Ons Erfdeel. Jaargang 12
(1968-1969)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |||||||||||||||||
het nederlands in portugal
| |||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||
Prof. Dr. M. De Jong, grondlegger van de neerlandistiek in Portugal.
Fakulteit der Letteren van de Universiteit te Lissabon.
zo veelbelovende eerste onderwijservaring van het Nederlands in Portugal duurde al met al niet langer dan de paar weken die een zomerkursus lang is. Daarop daalde om diverse, soms burokratische redenen, tot 1965 een lange, sombere stilte van precies dertig jaar neer over deze eerste incidentele poging. Wederom werd het zaadje waarover de Bijbel spreekt onder vele doornen verstikt.
●
Het huidige Nederlandse Lektoraat is het eerste in deze taal aan een Portugese universiteit. Officieel werd het met grote luister op 10 december 1965 aan de Lissabonse Letterenfakulteit geopend onder de hoge bescherming van het Instituto de Alta Cultura en met de zeer gewaardeerde en welkome medewerking en aanwezigheid van de leden van het corps diplomatique der Nederlandse Ambassade in Portugal. De Openbare Les die toen door de desbetreffende LektorGa naar eindnoot(4.) - die zich al sinds jaren bezighoudt met de bestudering der Sefardische Joden in Nederland - werd gegeven, had als titel Bijdragen tot de geschiedenis der zogenaamde Portugese Joden in de 17e- en 18e-eeuwse Amsterdamse diamantindustrie. Kenmerkend voor de daarbij betoonde algemene belangstelling was het feit dat de hoofdaula der Letterenfakulteit toen geheel met studenten was gevuld, en dat pers en televisie alom het nieuws over dit jonge Lektoraat verbreidden.
Voorlopig geniet het Nederlands nog de status van vrijblijvend keuzevak, d.w.z. dat de studenten er aan het eind van een kursusjaar geen verplichte tentamens in hoeven af te leggen binnen het normale kader van een studie in de Germaanse talen. Dit systeem gaat natuurlijk aan verschillende kwalen mank, die zo zonneklaar zijn dat ik er niet op hoef in te gaan, maar aan de andere kant biedt het ook enige duidelijke voordelen, waaronder ik met name het feit wil noemen dat de meesteGa naar eindnoot(5.) tegenwoordige studenten vallen te rangschikken onder diegenen, die door een neerlandikus in een recent artikelGa naar eindnoot(6.) werden gekwalificeerd als ‘pure belangstellenden’, door de totale afwezigheid van iedere vorm van dwang.
Direkt aan het begin van de aanmeldingstijd voor de kursus, gedurende de maanden oktober en november 1965, lieten 51 studenten zich inschrijven, maar die zijn nooit allen gelijktijdig op de kolleges verschenen. Eind november vertoonde het kollegebezoek een scherpe daling tot ongeveer twintig studenten, een aantal dat sindsdien min of meer konstant is gebleven in de daaropvolgende jaren. Voor deze opvallende teruggang schijnen twee hoofdredenen aanwezig te zijn.
Ten eerste kwamen ongeveer 25 aanvankelijk ingeschrevenen zich persoonlijk bij de Lektor afmelden omdat het, toen zij zich voor het Nederlands opgaven, nog niet bekend was dat de kolleges samenvielen met enige kernkolleges in de Germaanse filologie, waarbij zij volgens de wet niet mochten mankeren. Ten tweede moet men m.i. realistisch genoeg zijn om te erkennen, dat er aanvankelijk steeds een zekere groep nieuwsgierigen is die in Latijnse overmoed eens komt luisteren hoe dat Nederlands nu wel klinkt. Het ligt voor de hand dat dat | |||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||
door gebrek aan werkelijke belangstelling en uithoudingsvermogen geen serieuze doorzetters zijn. Ik herinner me dat er toen in 1965 drie studenten in de geschiedenis bij waren, die al een paar dagen wegbleven, omdat ze gemerkt hadden, dat hun filologische ondergrond niet hecht genoeg was om de kolleges met vrucht te kunnen volgen.
Aangezien ik met volstrekte beginners te maken had, die kwa Nederlandse kennis op het nulpunt stonden, spitste ik de kolleges voornamelijk toe op het teoretisch en praktisch aanleren van de hoofdstrukturen van de taal. De mondelinge en schriftelijke oefeningen omvatten hoofdzakelijk konversatie, basiswoordenschat en de grondslagen der Nederlandse fonetiek, morfologie en sintaksis. Bij dit alles hoefden min of meer uitgebreide historische en kulturele uitweidingen, voornamelijk over Nederlands-Portugese raakvlakken door de tijden heen, niet te ontbreken, wanneer zij in het kader van het kollege pasten. Zodra men zich deze basiskennis had verworven, werd er echter op verzoek van de studenten vooral getracht het buitengewoon grote filologische belang van het Nederlands voor de vergelijkende bestudering der overige Germaanse talen aan te tonen, in het bijzonder in zijn situatie van trait-d'union tussen het Engels en het Duits. Deze filologische oriëntering werd sindsdien dan ook steeds verder uitgebreid en verdiept.
