Ons Erfdeel. Jaargang 12
(1968-1969)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
het onderwijs van de nederlandse taal- en letterkunde aan de universiteit van straatsburg
| |
[pagina 83]
| |
que Nationale et Universitaire getuigen ervan dat men zich tussen de jaren 1870 en 1918 in Straatsburg levendig interesseerde voor de Nederlandse letterkunde en filologie. De biblioteek van het tegenwoordige Institut de Néerlandais is voor een niet gering deel afkomstig uit het oude Germanistisches Seminar der Universität Strassburg!
Tussen de beide wereldoorlogen heeft de universiteit, op 15 januari 1919 weer Frans geworden, blijkbaar geen plaats ingeruimd voor de studie van het Nederlands. Een bescheiden begin kon pas weer worden gemaakt toen Straatsburg Europese stad bij uitstek werd doordat de Raad van Europa er haar zetel vestigde.
De romanist J. Plessen werd in 1949 aangesteld als lektor Nederlands. Hij ving aan met vier lessen per week. Op 1 oktober 1952 werd professor J. Dagens in Straatsburg benoemd tot hoogleraar in de Franse letterkunde. Deze geleerde had van 1923 tot en met 1941 de zetel voor Franse letterkunde aan de universiteit van Nijmegen bezet. In die jaren had professor Dagens niet alleen het Nederlandse volk en het leven in Nederland goed leren kennen, maar ook had hij de gelegenheid benut om de Nederlandse letterkunde diepgaand te bestuderen. Zijn kennis van en liefde voor dit tweede vaderland waren in de jaren die hij te Algiers had doorgebracht (1941-1952) niet gesleten en de Faculté des Lettres deed dan ook geen vergeefs beroep op hem toen ze hem vroeg om, naast zijn werk als hoogleraar in de Franse letterkunde, de leiding op zich te nemen van de studie in de Nederlandse taal- en letterkunde. Zo kon deze studie in 1953 een nieuwe impuls krijgen. Nu een titulair hoogleraar de studie ging leiden kon het Nederlands tot zelfstandig vak worden verheven.
Men kon voortaan Nederlands kiezen als onderdeel van de toen nog bestaande propedeuse. In dat eerste jaar bestudeerde men dan onder leiding van de lektor de spraakkunst van het moderne Nederlands en oefende men zich in het maken van Nederlands-Franse vertalingen. Na het propedeutisch jaar kon de studie van het Nederlands worden voortgezet. Professor Dagens gaf kolleges over de middelnederlandse of zeventiende-eeuwse letterkunde of over onderwerpen uit de beschavingsgeschiedenis der Nederlanden. Zijn kollega, de germanist Jean Fourquet, was bereid gevonden om het onderdeel histoire de la langue voor zijn rekening te nemen. Deze filoloog gaf een kollege per week en ging daarbij uit van middelnederlandse teksten. De heer Plessen oefende zijn studenten verder in het maken van moeilijke vertalingen en bestudeerde met hen de moderne literatuur. Aan het einde van het tweede studiejaar konden de studenten zich presenteren voor het eksamen Etudes Néerlandaises. Het te behalen Certificat d'Etudes Néerlandaises kon gelden als bijvak voor degenen die een licence Duits of Engels voorbereidden.Ga naar eindnoot(1) Inmiddels was er een zelfstandig Institut de Néerlandais opgericht. Moest het eerst een zaal delen met het Institut d'Etudes Scandinaves, na verloop van tijd kon het de beschikking krijgen over een vrijkomende ruimte in het Palais Universitaire, de imposante maar foeilelijke steenklomp die bij iedereen onmiddellijk de herinnering oproept aan de tijd van Bismarck. Drs. J. Plessen nam in 1960 ontslag als