ballet
Terpsichore op het Festival van Vlaanderen 1968.
Het Festival van Vlaanderen dat dit jaar tien jaar bestaat, heeft nooit geluk gehad met Terpsichore (op één uitzondering na, in 1960, met het ballet The Dybbuk van de jonge Amerikaanse koreograaf Herbert Ross). Ook dit jaar niet.
Want de eerste balletavond, door het gezelschap van Maurice Béjart, kon ons niet boeien. Misschien was voor een groot deel van het publiek, dat Stravinski's Lentewijding in de koreografie van de leider van het Ballet van de XXe Eeuw voor de éérste maal zag, een revelatie, maar daar het werkstuk nu al bijna tien jaar op het repertoire staat van de Koninklijke Muntschouwburg, kon nog moeilijk van een verrassing worden gesproken voor wie regelmatig ballet ziet.
Het is begrijpelijk dat iemand die het voor de eerste keer ziet, onder de indruk komt van deze Sacre du Printemps, maar als men het vaker heeft gezien, valt het op hoe elementair de koreografie van Béjart eigenlijk is en hoe zelden hij zich waagt aan de ritmische komplikaties van de partituur.
Talrijke fragmenten zijn minder goed doorgekoreografeerd en het geheel mist de strakke struktuur die gelijke tred zou moeten houden met de muziek. In de koreografie verslapt de spanning op vele momenten.
Iets moet men Béjart altijd toegeven: hij bezit een sterk ontwikkeld gevoel voor teater: met een lichtkaatser onderstreept hij een koreografisch effekt en die weet hij tot een klimaks op te voeren in het slottafereel dat nog altijd indruk maakt: als het Uitverkoren Meisje en de Uitverkoren Man, verenigd, in een lichtcirkel gevangen, uitrijzen boven de met gestrekte armen, in cirkels opgestelde massa, beleeft men een groot teatermoment.
Hoe meer men het ballet ziet, hoe meer men ervan overtuigd raakt dat het publiek - onbewust - méér de muziek ondergaat dan wat het op toneel ziet. En wat men ziet bezit niet die formidabele uitbarsting van geweld van Stravinski's partituur. Hiermee willen we geen tekortkoming van Béjart onderstrepen: het is een eenvoudige vaststelling die nog eens pleit voor deze partituur die, in 1913, een aanloop was voor heel de ‘moderne’ muziek van onze tijd.
Vóór Lentewijding bracht het Ballet van de XXe Eeuw een ander werk van Béjart: Noch bloemen noch kransen, waar we niet veel woorden aan willen verspillen. Koreografisch is het niet meer dan de klavieroefeningen van Czerny b.v., waarvan het ondenkbaar is dat een pianist ze tijdens een recital zou uitvoeren. Bréjart doet ongeveer hetzelfde op koreografisch gebied wél: oefeningen die behoren tot het laboratoriumwerk van de dansers, brengt men niet op toneel voor een publiek.
André Minne