de KVO als voor dit optreden tijdens het Festival van Vlaanderen) dat vér boven de mogelijkheden van dit gezelschap ligt. Het is onbegrijpelijk dat de verantwoordelijken zich daar zelf niet van bewust zijn geweest. Prokofiev's Assepoes sluit immers aan bij de grote ‘klassieke’ avondvullende balletten van Tsjaikovski: Het Zwanenmeer, Doornroosje en De Notenkraker. Dergelijke werken kan men het beste vertolkt zien in Rusland en door het Engelse Royal Ballet. Of, zoals Marquis de Cuevas ze voor het voetlicht bracht, met een ongelooflijke rijkdom aan kostums en dekors, een praal die bijna grensde aan de (slechte) smaak van de Folies Bergères of het Casino de Paris.
De grootste tekortkoming van heel die ‘produktie’ was juist dat het geheel schraal was en niets bezat van het spookjesachtige dat het onderwerp eist. Alles leed aan gemis aan verbeeldingskracht: de dekors, de kostuums, de koreografie en de uitvoering van de partituur.
André Leclair bezit vooralsnog de koreografische ‘adem’ niet om een avondvullend ballet te maken. Opvallend was ook het niet zo hoge peil van de uitvoerders (enkele uitzonderingen bevestigen natuurlijk ook hier de regel).
André Minne