lektor. Prof. Fourquet was al sinds enkele jaren naar Parijs vertrokken, maar had op verzoek van de Faculté des Lettres zijn kolleges over de geschiedenis van de Nederlandse taal voortgezet. Daartoe kwam hij jaren lang een keer in de twee weken naar Straatsburg. Van 1960 tot 1962 werd het lektoraat waargenomen door mej. Spoor uit Amsterdam. In oktober 1962 werd zij op haar beurt opgevolgd door mej. Vlugter. Daar de beide hoogleraren die zich in Straatsburg met de Neerlandistiek bezighielden dit moesten doen naast hun hoofdwerkzaamheid kwam het erop neer dat de lektor, later de lektrice, de feitelijke leiding had over het instituut. Alleen zij waren min of meer permanent beschikbaar voor de studenten, zij kenden de studenten en gaven een oordeel over hen bij de bespreking van eksamenresultaten. Alleen zij waren in de gelegenheid de noodzakelijke kontakten met Nederland te onderhouden. Voorzover er een instituutsadministratie bestond, moesten zij die zelf bijhouden. Zij kochten boeken, maakten de katalogus van de instituutsbiblioteek, voerden de korrespondentie over toe te kennen studiebeurzen enzovoort... Dit blijkt een merkwaardige toestand te zijn als men de positie van een lektor in de Franse universitaire hiërarchie nader bekijkt. De lektor is in deze hiërarchie de laagst geklasseerde docent. Gewoonlijk zijn de lektoren buitenlanders die in de sektie waar hun moedertaal wordt onderwezen de studenten helpen bij praktische oefeningen. In het algemeen worden personen aangesteld die in hun land van herkomst Frans hebben gestudeerd of nog studeren. De positie van een lektor en zijn honorering zijn van dien aard dat een bevoegd docent een lektoraat nooit kan aksepteren, tenzij hij een nevenfunktie heeft. Nederlanders of Belgen die uit hoofde van een andere funktie al in een universiteitsstad zijn gevestigd en tegelijk | |
[pagina 84]
| |
Palais Universitaire, hoofdgebouw van de Straatsburgse Universiteit.
Bibliothèque Nationale et Universitaire te Straatsburg.
Het nieuwe gebouw van de Faculté des Lettres te Straatsburg.
de geschiktheid bezitten en de tijd over hebben om een lektoraat te vervullen, zijn, behalve in Parijs, praktisch onvindbaar. Voor wie deze problemen goed overdenkt moet het duidelijk zijn dat het zoeken van gekwalificeerde personen voor een lektoraat Nederlands in Frankrijk een hachelijke zaak is. In het algemeen moet men gaan zoeken onder nog niet afgestudeerde romanisten - die meestal geen leservaring hebben - of onder de zeldzame idealisten die een langer verblijf aan een Franse universiteit willen benutten voor eigen wetenschappelijk werk en dan een karig bestaan voor lief willen nemen. Met heel veel moeite en dank zij de steun van de Belgische en Nederlandse autoriteiten is men er tot nu toe in geslaagd de verschillende lektoraten in Frankrijk goed te bezetten. Toch zal, als de beide regeringen waarde blijven hechten aan de verspreiding van de kennis van het Nederlands in Frankrijk, op den duur de enige werkelijk afdoende oplossing van het probleem zijn dat enkele leraren Frans uit Nederland of België telkens voor een aantal jaren aan een Franse Universiteit worden gedetacheerd. De lektoren hebben dan een aanvaardbaar sociaal statuut, hun salariëring zou kunnen worden geregeld, hun pensioenrechten zouden kunnen doorlopen en het vaderland zou na hun terugkomst kunnen profiteren van leraren die Frankrijk, de Franse taal en de Franse kultuur nóg beter kennen!
