de tellurisatie van de religie. De grondwaarden van de religie (God, eeuwigheid...) worden helemaal binnen de sfeer van de aarde getrokken en vermenselijkt.
Een ander belangrijk Streuveliaans tema is de niet-geïntegreerde seksualiteit, bezwaard door taboe, remming, frustratie en verdringing. In sommige van zijn meest aangrijpende verhalen toont de kreatieve (d.w.z. de zich aan zijn schrijftafel los-werkende) Streuvels aan ‘welke kalamiteuze effekten de door het katolicisme geboden onderdrukking of aanbevolen sublimatie, sorteren’. Meestal werpt de seksualiteit ‘zware slagschaduwen over het bestaan van zijn personages’. Dit is niet verwonderlijk, als men weet dat Lateur in het achterland het puriteinse schaamtegevoel met de moedermelk meekreeg. De puriteinse schroom is zo sterk dat Streuvels de intimiteit van de seksuele handelingen steeds verbloemd weergeeft, bij voorbeeld met behulp van beletseltekens of van suggestieve natuurbeelden.
Vooral de doem van arbeid en armoe, met al de sociaal-ekonomische implikaties van dit tema, heeft Hedwig Speliers in zijn essay gereleveerd. Vanwege Frank Lateur, die niet alleen over Streuvels' schouder méé-kijkt maar inderdaad méé-schrijft, is wat dit onderwerp betreft geen andere houding dan een reaktionaire te verwachten. Echt sociaal engagement is ook bij de kreatieve Streuvels zeldzaam. Hij nam als kreatief kunstenaar een middenpositie in, enerzijds afwijkend van de arbeidsopvattingen van de kerk, anderzijds sterk door de katolieke visie beïnvloed. Zijn visie op de arbeid en de sociaal-ekonomische verhoudingen is die van een ‘(bijna) feodaal begrensd auteur’. Meer zelfs, op bepaalde ogenblikken denkt hij niet enkel feodaal, maar ‘naïef en soms infantiel’. Streuvels beperkte zich tot een observatiehouding, waarmee hij niettegenstaande de grote artistieke waarde van zijn oeuvre niets, maar dan ook niets in onze maatschappij veranderd heeft. Speliers vindt het jammer dat een schrijver met het talent van Streuvels werkelijk niets bereikte of uitrichtte ten bate van de door hem zo meesterlijk geobserveerde arbeider-slaaf.
Tot daar deze korte voorstelling van de grondlijnen in Speliers' essay. Dit essay wil meteen een anti-essay zijn, d.w.z. een afrekening met het traditionele Streuvelsbeeld zoals de akademische kritiek het decenniën lang voorhield. Speliers meent dat de Streuvelsstudie nog moet beginnen en hij wou alvast op een heel nieuwe en schone lei het grondplan van de hoogstnodige re-interpretatie en re-evaluatie van Streuvels schetsen. Ik meen dat hij, wat de grond van de zaak betreft (de gesplitste ikken, het fundamentele dualisme) gelijk kan hebben, en dat nauwkeuriger wetenschappelijk onderzoek zijn grondintuïtie kan konfirmeren. Ik waardeer zijn eigen engagement dat dit antiessay inspireert, aanvuurt en opzweept, tot in het belachelijke toe. Waarom zou hij zijn hele persoonlijkheid, met al zijn letsels, frustraties, ressentimenten en rankunes, niet mogen uitspreken (en uitspuwen) in een gloedvol geëngageerd essay, zoals hij dat ook mag in een roman of dichtbundel? Het staat hem vrij als essayist zijn subjektivisme te verabsoluteren, zijn hele hebben en houden tegen Streuvels aan te gooien, Streuvels te herijken op de weegschalen van Nieuwpoort-aan-zee. Elke generatie heeft de taak het literaire erfgoed in háár tijd weer tot leven te wekken, en als een auteur daar niet tegen kan, is ie dood. Maar ik vraag mij af of Hedwig Speliers niet wat te ver gegaan is met zijn radikaal-subjektieve inbeslagneming van Streuvels. Ik was geneigd zijn anti-essay op de duur te gaan lezen als een persoonlijke belijdenis van de ik-schrijver Speliers, die Streuvels gaat gebruiken en manipuleren als punching-ball en zo maar wat aan power-training en body-building gaat doen met het materiaal dat Streuvels hem in de hand speelt. Als ik een introduktie tot Streuvels' werk wil, interesseert de privé-persoon Speliers me niet meer. Al de exhibities van de razende navelkijker Speliers vertroebelen op de duur de kijk op Streuvels. Maar in dit anti-essay is de
privé-persoon Speliers even belangrijk als de ikken van Streuvels/Lateur. Van wetenschappelijk standpunt uit zou ik deze inbeslagneming van Streuvels door Speliers een geval van roofbouw noemen; als lezer van een essay, anti-essay of niet, van de schrijver Speliers kan ik in zijn Omtrent Streuvels wel in komen.
Marcel Janssens
Omtrent Streuvels, door Hedwig Speliers, Uitgeverij Sonneville, Postbus 1, Brugge 1. - 230 blz.