bemiddeling van advokaat H. Wagemans die de tekst had getypt en lichtjes aangepast. Hij was met een zwakke, bevende hand door Cyriel Rousseeu ondertekend en de bijna onleesbare handtekening deed ons vermoeden dat het zijn laatste zou zijn. Toen wij op zondag 1 september zijn Hulde aan Steenvoorde voorlazen, wisten wij niet dat hij reeds op vrijdag 30 augustus overleden was.
Die Hulde aan Steenvoorde was een herinnering aan het eerste bezoek aan Steenvoorde van de groep Pro Westlandia, die naar een idee van hem was opgericht en die in 1912 en 1913, onder leiding van Dr. A. Borms, zes toernees in Frans-Vlaanderen zou ondernemen met Vlaamse zang- en voordrachtavonden en hierbij ongeveer 23 maal zou optreden. Over de werking en de betekenis van Pro Westlandia schreven wij een gedetailleerd overzicht in Ons Erfdeel, Jg. VI, 1963 (Cfr. Onze studie: Taalstrijd en Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen). Voor wie er meer over vernemen wil verwijzen wij naar dit artikel.
In de loop van de laatste twintig jaar van zijn leven heeft Cyriel Rousseeu, die mocht bogen op een zeer goed geheugen, zijn herinneringen herhaaldelijk en soms uitvoerig neergeschreven. Hij publiceerde ze niet maar schreef ze neer, eigenhandig zoals een middeleeuwse monnik, om ze te bezorgen aan vrienden, belangstellenden en publicisten. Zelf hebben we zeker een honderdtal brieven en briefkaarten en ook uitvoerige stukken geschiedenis van zijn hand in ons bezit waarin hij, in een schrift dat met de jaren steeds moeilijker leesbaar werd, zijn memoires heeft neergepend.
Hij was een eenvoudige volksjongen, geboren op een kleine boerderij Den Bellaert te Watou. In de lagere school van zijn dorp maakte hij reeds kennis met Vlamingen van over de grens. Zo zat o.m. Mgr. Georges Demol, later bisschop in Kongo, naast hem in de schoolbanken. Maar hij zou zich eerst op zestienjarige leeftijd (in 1898) bewust worden van de gemeenschappelijke oorsprong bij de lektuur van De Kerels van Vlaanderen van H. Conscience. Hij schreef ons daarover: ‘Terwijl ik aan 't lezen was over Zannekin en de slag van Kassel in 1328, waarbij één vierde van de toenmalige bevolking van mijn gemeente gesneuveld was, kwam ik tot de verbazende ontdekking dat die mensen aan de overzijde van de grens even echte, even werkelijke Vlamingen waren als ikzelf in het moederland. Dit nu zó te weten verwekte op mij een zo geweldige indruk, werd a.h.w. een obsessie, en in mijn jonge brein werd dáár, met de Kasselberg in het zicht, op minder dan één uur een plan geboren van volledige aktie voor Frans-Vlaanderen.’
Zijn leven lang zou hij dan trachten dat ideaal te realiseren: vóór de eerste wereldoorlog met Pro Westlandia, vóór en tijdens de tweede wereldoorlog met de werkgemeenschap Zannekin en in zijn levensavond door de steun aan onze werking vooral via het Vlaams Erekomitee Dr. A. Borms, waarvan hij voorzitter was.
Maar niet alleen voor Frans-Vlaanderen heeft Rousseeu zich verdienstelijk gemaakt. In 1906 verzamelde hij als tramkondukteur op lijn 3 te Antwerpen persoonlijk niet minder dan 1400 handtekeningen voor een petitie om een Nederlandse universiteit te vragen. Dank zij Rousseeu was tram 3 te Antwerpen dag aan dag in Vlaamse ‘beweging’. Daar vond Dr. Borms in hem een man naar zijn hart. Zo heeft Rousseeu dan tijdens de eerste wereldoorlog als vriend en rechterarm van Dr. Borms een taak vervuld in het aktivisme. Het gevolg daarvan was dat hij in 1919 bij verstek veroordeeld werd, maar reeds in 1921 werd hij vrijgesproken, dank zij een taktiek waarop hij trots ging: aanvallen in plaats van verdedigen.
In 1945 werd zijn woning getroffen door een Duitse V-bom. Hij verloor zijn vrouw en zijn oudste dochter en ook al zijn boeken en dokumenten. Hij bezat niets meer... Ook de dood van zijn vriend Borms was voor hem een zware slag. En toch begaf hij niet. Ondanks vervolgingen, vernederingen, tegenslagen en rampen bleef hij, zoals hij zichzelf noemde, ‘een zonnekind’. Het geheim daarvan lag in zijn totale liefde voor zijn volk. Terecht mocht dan ook worden getuigd op zijn bidprentje: ‘De hemelse Vader zal met welbehagen zijn dienaar ontvangen hebben want hij heeft de twee grote geboden, bemin uw God bovenal en uw naaste als uzelf, trouw onderhouden. Wat heeft Cyriel van zijn naaste gehouden! Wat is hij een trouw dienaar van zijn volk geweest.’
Wij zullen aan hem blijven denken: aan zijn bleek, ascetisch gelaat, aan zijn tintelende ogen, stralend van bezieling: de volksjongen die niet kon opklimmen tot de stand van de intellektuele elite maar die als man van de daad de hele Vlaamse Beweging van deze eeuw heeft beleefd; de kleine man die leefde in de schaduw der groten maar die niet aasde op geld en eer, die niets bezat en toch voortdurend kon geven; een voorbeeld van Vlaamse trouw en beginselvastheid, van dienstbaarheid en grenzeloze onbaatzuchtigheid.
Luc Verbeke