Hierboven werd al gemeld dat professor Fourquet in het begin van de jaren zestig zijn werkzaamheden ten behoeve van het Nederlands instituut in Straatsburg als spoorprofessor voortzette. Deze toestand was niet ideaal en professor Fourquet was zelf de eerste om dat te onderkennen. Professor Dagens begon ook bij het klimmen der jaren de zwaarte van een dubbele taak te voelen en daarom ging de Fakulteit uitzien naar een persoon aan wie de leiding van het Institut de Néerlandais kon worden overgedragen. Weldra bleek dat in Frankrijk geen nederlandist te vinden was aan wie men de opdracht kon geven en de Franse wet verbood en verbiedt de benoeming van vreemdelingen. In de jaren vijftig had de Franse universitaire wereld echter ontdekt dat, wilde men niet gaan lijden aan een chronische bloedarmoede in het hoger onderwijs en in het wetenschappelijk onderzoek, men genoodzaakt zou zijn om buitenlandse geleerden, minstens voor enige tijd, aan te trekken. Om dit mogelijk te maken werd bij dekreet van 5 januari 1958 het professeur-associé-schap ingesteld. Voortaan zouden niet-Franse geleerden gedurende één studiejaar kunnen doceren en wer- | |
[pagina 85]
| |
ken aan een Franse universiteit. De professeur associé zou een salaris genieten nagenoeg gelijk aan dat van een Franse hoogleraar, hij zou dezelfde rechten en plichten hebben maar geen vaste aanstelling kunnen krijgen en geen pensioenrechten genieten. Zijn benoeming kon wél twee keer voor de duur van één jaar worden verlengd. Het dekreet had de duidelijke bedoeling om de wis- en natuurkundefakulteiten te laten profiteren van de inbreng van grote buitenlandse geleerden. Ook in de A-fakulteiten had men echter weldra begrepen dat hier een mogelijkheid lag om in vakatures te voorzien waarvoor in Frankrijk geen specialisten aanwezig waren. Zo toog de Faculté des Lettres van Straatsburg op zoek naar een professeur associé de Néerlandais. Na lang overleg tussen de Franse en Nederlandse universitaire overheden, waarbij bemiddeling werd verleend door het ministère de l'éducation nationale, de Nederlandse ambassade te Parijs en het ministerie van onderwijs in Den Haag, werd op 1 oktober 1963 een professeur associé de Néerlandais benoemd. De Straatsburgse fakulteit die zich kenmerkt door een grote openheid voor al wat uit het buitenland komt, gedrenkt ook als zij is in de Europese geest die het leven van de stad beheerst, ontving hem bijzonder hartelijk. Hem werd de niet geringe opdracht gegeven twee eminente voorgangers tegelijk te vervangen. Gelukkig bleven beiden het Institut de Néerlandais en zijn nieuwe direkteur met hun raad en steun bijstaan. Mej. Vlugter zette haar werkzaamheid voort tot 1966. In dat jaar werd Mej. Van de Ven tot lektrice benoemd.
Schept het zoeken van een goede lektor al zoveel problemen dat men telkens een zucht van verlichting slaakt als het weer is gelukt om een geschikte kracht te vinden, het zoeken van een professeur associé was wel gebleken nog veel moeilijker te zijn. Welke nederlandist kent voldoende Frans om aan een Franse universiteit te doceren? Welke nederlandist is bereid om een vaste positie in het vaderland op te geven ten einde maksimaal drie jaar in Frankrijk te gaan werken? Wie is bereid om drie jaar zonder de zekerheid van pensioenrechten door het leven te gaan? Wie is dan nog bereid om zelf de grote onkosten van een verplaatsing naar Frankrijk te dragen? Wie wil het zijn kinderen aandoen om van Nederlandse scholen over te gaan op Franse? Men begrijpt dat het aantal kandidaten voor wie deze problemen niet of in mindere mate gelden uiterst klein is.
Toen de Franse universitaire wereld in 1966 in rep en roer was wegens het doorvoeren van de hervorming van het hoger onderwijs, vervat in het plan Fouchet, dacht men er niet aan zich nog het bijkomstige probleem van niet noodzakelijke wijzigingen in het personeelsbestand op de hals te halen. Men benoemde dan ook opnieuw een aantal professeurs associés die eigenlijk al aan het einde van hun termijn waren gekomen. Hetzelfde gebeurde in 1967, maar toen werd de doyens van de betrokken fakulteiten op het hart gedrukt het volgend jaar met nieuwe kandidaten te komen. Welke chaos de revolte van mei en juni 1968 binnen de universiteiten heeft veroorzaakt is genoeg bekend. Men vroeg de nederlandist van Straatsburg eenvoudig op zijn post te blijven. Inmiddels blijkt uit de woorden van de minister van onderwijs en uit rapporten die alom worden opgesteld over de gewenste nieuwe strukturen en over de noodzakelijke vernieuwing van de geest van de Franse universiteit, dat ook het professeur-associéschap in aanmerking komt om te worden herzien. Misschien dat een nieuw beleid ten aanzien van het buitenlands aandeel in het Franse hoger onderwijs ook de ontwikkeling en stabilisering van het onderwijs in de Nederlandse taal- en letterkunde zal vergemakkelijken.
