zijn voorzorgen neemt en meteen wijst op zijn onbevoegdheid om een oordeel uit te spreken over de volledige betrouwbaarheid van de inhoud... Wat hier volgt is dus met dit voorbehoud geschreven.
In een vrij saaie reportagestijl beschrijft Godée Molsbergen het leven van Jan van Riebeeck, over wiens jeugd bitter weinig bekend is, die geneeskunde studeerde en op 18-jarige leeftijd als onderchirurg naar de Oost trok, waar hij in de administratie en later in de handel carrière maakte, door zijn ijver, maar in 't begin ook (vooral?) wegens de bescherming van de goeverneur-generaal. Nil novi... De hele, onsmakelijke handel en wandel van de ‘Generale Vereenighde Nederlantsche Geoctroyeerde Oostindische Compagnie’ schijnt Van Riebeeck onder de knie te hebben gekregen, tot hij tegen de lamp liep wegens verboden handeldrijven voor eigen rekening.
In 1648, dertig jaar oud, staat Jan van Riebeeck weer in Nederland, huwt er, maakt nog enkele grote zeereizen en treedt in 1651 opnieuw in dienst van de Compagnie, om als hoofd van de ekspeditie een verversingspost te gaan oprichten aan de Kaap de Goede Hoop. De vroegste geschiedenis van deze nederzetting vormt begrijpelijkerwijs de hoofdbrok van het werk: de opzet, de evolutie, de kontakten met de Hottentotten en Bosjesmannen, de beslissing slaven in te voeren voor het zwaarste en vuilste werk, de opkomst van de vrije burgers, kortom, alle kiemen van wat Zuid-Afrika nu geworden is. Jan Van Riebeeck zou later naar Java teruggaan en er na een eervolle fin de carrière begraven worden.
Het boek van Godée Molsbergen is een beetje amechtig, blinkt zeker niet uit door een grootse visie. Maar waarschijnlijk leent zich de figuur van Jan van Riebeeck daar bezwaarlijk toe: ik heb hem aan de hand van dit boek niet ervaren als een groot man of een vooruitziend leider. Eerder als een matig, plichtsgetrouw, zij het niet onkreukbaar ambtenaar, met als hoogste levensdoel: een (nooit verworven) zetel in de Raad van Indië.
Jan Deloof
E.C. Godée Molsbergen: Jan van Riebeeck en sy tyd. Uit het Nederlands vertaald door B.J. Liebenberg - 1968 - Uitg.: J.L. van Schaik Bpk., Pretoria - 159 blz.