baarste en persoonlijkste balletkomponist mag genoemd worden, stond Oostendse maskers op het programma. De partituur zit vol kontrasttekeningen: burleske scènes met bijtende, soms orgiastische klankontladingen tot en met een karnavaleske parodie op het Dies irae wisselen elkaar af met sentimentele dromerijen en klowneske klaagzangen. Dat alles is gedrenkt in een pankromatisch ekspressionisme en een impulsieve ritmische stuwing.
Het ballet Pierlala van Daniël Sternefeld is minder revolutionair getint. Het is een stevige en duidelijk gekonstrueerde orkestbladzijde, waarvan de stijl rechtstreeks aanknoopt bij de sensitieve orkestklank van Richard Strauss en de frisse instrumentatie van Paul Dukas. Passages met volumineuze en sonore orkestontladingen staan in kontrast met gedeelten in een uiterst sobere en fijn geoiseleerde kamermuziekstijl. Plezierige variaties op het bekende volkslied slaan plots over in suggestieve schilderingen die het gebeuren op rijk geïnspireerde wijze kommentariëren. Daniël Sternefeld komponeert op een klassieke, zelfs traditionele basis; zijn konstrukties zijn solied, zijn taal is plastisch en diafaan.
De jonge en veelbelovende Antwerpse musikus-pianist François Glorieux stond die avond op het programma met zijn Bewegingen, een werk dat hem o.m. dank zij de uitvoeringen onder leiding van André Cluytens tot ver in het buitenland heeft bekend gemaakt. Die meeslepende en vitaal-jeugdige kompositie is geschreven voor piano, elf koperblazers en een arsenaal van dertig slaginstrumenten. De vier delen van het werk worden gekenmerkt door sterk kontrasterende gevoelsuitdrukkingen, die varieren van een vredige gebedssfeer zoals in het koraal uit het derde deel tot een frenetische uitbundigheid in het laatste deel. Zeer origineel zijn de steeds wisselende ritmische vondsten en ongewone klankversmeltingen in het slagwerk.
De revelatie van die avond was ongetwijfeld de kreatie van Op zoek naar van Louis de Meester. Dat ballet werd geschreven op aanvraag van, en in samenwerking met de koreograaf André Leclair. De elektronische muziek van Louis de Meester was biezonder sober en fascinerend door haar abstrakte naaktheid. In tegenstelling met wat velen van elektronische muziek verwachten, is deze partituur duidelijk en bijna klassicistisch gekonstrueerd. De eerste drie delen b.v. zijn gebaseerd op een zelfde, melodieus tema van een apollinische zuiverheid. Dat tema wordt motivisch verwerkt en a.h.w. georkestreerd; het wordt in stukken gesneden en o.m. afgewisseld met elektronische vervbormingen van die oorspronkelijke basis.
Hugo Heughebaert