Poëzie en proza van Kees Ouwens.
Kees Ouwens debuteerde kort geleden met de dichtbundel Arcadia, die reeds na zeer korte tijd werd gevolgd door de roman De strategie. De titels dekken de twee tegengestelde polen in Ouwens' werk: een wat vage romantiek tegenover uiterste zakelijkheid. Beide boeken bewegen zich tussen deze twee polen.
De bundel Arcadia wordt beheerst door een aanvankelijk wat vaag verlangen, dat vrij snel de gestalte van een ideale vrouwenfiguur aanneemt. Dit verlangen wordt over het algemeen verwoord in een lichtelijk archaïsch getinte taal, die een tweeledig effekt sorteert: enerzijds vormt deze dichterlijke taal een formele indikatie voor de aanwezigheid van het verlangen, maar tegelijk wordt dat romantische verlangen erdoor geironiseerd. Ironisch werkt ook de toepassing van een plotseling doodnuchter en alledaags geworden taal vlak na zulke bijna ouderwets dichterlijke regels:
‘Ik wendde het hoofd naar de verten
waar, plotseling, zij mij verscheen, teer en gewichtloos,
haar lippen bewogen, maar spraken niet
en met de ogen volgde zij mijn hand
waarvan ik zoëven nog de nagels had geknipt
Het verlangen, dat geprojekteerd wordt op een ideale vrouwenfiguur, is niet te bevredigen. Zelfs een schijnbare vervulling zou nog geen bevrediging schenken. Het besef daarvan werpt de ‘ik’ van deze poëzie terug op zichzelf. Waar het verlangen in seksuele symbolen is weergegeven wordt dan vanzelf het beeld van de masturbatie opgeroepen.
De omslagtekst van De strategie houdt zich voornamelijk bezig met het verklaren van de titel. Het is waar dat de hoofdpersoon zich inderdaad een onvermoeibaar strateeg toont en in zijn kontakt met anderen voortdurend de positie en houding van zijn tegenspelers analyseert, om vervolgens de houding vast te stellen die hij zelf daartegenover heeft aan te nemen. Alle omstandigheden en mogelijkheden worden daarbij overwogen en zeer zorgvuldig bezien. De reakties van deze figuur komen dan wel meestal te laat.
Hiermee is echter nog lang niet alles over het boek gezegd, want het is in de verste verte niet zo'n zakelijke roman als de titel wellicht suggereert. Want ook hier is het verlangen naar ‘het vrouwelijk wezen’ hoofdmotief.
Het verhaal op zichzelf is snel verteld. De ‘ik’ van het verhaal wordt eerst geschetst in zijn - nogal gefrustreerde - houding ten opzichte van zijn moeder. Later begeeft hij zich naar buiten en ontmoet in een bosrijke omgeving een jongetje, dat hem ‘de naakte meid’ belooft te tonen. Vermoedend het ideaal van het vrouwelijk wezen op het spoor te zijn en binnen bereik te hebben, maakt de ‘ik’ een lange en merkwaardige wandeling met de jongen. Deze introduceert hem uiteindelijk bij zijn moeder, die ‘de naakte meid’ een beetje naar de achtergrond dringt. Zij verlaagt zich daarna echter in de ogen van de ‘ik’, die dan overigens ook het gewenste ideaal niet te zien krijgt, als deze al (binnen de romanwerkelijkheid) zou hebben bestaan. De vervulling van het verlangen - de vrijage met de moe-