Trommels en trompetten.
B. Brecht heeft diverse malen via adaptatie nieuwe stukken gekreëerd. Het bekendste in dit opzicht is ongetwijfeld zijn ‘Dreigroschen Oper’, een bewerking van de ‘Beggars Opera’ van de laat zeventiende eeuwse engelse auteur John Gay. Ongeveer uit dezelfde tijd dateert ‘The recruiting officer’ van George Farquhar, dat Brecht als voorbeeld heeft genomen voor zijn komedie ‘Trommels en trompetten’. Kwam hij in het eerst genoemde geval tot een zeer opmerkelijk stuk, in de laatst genoemde komedie heeft hij waarschijnlijk zijn voorbeeld te nauwgezet gevolgd, zodat er weinig typisch Brechts in te herkennen valt. Het is een matig toneelstuk over het ronselen van soldaten, zonder flitsende dialogen. De Haagse Comedie heeft dit blijspel in 12 taferelen op de planken gebracht, zoals dat heet, in de vertaling en onder regie van Joris Diels. Een sukses was het zeker niet. Het meest wat ik in de opvoering kon waarderen waren het dekor en de kostuums naar ontwerp van Herman Berserik, geinspireerd op oude prentbriefkaarten. Tot overmaat van ramp was bij de opvoering die ik bezocht Ko van Dijk die de belangrijke rol van sergeant Wouw moest spelen, wegens ziekte verhinderd. Hij had het stuk misschien gedeeltelijk kunnen redden, de stand-in Gerard de Groot kon dat zeker niet. Jammer dat een stuk met een zo grote bezetting moest falen, waarbij Leo de Hartogh, als kapitein Kinkel, wel verschrikkelijk ging chargeren, hij had er kennelijk zelf veel plezier in, maar de toeschouwer, altans ik, zeker niet.
Piet Simons