Een der grootste moeilijkheden waartegen de lektor steeds heeft moeten strijden, is ondertussen de nagenoeg volledige afwezigheid van voor Portugees-talige Nederlandsstuderenden geëigend didaktisch materiaal. Om dit tekort gedeeltelijk te ondervangen, werden o.a. de volgende boeken aanbevolen, daar zij betrouwbaar zijn en in een toegankelijke Romaanse taal werden gesteld:
G. Vannes: Grammaire de base du Néerlandais. Bruxelles, 1964.
G. Vannes: Vocabulaire du Néerlandais de base. Anvers, 1962.
G. Vannes en A. De La Court: Op nieuwe wegen. Antwerpen, 1961. (Eenvoudig tekstboek).
Dit gebeurde vooral in het kursusjaar 1965-1966, het eerste jaar van het lektoraat, toen men nog slechts beginners had. In het jaar 1966-1967 werd er op verzoek van het Bestuur van de Lissabonse Letterenfakulteit met een tweede Nederlandse kursus begonnen, de z.g. vervolgkursus. Die is vanzelfsprekend toegankelijk voor de studenten die in het voorafgaand jaar met goed gevolg de beginnerskursus hebben doorlopen. In de twee jaar van zijn bestaan is deze vervolgkursus met trouwe en vooral filologisch gerichte belangstelling door gemiddeld acht tot negen studenten gevolgd, die voornamelijk afkomstig waren uit de Germanistische sektie van de Fakulteit, waarin aan de Portugese universiteiten zowel Engels als Duits verplichte eksamenvakken zijn.
Behalve de reeds genoemde werken werden de studenten van deze vervolgkursus vanwege hun grotere uitgebreidheid o.a. de volgende boeken aanbevolen:
J. van Mulders et W. Chrispeels: Grammaire néerlandaise. Bruxelles, s.d.
A. van Loey: Introduction à l'étude du Moyen-Néerlandais. Paris, 1951.
Ondanks de kostbare tijd, die hij er aan moet besteden, geeft de lektor er sinds enige tijd de voorkeur aan zelf de diverse teksten voor literaire, grammatikale en filologische interpretatie uit te zoeken en op de kolleges in stencilvorm aan de studenten ter hand te stellen.
Voor de studenten die uitvoeriger en meer doorwrochte boeken willen raadplegen, is er in de boekerij van de Letterenfakulteit een Nederlandse afdeling ingericht, die men met goede wil en ruime overdrijving ook wel de Nederlandse biblioteek zou kunnen noemen. Dank zij een schrale subsidie van f 250, - per jaar van de Regering in Den Haag om Nederlandstalige boeken aan te schaffen voor de toekomstige biblioteek van het lektoraat, en dank zij persoonlijke kontakten van de lektor met Nederlandse partikuliere instellingen bevinden zich daar nu ongeveer driehonderd Nederlandse en Vlaamse werken, waaronder enige zeer nuttige historirische, letterkundige en taalkundige naslagwerken. Maar de essentiële werken die nog ontbreken zijn helaas bij reeksen te vermelden.Ga naar eindnoot(7.)
Er zijn diverse besprekingen aan de gang tussen de lektor en partikulieren binnen en buiten Nederland en Vlaanderen om boekenschenkingen op vriendschappelijke basis te kontinue en. Het is goed hier op het lichtende voorbeeld van de Belgische Ambassade in Lissabon te wijzen, die het didaktische materiaal van het Lektoraat onlangs met uiteraard Zuidnederlandse literaire boeken en grammofoonplaten heeft verrijkt.
Daar we het hier toch over het probleem der officiële subsidies hebben, zou het wellicht te pas komen terloops ook even te | |||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||
spreken over het op het buitenland gerichte Nederlandse kultuurbeleid, en wel met name over de studiebeurzen, want hun aantal en omvang laat zoals bekend nogal wat te wensen over. Ik geef er echter de voorkeur aan zo'n jammerklacht achterwege te laten, om mijn uiteenzetting over de stand van zaken van het Nederlands in Portugal te besluiten met de volgende hoopvolle verwachtingen voor de nabije toekomst ter verbetering van de status van het onderwijs van Vondels taal in het vaderland van Camoes:
Het zou zeer wenselijk zijn dat het Nederlands zo snel mogelijk werd ingelijfd in het normale onderwijsprogramma der Germanistische sektie, al was het voorlopig nog maar als bijvak. Gezien zijn onbetwistbaar belang als vergelijkingsobjekt binnen de Germaanse filologie is het moeilijk te begrijpen, dat dit nog niet gebeurd is. Speciaal voor Portugal zou het van het grootste belang zijn, wanneer een groep specialisten bekend was met zowel modern als middeleeuws geschreven Nederlands, want zij zouden dan kennis kunnen nemen van de talloze in Nederland en België aanwezige historische dokumenten over de innige politieke, kommerciële en kulturele Portugees-Nederlandse kontakten, die nu vooral uit gebrek aan kennis van de taal nog maar zo onvolledig zijn bestudeerd.
De verheffing van het Nederlands tot erkend bijvak aan de Portugese universiteiten zou echter voor de wet de stichting van nog een Nederlands Lektoraat in Portugal met zich mee brengen, en wel aan de Universiteit van Coimbra. De eventuele verwerkelijking daarvan is echter een zaak van takt en diplomatie. |
|