A.M. de Jong-herdenking te Nieuw-Vossemeer.
Dit jaar is het zeventig jaar geleden, dat de schrijver A.M. de Jong te Nieuw-Vossemeer in Noord-Brabant werd geboren; bovendien is het 25 jaar geleden, dat hij in zijn woning te Blaricum werd vermoord.
De konkluzie ligt voor de hand, dat geboorte- en sterfjaar de aanleiding vormden tot de herdenking. Dit is evenwel onjuist. Reeds in oktober 1967 ontstond er in Nieuw-Vossemeer een komitee-A.M. de Jong ter gelegenheid van het 400-jarig bestaan der gemeente. De inwoners brachten geld bijeen voor een standbeeld, niet van de auteur, maar van de hoofdpersoon uit De Jongs bekendste romancyklus: Merijntje Gijzen. In mei van dit jaar kon het standbeeld van de Roosendaalse beeldhouwer Joop Vlak worden onthuld.
De hulde voor de nog steeds veel gelezen schrijver houdt meer in dan een eigenaardig soort trots op een beroemde plaatsgenoot. A. van Overveld, sekretaris van de uit het komitee voortgekomen A.M. de Jong-Stichting, ziet er de waardering in voor het werk dat De Jong in sociaal opzicht op gang heeft gebracht. Wie nu West-Brabant vergelijkt met de situatie, zoals die door de schrijver werd geschetst, moet de grote verbetering die is opgetreden mede toeschrijven aan het appel der schrijvers.
Op het eerste gezicht lijkt de hedendaagse jeugd geen enkel verband meer te hebben met bijvoorbeeld de jongen uit de novelle De Schotel. Maar bij nadere beschouwing is het niet zo vreemd, dat de jeugd nog geboeid wordt door zijn werk: zijn figuren zijn mensen uit een andere tijd, maar mensen van vlees en bloed, geen stoffige boekenfiguren.
Deze gedachte wordt nog bevestigd door de belangstelling die er voor de toneelstukken van De Jong bestaat. De toneelvereniging A.M. de Jong uit Nieuw-Vossemeer voerde dit jaar De martelgang van Kromme Lindert op. De twee opvoeringen waren niet voldoende om alle belangstellenden een plaats te bezorgen, om technische redenen konden er niet meer voorstellingen gegeven worden.
Men heeft nu besloten ieder jaar een stuk uit het uitgebreide repertoire van De Jong op te voeren.
De Stichting A.-M. de Jong, onder voorzitterschap van prof. Dr. G. Stuiveling, wil een klein museum, gewijd aan de schrijver, inrichten. Er werd reeds een geschikte woning in het centrum van het dorp aangekocht. Het geboortehuis van De Jong is niet meer beschikbaar: bij de watersnood van 1953 werd het geheel vernield.
Er zal niet alleen een blijvende tentoonstelling over werk en leven van de schrijver te zien zijn, maar men zal het huis tevens verbouwen tot een arbeiderswoning uit het begin van deze eeuw.
Door al deze aktiviteiten zal het werk van de strijdbare auteur ongetwijfeld in de belangstelling blijven.
Piet van Damme