Hoe heeft de studie van het Nederlands zich nu de laatste jaren in Straatsburg ontwikkeld?
Het aantal studenten dat het Nederlands koos als bijvak naast Duits of Engels groeide gestaag en kwam boven de honderd uit. Het plan Fouchet spreidde studie van het bijvak uit over drie jaar in plaats van twee, waardoor wat meer diepgang kon worden nagestreefd. In het eerste jaar houden de studenten zich nog steeds in hoofdzaak bezig met de beginselen van de Nederlandse spraakkunst en oefenen ze zich in het maken van Nederlands-Franse vertalingen. Met behulp van het talenpraktikum wordt gewerkt aan het gesproken Nederlands. Het volgen van de lessen in het talenpraktikum kan echter nog steeds niet verplicht worden gesteld. Het Institut de Néerlandais kan maar gedurende te weinig uren over een van de praktika beschikken, terwijl het aan de andere kant onmogelijk is, om roostertechnische redenen, er meer uren te geven of te volgen. De benoeming van een tweede lektor is met het oog op het vele werk dringend nodig. De passieve kennis van het Nederlands wordt in het tweede jaar zo ver opgevoerd dat de studenten aan het eind van dat jaar in staat zijn een moeilijk stuk Nederlands vlot te lezen en te vertalen. Ook wordt in dat tweede jaar aandacht besteed aan de vertaling Frans-Nederlands. Hebben de studenten deze eerste cyklus doorgemaakt dan kunnen ze in het kader van de voorbereiding van een licence d'enseignement | |
[pagina 86]
| |
Salle de travail in het Institut Néerlandais te te Straatsburg.
Salle de travail in het Institut Néerlandais te Straatsburg.
als bijvak het certificat de langue, littérature et civilisation néerlandaises kiezen. Het zijn natuurlijk in hoofdzaak studenten uit de sekties Duits en Engels die deze keuze doen. Het programma voor dit certifikaat bestaat uit vertalingen in beide richtingen, een aantal onderwerpen uit de Nederlandse letterkunde, een globaal overzicht van de geschiedenis van de Nederlandse taal en enkele problemen die betrekking hebben op de kultuur van Nederland en België in het algemeen. Het de laatste maanden veel besproken en veel gesmade programma moet elk jaar gedeeltelijk worden gewijzigd. In de toekomst zal het er wel op neer gaan komen dat het programma van te behandelen schrijvers en te bespreken problemen wordt opgesteld in overleg met de studenten die bij het instituut staan ingeschreven.
Het is nog niet mogelijk om in Straatsburg het Nederlands als hoofdvak te kiezen. Misschien dat die mogelijkheid, tot nu toe voorbehouden aan de Sorbonne, door de verwachte grotere autonomie van de universiteit nu ook in Straatsburg zal kunnen worden gekreëerd. De dekreten en voorschriften met betrekking tot de drie verschillende doktoraten die in Frankrijk bestaanGa naar eindnoot(2) spreken zich niet duidelijk uit over de mogelijkheid om in Straatsburg een doktoraat in de Nederlandse taal- en letterkunde voor te bereiden. Op een kolloquium dat in april 1968 te Straatsburg werd gehouden over de drie doktoraten kwam men echter tot de uitspraak dat het door de aanwezigheid van een professeur associé de Néerlandais mogelijk was een doctorat de troisième cycle voor te bereiden.
Het aantal studenten dat volgens de verwachtingen in oktober 1968 te Straatsburg het Nederlands als bijvak zal kiezen, moet om en nabij de 130 liggen. Er worden ongeveer 70 inschrijvingen van eerste-jaars verwacht, ongeveer 35 van tweede-jaars en een vijfentwintigtal zal de studie een derde jaar voortzetten om het certificat de langue, littérature et civilisation néerlandaises te behalen.
Het Nederlands instituut beschikt sinds oktober 1966 over drie ruime lokalen in de nieuwe faculté des lettres. Het nieuwe fakulteitsgebouw ligt in een moderne wijk, de Esplanade, waar sinds enkele jaren een groot deel van de universitaire bedrijvigheid in Straatsburg is gekoncentreerd.
Straatsburg, juli 1968. |
|