Hugo Raes (foto J. Polak - A.M.V.C.)
trekje opbouwen. Meestal zit de spanning, waarin de symbolische draagwijdte van zijn verhalen zich samentrekt, in de kompositie. Raes legt deelteksten (alinea's of zinnen soms) naast elkaar en uit de vreemde spanningen die tussen die deelteksten ontstaan, groeit een symbolische zin, die niet met zoveel woorden maar immanent in het geëlektrizeerde netwerk van konstaties gestalte krijgt. Zo duidt Raes in de slotalinea van
De wespen het gevaar zo onopvallend mogelijk aan: ‘Achter de armstoel houdt het zich roerloos schuil, het ragfijn wezen, onzichtbaar haast. Onopvallend meelevend, zijn kleur aanpassend aan de achtergrond. Alleen 's nachts kruipt het, zich virtuoos bewegend, op de kamerplanten en de slapers’ (22). Zo 'n ingehouden spreken brengt het gevoel van weerloosheid in de gegeven kontekst des te efficiënter op de lezer over. Elders uit de angst zich in de vorm van angstdromen
(Een spie van de tijd, De waarde der waarden). Het ligt voor de hand dat dit levensgevoel van nature een uitweg zoekt in het genre van de groteske. Hugo Raes heeft deze (wezensgetrouwe) voorliefde voor de groteske gemeen met zijn stadsgenoot Gust Gils, die de angst voor het verval eveneens afreageert in de ‘koortsige waanzin’ van groteske fantasieën. De wrevels over de ontluistering van het menselijk ras dat zich domweg laat degraderen, worden geneutraliseerd in grinnikende fantasmen, die tenminste, zolang de schrijf- of leesakt duurt, het solaas bieden van de gruwelijke grap. Ik vind dit in teksten als
De verkiezing van miss Muze, De waarde der waarden en
Een eigentijdse ervaring.
Daarnaast staan dan de verbeeldingen van de toekomsttijd. Opvallend in de verhalen van Hugo Raes is het voorkomen van kosmische grootheden als het heelal, de lucht, het licht, de zon, de zee. Ik leid daaruit af dat hij de voltrekking van het onheil als een kosmisch gebeuren voorstelt. Die kosmos is onveilig en onherbergzaam. In de science-fiction-teksten, die meestal spelen na de opruiming van het menselijk ras zoals wij het kennen, komt dit goed tot uiting. Dit is het geval in het verhaal De vondst (gesitueerd na de hergeboorte van het mensdom), Ter herinnering aan het menselijk ras, Een symbolies verhaal (over de vernietiging van een grote naamloze stad), Oudejaarsavond (in een toekomstwereld waar mannen en vrouwen gescheiden leven en waar het gemechaniseerde feestgejoel wordt voorgesteld als het aanschuiven voor een stempellokaal) en Van Brak tot voorbij evolutie. Het aangrijpendste verbeeldingsproza staat in Een zonsopgang. De tekst beschrijft een koïtus in de ruimte tussen twee wezens die een kombinatie lijken van mens-dier-robot. Alles verloopt gechronometreerd en gemechaniseerd, koel en hygiënisch als een komputor. Is dit een toekomstbeeld? Is dit een ekstrapolatie van de tijd-nu? In elk geval verbeeldt de tekst de onpersoonlijke standardisering van een bedrijf, waaraan de warmte van een echte intersubjektieve ontmoeting ontbreekt. Raes situeert zijn toekomstbeelden in het harde zonlicht, bij het onveilige water, op een kale berg. De situering van het menselijk drama in een vijandige kosmische ruimte verscherpt nog de pijnlijkheid van het verval. Ondanks de nabijheid van de oerstoffen van natuur en kosmos blijken de overlevingskansen (nu en later) nog vrij gering te zijn.
Ik wil deze korte beschouwing over Hugo Raes afsluiten met een opmerking over zijn stijl. Het enige stuk waarin hij afwijkt van zijn koerante schrijftrant, is de cerebraalassociatief opgebouwde fantasmagorie God (75-77). Elders weert hij ascetisch elk lyrisme. Hij dempt de emoties af onder kille mededelende zinnen. Hij suggereert op terughoudende manier en laat de lezer de symboliek van zijn autonome teksten vermoeden. Zijn stijl is slechts een registratieinstrument, waarmee, als op een radarscherm, barsten en deuken van het verval afgetast worden. Op enkele schaarse uitzonderingen na neemt de verteller genoegen met zijn funktie van kamera-oog. Dit is een