en vermeldde hij onvermijdelijk andere. Meestal is deze tekst vollediger. En dat verhoogt alleen maar de waarde van deze uitgave.
Alle interviews hebben me geboeid, niet alleen om de ‘specialiteit’ van de geïnterviewde waarvoor ik eventueel ook belangstelling heb, maar vooral om het persoonlijk timbre van ieder interview, dat me in meerdere of mindere mate - indien ik dat al niet was - heeft overtuigd van de persoonlijkheid of van de waarde van het werk van de geïnterviewde. Het interview met Jan de Hartog bijvoorbeeld, uniek in het genre, is overal openhartig, altijd boeiend, als de meeste verhalen van de man zelf. Bij het lezen van dit interview - ik heb helaas deze uitzending niet gezien - overviel me herhaaldelijk een gevoel van vervreemding tegenover de literatuur met een hoofdletter. De Hartog is als schrijver een moralist en hij wil pamfletten schrijven die nogal eens slechte romans zijn. Hij wil zich engageren voor een zaak in de overtuiging dat ‘de mens de som is van zijn daden, en niet van zijn woorden’. Zijn vrijmoedigheid is nooit kwetsend voor de andere - hij spreekt nooit van tegenstanders - ze is integendeel ontwapenend, omdat ze zo spontaan en autentiek klinkt. Heel opvallend speelt in dit interview ongetwijfeld de waakzaamheid van de interviewers die er voortdurend op uit zijn een klimaks te bereiken waarin de Hartog zichzelf geheel zou uitspreken. Dit te hopen zou natuurlijk utopisch zijn, hoewel men na de lektuur van dit interview niet de indruk heeft bij de neus te zijn genomen. Ik geloof dat het resultaat van zo'n interview, in eerste instantie natuurlijk door de geinterviewde zelf, de vrucht is van het beurtelings kritisch afstand nemen en de vriendschappelijke toenadering van de interviewers.
Niet alle geïnterviewden laten de interviewers de gelegenheid kritisch afstand te nemen. Dirk Vansina bijvoorbeeld praat vaak naast de gestelde vragen en Van der Meer de Walcheren knoopt er te vaak uitvoerige beschouwingen aan vast. Heel revelerend voor de geschiedenis van de Vlaamse Beweging bijvoorbeeld - die er altijd een is van mensen die haar maar kunnen verhalen zoals zij ze beleefd hebben - zijn de interviews met Michel Seuphor, die zich verder als kunstkritikus voortdurend verliest in abstrakte bespiegelingen, met Prof. Elaut, Pater Stracke, Lode Craeybeckx en Dirk Vansina. In al deze interviews krijgt een brok recente kultuurgeschiedenis - in de breedste zin - gestalte. Bij Vansina, Seuphor, Stracke, Elaut en Craeybeckx vindt men, om alleen maar het flamingantische aspekt ervan te nemen, een waaier van diverse benaderingen en ervaringen, die het beeld over de voorbije halve eeuw aanvullen.
De waarde van deze interviews als dokument kan alleen maar toenemen, vooral omdat ze méér bieden dan een vluchtige schets en altijd de kern van het werk en van de persoonlijkheid van de geïnterviewde proberen weer te geven. Ik geloof dat Noordnederlanders met belangstelling voor Vlaanderen dank zij deze interviews op een prettige manier in kontakt kunnen komen met vrijwel alles wat sedert 1900 in Vlaanderen op artistiek, kultureel of politiek vlak heeft meegespeeld. Geen verslagen of dokumenten, maar levende mensen, met aanwijsbare gebreken. En hierdoor wordt meteen alles geloofwaardiger en ook overtuigender. Het zou een goede zaak zijn voor de noord-zuidintegratie indien deze vierde reeks - en waarom ook niet de eerste drie reeksen, heruitgegeven, eventueel door een Noordnederlandse uitgever - in Nederland op grote schaal konden worden verspreid. Omdat ik ervan overtuigd ben dat de integratie in eerste instantie via de menselijke kontakten moet gebeuren, geloof ik dat deze breed-uitgewerkte interviews met Vlamingen van belang, meer begrip en vooral meer inzicht in veel totaal van het Noorden verschillende situaties, kan wekken. Belangrijk hierbij is ook dat alles in een voortreffelijk Nederlands is gesteld, wat natuurlijk vanzelfsprekend is voor Joos Florquin en zijn medewerkers van ‘Hier spreekt men Nederlands’. Ik hoop dat de uitgever deze reeks, liefst jaarlijks, zal voortzetten.
Jozef Deleu
Joos Florquin: Ten huize van... 4, Uitgeverij Davidsfonds, Blijde Inkomststraat 35, Leuven - 340 blz. - personenregister en foto's van de geïnterviewden, 1968 - ingenaaid: 115 BF, ingebonden 145 BF.