De buitenlandse dienst van de Omroep.
In het septembernummer van Ons Erfdeel, (jrg. 12, nr. 1, 1968), verscheen van onze hand een bijdrage over de buitenlandse dienst van de omroep. Lezers die vaak hoog hebben horen opgeven over het Franse kultuurimperialisme in het buitenland, hebben allicht niet zonder enige verwondering vastgesteld, dat er daarvan in de eter alleszins niet veel te bespeuren valt. Met die konstatering staan ze blijkbaar niet alleen. De man in het Elysée is blijkbaar tot een zelfde bevinding gekomen. Nu verschilt hij daarin van de gemiddelde lezer van Ons Erfdeel, dat hij met die staat van zaken bezwaarlijk genoegen kan nemen. Bovendien ligt het in zijn macht er ook wat aan te doen. En dat is inmiddels gebeurd. Om de achterstand van de buitenlandse dienst van de ORTF op te halen, wordt in de schoot van die instelling een nieuwe direktie in het leven geroepen. Ze zal de bestaande Franse wereldomroep, die tans op de wereldranglijst met de 20e plaats genoegen moet nemen, achter Portugal en Albanië, en de zgn. OCORA groeperen. De OCORA of Office de Coopération radiophonique heeft in 1962, in het teken van de dekolonisatie, de SORAFOM of Société de la radio d'outre-mer vervangen.
Deze regeling werd op 18 december 1968, na afloop van de Kabinetsraad in Parijs, bekendgemaakt door de heer Joël Le Theule, staatssekretaris van voorlichting. Ze moest op 1 januari 1969 ingaan.
Voordien beperkte de ORTF zich ter zake tot dienstverlening. De beslissingen werden genomen op het Quai d'Orsay en door het staatssekretariaat voor ontwikkelingssamenwerking. Nu wordt de gehele aktie toevertrouwd aan een adjunkt-direkteur-generaal van de ORTF die echter binnen deze instelling over een aparte begroting beschikt. Dat is noodzakelijk omdat ze voor een aanzienlijk deel verder zal gespijsd worden door het ministerie van buitenlandse zaken.
Een van beide delen waaruit de nieuwe direktie is samengesteld, is dus de OCORA, belast met het verlenen van technische hulp onder diverse vormen aan zestien jonge franssprekende Afrikaanse republieken alsook aan Madagaskar.
Onder het dubbele beschermheerschap van het staatssekretariaat voor de ontwikkelingssamenwerking en de ORTF biedt de OCORA gemiddeld ieder jaar aan vierentwintig stations zowat zeshonderd programma-uren aan, naast 14.500 aktualiteitsonderwerpen.
Bovendien werden vijf tv-stations met 1500 reportages en dokumentaires bedacht, wat ongeveer anderhalf uur per week vertegenwoordigt.
Tenslotte werden te Maisons-Lafitte in de opleidingsstudio van de OCORA meer dan 700 specialisten (technici, presentators enz.) gevormd. Ze zijn de ruggegraat van menig Afrikaans omroepbedrijf.
Het Parijse blad Le Monde (27-12-68) verwacht voor 1969, het inrijjaar van de nieuwe, eengemaakte dienst, volgende maatregelen:
1. | Een verbetering van de kortegolfuitzendingen door een uitbreiding van de berichtgeving en een maksimale benutting van de beschikbare zendkapaciteit. Dat zou nu in het centrum van Allouis-Issoudun maar voor 20% gebeuren. Tal van frekwenties die Frankrijk werden toegewezen, blijven ongebruikt, met het gevaar dat andere landen er zich komen nestelen. |
2. | Richten van in Frankrijk gevestigde zenders naar drie zones, t.w. Afrika, het Midden-Oosten en Oost-Europa. |
3. | Indienstneming van een krachtige zender op de Antillen, om de stem van Frankrijk meer gehoor te verschaffen in de Amerikaanse zone. |
●
De beruchte reis van President De Gaulle naar Kanada heeft de Franse eilandjes Saint-Pierre en Miquelon ter hoogte van Newfoundland even in het nieuws gebracht. Ze liggen op 25 km van Kanada en op 4200 km van Parijs verwijderd. Om die afstand te overbruggen wordt een plaatselijke geluids- en beeldomroep in de mate van het mogelijke gevoed met materiaal uit het moederland. Dit bijkantoor van de ORTF beschikt over een staf van een twintigtal mensen. onder wie een tv-omroepster die, zoals dat in dergelijke gevallen gebruikelijk is, tevens als filmotekaresse en als programma-maakster fungeert.
De bezitters van de duizend tv-ontvangers die de archipel telt verwachten alle heil van de kommunikatiesatellieten, want wegens het slechte weer loopt het aangevoerde materiaal tans aanzienlijke vertraging op tijdens het laatste gedeelte van de reis tussen de Kanadese haven Sydney (Nova Scotia) en de Franse archipel, op 250 km daar vandaan. Soms is het 48 uur na het vertrek uit Parijs ter bestemming. Vaak maakt de dichte mist dat de kijkgrage Fransen ginds meer dan tien dagen op de beelden uit het moederland moeten wachten. Onnodig te zeggen dat de aktualiteitsfilm dan vaak onbruikbaar is geworden.
In afwachting van de satelliet zet de kleine ploeg dapper door met wekelijks 60 uur radioprogramma's over een middengolfzender