nederlandse taal- en kultuurpolitiek
Nederlands in Indonesië: een gemiste kans?
In 1968 heeft een Nederlandse parlementaire delegatie een bezoek gebracht aan Indonesië. Dit bezoek is niet onopgemerkt voorbij gegaan omdat er in diverse Nederlandse kranten uitvoerig over nagepraat werd. De Nieuwe Rotterdamse Courant (NRC) publiceerde een artikelenreeks van Mr. J.A. Mommersteeg, lid van de delegatie en van de Tweede Kamer voor de K.V.P.
Wat ik via persoonlijke kontakten met Indonesiërs al wist, wordt door Mr. J.A. Mommersteeg met nadruk bevestigd: de belangstelling in Indonesië voor het Nederlands is heel groot, maar er wordt zo goed als niets ondernomen om hieraan tegemoet te komen. Zo vertelt hij dat gesprekken die in het Engels zijn begonnen, meestal in het Nederlands worden voortgezet. Er zijn zeer veel jongeren die Nederlandse kranten, tijdschriften en boeken lezen. En de aanvragen om een Nederlandse kursus te kunnen volgen zijn zo groot, dat een selektie moet worden doorgevoerd. Het is technisch onmogelijk om aan al die aanvragen te voldoen. In dit verband vertelde me op het 3e colloquium van de buitenlandse neerlandisten (Den Haag, september 1967) een Indonesiër dat het wel vaker gebeurde dat er meer dan duizend belangstellenden waren voor een en dezelfde Nederlandse kursus.
In Indonesië, aldus Mr. J.A. Mommersteeg, heeft Duitsland zijn Goethe-instituut, Engeland zijn British Council en de Verenigde Staten hun USIA. Van een Nederlands kultureel instituut geen spoor, hoewel onze kultuur er een veel grotere spontane belangstelling geniet als de Engelse en de Duitse. Die belangstelling is, ondanks alle politieke verwikkelingen, nog zeer levendig gebleven en de jongste tijd heeft men bepaald de indruk dat die weer aan het groeien is. Uit Indonesië zelf werd reeds bij herhaling gevraagd om deze belangstelling te helpen opvangen.
Officieel Nederland is, zoals ook in verband met de Vlaamse Beweging in België en Noord-Frankrijk, weer bang zich aan koud water te branden. Mr. J.A. Mommersteeg vraagt zich af of dit gebrek aan zin voor kultuurpolitiek een gevolg is van onwennigheid, gebrek aan fantazie of zuinigheid. Het zou niet fraai van me zijn me op zo'n elegant gesuggereerde zelfbeschuldiging vast te zetten en breedvoerig uit te wijden over het volslagen gebrek aan kultuurpolitieke zin in Nederland... en België. Persoonlijk voel ik er veel voor om het gebrek aan kultuurpolitiek een gevolg te noemen van een gebrek aan fantazie; fantazie die bepaald niet onrealistisch hoeft te zijn.
Nederland heeft onlangs een kultureel(raam) verdrag met Indonesië gesloten. Met zo'n verdrag kan men alle kanten uit. Ook de kant van het immobilisme. In hoeverre het de Nederlandse overheid ernst is met dit verdrag in verband met het opvangen van de Indonesische belangstelling voor het Nederlands, weet ik niet. Ik geloof echter dat het al te optimistisch zou zijn hier alleen grote verwachtingen te koesteren. Het valt me makkelijker hiertegenover direkt te stellen dat een Noordnederlandse immobilisme geen gewettigde reden kan zijn voor een Zuidnederlands immobilisme. Bestaat er reeds een kultureel verdrag tussen België en Indonesië? En zo ja, welk belang wordt hierin gehecht aan de mogelijkheden om in Indonesië, op verzoek van de plaatselijke overheid, mee te helpen om de belangstelling voor het Nederlands op te vangen? Is het Ministerie van de Nederlandse Kultuur te Brussel op de hoogte van deze belangstelling? En het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Dienst Buitenlandse Kulturele Betrekkingen? Het zijn allemaal vragen waarop ik geen antwoord kan geven. Is de gedachte dat onze regeringen een aantal leraren Nederlands ter beschikking zouden kunnen stellen van de Indonesische regering te mooi om ermee te spelen?
Jozef Deleu
Voor dokumentatie ondermeer de artikelen van Mr. J.A. Mommersteeg in de N.R.C. van 17, 18, 19 en 25 september 1968.