Emmanuel Looten
Flandre, lieu-chef de ma révolte.
Emmanuel Looten, de belangrijkste levende vertegenwoordiger van de Frans-Vlaamse poëzie, wordt dit jaar zestig. Hij werd geboren te Sint-Winoksbergen op 6 november 1908. Als dichter zet hij een traditie voort van grote figuren als Verhaeren en De Ghelderode. Met warm gevoel heeft hij de Vlaamse grond bezongen: het Vlaamse landschap met zijn elementair geweld en zijn even elementaire rust is Lootens zuiverste inspiratiebron. Als dichter - én als mensl - is hij een geweldenaar, een natuurkracht, een vulkaan in voortdurende eruptie, een mens die leeft en een dichter die schrijft ‘à la millième personne du singulier’, helemaal ingekapseld in zijn vleselijke, barokke, romantische wereld, waaruit hij zich telkens wil bevrijden naar een soort spiritueel evenwicht dat hij, juist omdat hij superlatief op aarde leeft, niet kan bereiken. Zonder moeite ontdekken wij in hem de belangrijkste eigenschappen van ‘le génie flamand’: de uitbundige levenslust en de mystieke drang.
Emmanuel Looten schrijft, net als zijn grote Vlaamse voorgangers en gangmakers Verhaeren, De Ghelderode, Crommelynck enz., in het Frans. Daardoor behoort hij dan ook tot de Franse poëzie. In Frankrijk wordt hij erkend als een belangrijk modernistisch dichter. Hij is erin geslaagd, hoewel hij voortgesproten is uit en verbonden blijft met een Vlaamse traditie, in Frankrijk een modernist, zelfs een avantgardist te zijn. Door zijn intense revolte tegen de aartstraditionele Franse grammatica, door zijn scheppende neologismen, door zijn worstelen met en vaak ook onderduiken in de taalmatière, door zijn wereld ook die de lezer aan het duizelen brengt vanwege de tellurische, kosmische en magische geladenheid. De Franse literatuurkenners weten geen blijf met hem. Hij is een ‘inclassable’, een opstandeling tegen de taal en tegen het bestaan, tegen zijn situatie van Vlaming die in het Frans schrijft en zowel in Sint-Winoksbergen als in Parijs woont, tegen zijn geboortegrond ook tot wie hij zich vaak in een soort Haat-Liefde verhoudt, maar die hij nodig heeft, om vandaaruit net als de reus Anteus (Antéité anti Pan) zijn hemelsprong te wagen naar de sereniteit die hij omwille van zijn barokke romantische geaardheid niet (nooit) zal bereiken.
Uit zijn meer dan tachtig werken hzl. verzenbundels maar ook persoonlijk gekleurde essays en talrijke plaquettes-objets in samenwerking met schilders, komt de dichter naar voren als een romantische hemelbestormer, die boven de tijd en de ruimte een eigen wereld wil scheppen, waarin het bloed en het instinkt regeren, een vleselijke wereld, beheerst door de krachten die hij in de natuur terugvindt: de elementen aarde, vuur, water (zee). Deze theurgische scheppingsdaad blijkt echter onuitvoerbaar: steigerend tussen de sterren door wordt hij gekonfronteerd met zijn menselijk bestaan. De gedachtelijke inhoud (die bij Looten heel wat minder rijk is dan de verbale vermogens en de taalschepping) berust op de fundamentele eenheid der tegendelen in de mens, dat dioskuraal wezen, verbannen uit het paradijs en voortdurend strevend, hzl. met de mysterieuze, goddelijke krachten in zijn ziel (wat hij ‘la magie blanche’ noemt i.t.m. ‘la magie noire’) om dat verloren paradijs te herscheppen. Ook aan deze vizie is zijn Frans-Vlaming-zijn niet vreemd.