Terugdenkend aan Ernest Claes (1885-1968).
Ernest Claes overleed op 2 september 1968. De perskommentaren n.a.v. zijn overlijden zijn al weer weggeëbd. In Vlaanderen waren waren zij vriendelijk, in Nederland wat terughoudender, in de Franstalige Belgische pers zeer summier en af en toe vernijnig. Iedereen heeft nu zijn zeg gehad, de joernalistieke nekrologieën zijn alweer vergeeld, Claes werd bijgezet in onze literairhistorische vergeetboeken. Maar men zou in onze uitleenbiblioteken eens moeten informeren hoe vaak hoeveel boeken van Claes aangevraagd worden. De boekhandelaar zal u vertellen, dat De Witte aan zijn honderd en zoveelste druk toe is. Omnibussen rollen van de pers...
Hoe staat de kritische lezer hiertegenover? Misschien moppert en mokt hij wat, een beetje verveeld en skeptisch. De kritische lezer laat zich niet door oplagecijfers uit het lood slaan... Ernest Claes kreeg voor zijn gezamenlijk oeuvre in 1958 de Prijs der Vlaamse Provinciën. Hij ontving een nationaal huldebetoon in 1966. Zijn boeken werden in meer dan tien talen vertaald... De kritische lezer die weet dat populariteit en prijzen geen literaire waardemeters zijn, heeft het fenomeen Claes wellicht geklasseerd onder de epifenomenen van de Echte Literatuur. Heeft hij gelijk of ongelijk? Wellicht zowel het een als het ander.
Iedereen weet dat het literaire oeuvre van Ernest Claes tot stand is gekomen in de marge van de grote problemen en ideeën die onze tijd van twee wereldoorlogen grondig hebben bepaald. Wanneer Anton van Wilderode n.a.v. het werk van André Demedts kon schrijven dat Molsen halverwege tussen Zichem en Deps gelegen is, dan zal iedereen toegeven dat Zichem heel, heel ver weg van Molsen en Deps gesitueerd moet worden. Claes begon te schrijven in de neoromantische trant van omstreeks 1900 en werd niet beroerd door het sociaal en artistiek programma van Van Nu en Straks. Een paar toevallige tematische overeenkomsten buiten beschouwing gelaten, kun je zeggen dat het literair ekspressionisme, de geest van kosmopolitisme en revolutionaire gerichtheid op de toekomst, die het geestesklimaat rond de eerste wereldoorlog kenmerkten, eveneens aan hem voorbij zijn gegaan. Het Europese vitalisme tussen de twee oorlogen werd ook vóór Zichem ‘omgelegd’. Na 1945 had Claes zich al zoveel jaren vastgeschreven in de Zichemse ader dat bezwaarlijk nog een vernieuwing van zijn beperkte tematiek kon worden verwacht. Claes is zeer weinig geevolueerd. Hij heeft het voor mekaar gekregen een halve eeuw lang uit ongeveer dezelfde bron te putten, boek na boek te schrijven over nagenoeg dezelfde onderwerpen, typen en anekdoten, en daarvoor een luisterbereid publiek te vinden en aan te spreken. Dat is een krachttoer. Een krachttoer op Vlaamse schaal misschien, maar 't is er toch een.
Een verklaring voor die opvallende, maar beperkende kontinuïteit in Claes' oeuvre kan gevonden worden in zijn temperament en in de verbondenheid met zijn volk, zeker, maar ook in het populaire sukses dat hij met zijn Zichemse boeken, niet het minst met De Witte, geoogst heeft. Hij is voor een goed deel de gevangene van zijn sukses geworden. Hoezeer wij nu ook geneigd zijn de betekenis van dit sukses te relativeren, het kan niet ontkend worden dat Claes in het beperkte gebied van het schrijven voor het volk meesterlijk was. Hij heeft zich herhaald, zijn Zichemse typen zijn eindeloos ‘herhaalbaar’ omdat het typen zijn, het gevoelsklimaat van zijn boeken bestrijkt niet de uitzonderlijkste zones van geest, hart en geweten, waar bemind, gehaat, gedacht en gezondigd wordt. Neen, onze smid en pastoor Munte, Wannes Raps en de Sint-Jansvrienden zouden zich noch in Deps noch in Molsen thuis kunnen voelen, zij zouden de gesprekken tussen Iphigenie en Houtekiet waarschijnlijk als wartaal beschouwen en zich naar hun Demer haasten om er hun keuvelpraatjes over de peerdepaternoster in lengte van dagen voort te zetten. Maar men doet het werk van Claes onrecht, als men het niet wil nemen voor wat het is in zijn individualiteit en oorspronkelijkheid. Het is, in zijn totaliteit bekeken, een uitmuntend voorbeeld van Vlaamse heimatliteratuur, op de schaal en binnen de perken van een ‘volks’ schrijverschap dat op herinneringen en op de retouches van die herinneringen