Ons Erfdeel. Jaargang 12
(1968-1969)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd‘Zuid-Vlaanderen met Rijsel’ en ‘een Spaans element’ in 't Nederlands: C.A.W. Kruse, 1854.Hoe oud is de naam Zuid-Vlaanderen voor Vlaanderen of Nederland in Frankrijk? Wijlen J.-M. Gantois geeft er enige algemene inlichtingen over:
‘Aangezien Vlaanderen in rijkdom en praal alle Nederlandse gewesten uitmuntte, werd zijn naam bij de naburige volkeren aangewend om gans Nederland te bedoelen...
Langs dit proces om kregen de Franse Nederlanden de benaming Zuid-Vlaanderen, die internationaal burgerrecht geniet onder de vorm Süd-Flandern (bv. bij Jacob Grimm) en Sud-Flandre (bij Jules Michelet). Deze laatste geeft Rijsel aan als hoofdstad van Sud-Flandre. Grimm rekent Artezië onder Süd-Flandern’.Ga naar eindnoot(1)
Ook een omvangrijkere hedendaagse bepaling van: ‘Zuid-Vlaanderen omvat inderdaad niet alleen de zuidelijke delen van het graafschap Vlaanderen door Lodewijk XIV ingepalmd. Het behelst al de gewesten benoorden de Zomme en de Zerre, die etnografisch en kultureel alsook aardrijks-, geschied- en volkskundig tot de Nederlanden behoren...’Ga naar eindnoot(2)
Carl Adolph Wernhard Kruse was Oberlehrer aan de uloschool (Oberrealschule) te Elberfeld, toen daar de Bädeker'sche Buch- und Kunsthandlung (A. Martini & Grüttefien) in het jaar 1854 zijn werk uitgaf over Excurse über holländische und vlämische Art, Sprache und Literatur. Elberfeld maakt nu deel uit van Wuppertal in 't Bondsduitse land Noordrijn-Westfalen. Kruse behoort niet tot de grote geleerden van de negentiende eeuw zoals Grimm en Michelet. Maar als ontwikkeld buurman en vriend van het Nederlandse volk, laten wij hem gaarne aan 't woord. Zijn aardrijkskundige beschrijving van 't Nederlandse taalgebied op blz. 6 zal ons niet ontgaan:
‘... Ostflandern mit Gent, Westflandern mit Brügge, Südflandern mit Lille, Antwerpen, Mecheln, Süd- und Nordbrabant mit Brüssel und Herzogenbusch und allen Provinzen des jetzigen Königreichs Holland...’
Waarom Südflandern mit Lille? Rijsel werd klaarblijkelijk door Kruse als nederlandssprekende stad genoemd samen met Gent, | |
[pagina 178]
| |
Brugge, Antwerpen, Mechelen en 's-Hertogenbos(ch). En Südflandern betekent even onmiskenbaar het niet nader bepaalde Nederlandse taalgebied onder Frans beheer.
Wat van het Duits afwijkt, ook in ‘Nederland in Duitsland’, kan Kruse op blz. 10 anders niet verklaren dan door middel van 't Spaans:
‘... Noch muß darauf aufmerksam gemacht werden, daß unverkennbar ein spanisches Element in der Sprache liegt, welches noch mehr in vlämischen bemerklich ist. Es äußert sich in den Gutturallauten und tritt auch im Patois des ehemaligen Herzogthums Cleve, welches sich an Holland, und des ehemaligen Herzogthums Jülich, welches sich an Brabant anschloß, hervor. Man lasse einen Aachener Kuchen sprechen, um das niederländische ch zu hören, während der Süddeutsche nur schärfer zu aspiriren hat, um das niederdeutsche g anklingen zu lassen. Auch ist der genaueste Unterschied zwischen v und f, den wir im Hochdeutschen wenig machen, in vak und fent; veiling und in fraai, zwischen Z, das unser ß ist, welches wir aber nie zu Anfang der Wörter hören...
... Woher anders, als aus spanischer Zeit kommen die vielen Eigennamen auf a, z.b. Da Costa, Abema, Resima?’
Die ‘Spaanse’ medeklinkers leven aan de ‘Duitse’ Nederrijn nog voort:
‘Zelfs de Nederlandse g-uitspraak is aan de Nederrijn niet helemaal dood, nog minder in het Westfaalse. De artikulatiebasis aan de noordelijke Nederrijn stemt overeen met die van de Nederlandse buren, zozeer dat Nederrijners aan de Middelrijn reeds als goed Duits sprekende Nederlanders of Vlamingen beschouwd worden... Zelfs Hoogduitssprekenden kunnen aan die basis van hun artikulatie niet volledig ontsnappen.
