maar veel ‘Hollands’ gebruikte. Dit was het begin van haar belangstelling, die later vaste vormen kreeg. Zij studeerde Nederlands, eerst zonder leermeester, daarna bij Dr. S.A. Mironov. In 1957 kwam zij op de Sovjet-ambassade in Den Haag, als tolk van de landbouwraad van de ambassade en maakte er vertalingen uit en in het Nederlands. Na één jaar keerde zij naar Moskou terug, waar zij als tolk optrad en zich verder in de kennis van het Nederlands ging bekwamen.
Ik had ook het geluk Dr. S.A. Mironov voor een langer gesprek te ontmoeten, maar onze eigenlijke kennismaking gebeurde pas dit jaar tijdens de Nederlandse Dagen 1968 te Brussel.
Ziehier nu wat er te Moskou voor het Nederlands wordt gedaan:
1. Aan de Stedelijke Universiteit is aan de Filologische Fakulteit een sektie Germaanse talen verbonden, met sinds 1963 een Nederlandse afdeling, die onder de leiding staat van professor S.A. Mironov. Het Nederlands is er de eerste taal en de studies duren vijf jaar. De studenten (in 1966 waren er zes) worden er wetenschappelijk geschoold (zie verder het curriculum vitae S.A. Mironov), maar het onderwijs is hoofdzakelijk gericht op een passieve taalbeheersing.
2. Dezelfde universiteit bezit ook een Instituut voor Oosterse Talen, waar de studenten Indonesische Talen of Geschiedenis kunnen studeren. Daar de bronnen van het vroegere Nederlands Oost-Indië grotendeels in het Nederlands zijn, moeten de studenten naast twee Indonesische talen en Engels, als vierde taal Nederlands volgen. Ze hoeven enkel een passieve kennis van die taal te verwerven om de Nederlandse dokumenten te kunnen begrijpen.
Er zijn echter steeds entoesiasten onder hen, die ook Nederlands willen leren spreken. Die krijgen dan speciale kolleges. Het Nederlands wordt hier gedoceerd door mevrouw E. Makárova.
Die studies duren gemiddeld zes jaar. Met het Nederlands begint men pas in het derde studiejaar (vier uur per week); in het vijfde studiejaar ook vier uur per week en in het zesde twee uur. Om het einddiploma te kunnen verkrijgen wordt een verhandeling vereist, waar dikwijls Nederlandse teksten in voorkomen. Het gebeurt ook meermaals dat de studenten nog tijdens hun studies voor een paar maanden, of zelfs een heel jaar, naar Indonesië gaan. Dat komt natuurlijk hun kennis van de Indonesische talen ten goede, maar geschiedt ten nadele van het Nederlands.
In dat Instituut studeren zowat 25 à 30 studenten.
3. In het Instituut voor Buitenlandse Betrekkingen wordt het Nederlands gedoceerd als derde fakultatieve taal door mevrouw L.S. Sjetsjkova.
4. En tenslotte heeft mevrouw E. Makárova dan nog een privé-groep gesticht, bestaande uit één lektor Duits en vijf redaktrices van de uitgeverij Progress van Moskou, die zich op het Nederlands toeleggen.
Er is in de laatste jaren een stijgende belangstelling voor het Nederlands, ook wegens de groei van het aantal Nederlandssprekende toeristen in de U.S.S.R. leder jaar verzoekt Intoerist mevrouw E. Makárova en mevrouw L.S. Sjetsjkova lessen te geven aan tolken, maar zij kunnen dat niet aanvaarden wegens hun te drukke bezigheden als tolken en vertaalsters (zie lezing S.A. Mironov). Daarbij zijn beiden bestuurslid van de Vereniging U.S.S.R.-Nederland en mevrouw Makárova daarenboven nog, zoals ik reeds zei, sinds 1966 Nederlandse sekretaresse van de Vereniging U.S.S.R.-België.
●
Begin 1967 werd professor Mironov door het Kunst en Cultuurverbond uitgenodigd om op de Nederlandse Dagen 1967 een lezing te houden over de beoefening van het Nederlands in de Sovjetunie. Die dagen gingen echter niet door in 1967, en het is pas in mei 1968 dat zij plaatshadden in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel. De tekst van die lezing wordt hier gepubliceerd. Voordien zou ik, voor diegenen die S.A. Mironov niet kennen, hem even willen voorstellen.
Sergej A. Mironov werd geboren op 13 mei 1910 te Saratov. Dat is alles wat ik weet over zijn jeugd. Hij studeerde van 1932 tot 1937 Germaanse taal- en letterkunde (en Nederlands) aan de Filologische Fakulteit van de universiteit te Leningrad. Hij promoveerde er in 1940 tot doctor bij professor V.M. Sjirmoenski, de bekende Russische germanist, auteur van het standaardwerk over de Duitse Dialektstudie (1956), ook verschenen in het Duits in 1962 in het Akademie-Verlag te Berlijn onder de titel Deutsche Mundartkunde - Vergleichende Laut- und Formenlehre der deutschen Mundarten. Het proefschrift van Mironov handelde over de ‘Ontwikkeling van de analytische vormen in het nominale systeem van de Duitsche dialekten’ en de titel luidde: Razwitije analiza v sisteme sklonenija nemetskich dialektov.
Gedurende zijn studiejaren te Leningrad studeerde hij naast de germanistiek (bij prof. Sjirmoenski) en het Duits, ook als bijvak Nederlands (door zelfstudie).
Van 1938 tot 1940 was hij lektor Duits aan het Instituut voor Vreemde Talen in Lenin-