De lokale of regionale woordenboeken zijn niet altijd betrouwbaar in de uitspraak. De ‘f’ hoort er niet in thuis, wel de “v”; hetzelfde geldt voor de stemhebbende “s”, die eigenlijk “z” moest zijn, of er in Nederlandse woorden aan beantwoordt.’Ga naar eindnoot(3)
Maar Aken en bijna het hele vroegere hertogdom Gulik (Jülich) liggen toch aan de hoogduitse kant van de isoglosse die maken scheidt van machen! Is die isoglosse dan niet beslissend? En laat zich Karl Meisen niet van de grotere en vollediger waarheid afhouden:
‘Während so etwa machen an der Benrather Linie als einer älteren Nordgrenze von Jülich-Köln-Berg haltmachte, ist ich (Ürdinger Linie) über jenes älteren Stadium hinaus bis zur jüngeren Nordgrenze dieser Territorien vorgerückt. Die auf diese Weise in den Grenzräumen der Territorialkomplexe im Laufe der Zeit entstandenen Sprachlinienbündel sind an Alter und Bedeutung verschieden. Eine Sprachscheide ersten Ranges und damit den tiefsten Einschnitt in der rheinischen Sprachlandschaft bildet der Grenzverlauf zwischen dem Kölner und Trierer Raum, die sog. Eifelbarriere. Hier treten die Gegensätze zwischen Norden und Süden ungleich schärfer hervor als an den anderen Sprachgrenzen des Rheinlandes.’Ga naar eindnoot(4)
Grenzen open tegen het Nederlands in 't noordwesten, gestapeld tegen het zuidoosten, aldus een oude Germaanse taaleenheid van binnen, niet een nieuwe Spaanse van buiten dat 't Guliks en Akens verbindt met het Kleefse Nederrijns en het Nederlands als samengesteld geheel.
De eksemplaren van Spaanse eigennamen werden slecht gekozen. Da is geen Spaans voorzetsel. Da Costa zou eerder als Italiaans kunnen gelden, maar hij is bekend als Portugees:
‘... Also cf. the word coast, costa, ribs, Spanish Acosta, and Portuguese Da Costa.’Ga naar eindnoot(5)
Isaäc da Costa (1798-1860), de Nederlandse dichter, is in Amsterdam geboren uit Portugees-Joods geslacht.
De geslachtsnaam Abema (Abbema, Abma), typisch westerlauwers Fries, verenigt Johan Winkler met de mansnaam Abe (Abbe). Abe heeft niets met Abraham te maken, is een verkorting van een Germaanse naam gelijk Albert of Alberik. Wat Resima aangaat, geeft er Winkler in 't jaar 1885 een onspaanse etymologie voor:
‘... de geslachtsnaam Van Reesema... Maar Reesema werd in de vorige eeu nog Reersema geschreven, dat eene samentrekking is van Redersma. Reer, Reder, Redert is een oud-nederlandsche mansvóórnaam die in zynen vollen oudsten vorm Redart, Redhart is. In de 15e eeu vertoonde deze geslachtsnaam nog zynen vollen form als Redartsma. Toen was Redart Redartsma deken van Oldehove te Leeuwarden. In oude geschriften van lateren tijd (16e en 17e eeu) komt deze naam ook als Redertsma, Redersma en Reedersma voor. Rethardisna is een zeer oude oostfriesche form van dit patronymikon, die later in Oost-Friesland ook tot Reersna verlopen is, even als Redartsma tot Reersema en Reemsema. Van dezen zelfden ouden mansnaam zijn nog afgeleid... Reersum (dat is Rethardesheim) een dorp by Norden in Oost-Friesland, enz.’Ga naar eindnoot(6)
Reitsma ‘... (van Reitsum of van persoonsnaam?)Ga naar eindnoot(7)’ (met-sma) in Friesland, maar Reitsema (met-sema) in de naamkundig fries gebleven Ommelanden van Groningen; een kenmerkend verschilGa naar eindnoot(8) waaraan wij nu in | |
[pagina 179]
| |
verband met de vormen Resima, (Van) Ree(r)sema moeten denken! Kruse leert ons de Nederlanden van 115 jaar geleden dinamisch beschouwen: Rijsel is niet zonder meer romaanssprekend, maar blijft met 't overige Zuid-Vlaanderen nederlandstalig. De waarheid wordt op deze wijze volmaakter gehuldigd. Welk lid van de Duitse taalgemeenschap weet niet dat van oudsher Wenen een ‘Tsjechische’ stad is en Berlijn een ‘Poolse’? De nederlandssprekende Rijselaars hebben in wezen een tweede Rijsel dat ook niet te overzien is. Kruse leert ons de nauwe verhouding kennen tussen het Nederlands en niet alleen het Kleefse Nederlands in Duitsland, maar zelfs het verhoogduitste Nederrijns van Gulik en Aken, ‘die in menig opzicht meer tot het Nederlandse taalgebied behoort dan tot het Duitse.’Ga naar eindnoot(9) En op het laatst leert Kruse ons iets over de linguïstische zelfstandigheid der Nederlanden kennen. Medeklinkers die zich fonologisch Germaans maar onduits gedragen klinken voor hem Spaans, zowel in de machen-tongvailen van Gulik en Aken als in Nederlandse maken-tongvallen. Zuiver germaansfriese geslachtsnamen op -ma, die alleen in Nederland (Friesland en de Ommelanden van Groningen) inheems voorkomen, komen Kruse Spaans voor. Maar zulke namen - zoals die van adellijke Portugese Joden - in de randstad Holland, schenken de Nederlanden een afzonderlijk antroponymische stempel op de stedelijke ruimte, wat in het Spaans en Duits niet is voorgekomen. Prof. Dr. G.B. Droege |
|