ding al een beetje vreemd voor. De literaire mode loopt zeer vlug. Indien nu nog een gelijkaardig modernistisch stuk in het NVT zou opgenomen worden, zou de redaktie de publikatie wellicht niet meer met evenveel woorden verantwoorden. Na wat er in Homunculi gebeurde, is Messiah maar klein bier. Inmiddels werd de nouveau roman bij ons geïmporteerd en schreven onze auteurs die uitheemse avantgardistische technieken na. Een prozastuk van één zin van 80 bladzijden is geen ongenaakbaar rekord meer en wat in 1961 nog ongenaakbaar bleek voor de tijdschriftenlezer, is het over 10 jaar wellicht niet meer voor de lezer die een bandje uit een pocketmolentje mee naar huis neemt. Toch kan het leerrijk zijn de tekst van H. Teirlinck even aan te halen om te kunnen illustreren welke weg Krijgelmans zelf sinds 1961 aflegde en tot op welke barre hoogte der ongenaakbaarheid hij de lieve lezer inmiddels heeft willen meetronen.
Teirlinck besteedde drie alinea's aan het ontredderend-nieuwe van de Messiah-tekst. Hij ekskuseerde zich als het ware voor de ekstravagante nieuwigheid van dat proza dat buiten alle traditionele paden liep. Het vloekte met de ‘huiszittendheid van ons denkend en gevoelig wezen’, aldus Teirlinck. Met Messiah ‘gebeurde’ er iets in het NVT. Het shockeffekt was zó hevig dat de direkteur tussen de regels zijn gerechtvaardigde twijfels omtrent de overlevingskansen van deze modernistische worp te kennen gaf. Teirlinck meende echter het stuk toch een kans te moeten geven, omdat estetische verschijnselen voorzichtig moeten beoordeeld worden, vooral wanneer deze ‘zich in eigen kuise hermeticiteit verschansen’. Het stuk kreeg dus een kans en het stond de lezer vrij te oordelen of hij te maken had met een snobistische kwakzalver of met een autentiek talent. Misschien zou de tekst nog lang moeten wachten op lezende tijdgenoten, maar hij verdiende een konfrontatie met de aktuele lezer, omdat hij naar het oordeel van H. Teirlinck niet alleen gedurfd en hermetisch, maar bovenal nietgelogen was. Een eigengereide waaghals lapte alle bestsellerrecepten aan zijn laars en trok zich op zijn ongenaakbare anachoretenzuil terug. Vale!
De begeleidende tekst van Ivo Michiels, waarvan een gedeelte op de flap van De Bezige Bij-uitgave verscheen, was entoesiaster. Termen als ‘snobistische modieusheden, schaamteloze, mystifikaties, gewaagde proefnemingen’ die H. Teirlinck nog gebruikte om te kunnen zeggen dat hij het eksperiment van Krijgelmans op grond van zijn autenticiteit daarbij niet wenste onder te brengen, komen in de tekst van Michiels niet voor. Michiels gaf toe dat de Messiah-tekst verbijsterde door de brutaliteit van zijn nieuw-zijn, maar hij hoopte op een mentale rekonversie van de Nederlandse lezer, die de assimilatie van dit door buitenlandse vormvernieuwingen geïnspireerde eksperiment zou mogelijk maken. Krijgelmans, aldus Michiels, is een konstrukteur, een matematisch denkende geest die zijn tekst tot het zoveelste cijfer na de komma afweegt en uitkient. Hij verdient vanwege de lezer een mentale koncentratie van gelijke grootte als die van de schrijver. Slechts wie zich met radikale vernieuwingsdrang buiten de wet der konventie durft te stellen, zou bij machte zijn om met Messiah in de toekomst van het verhalend proza te blikken.
Ik heb, toen Messiah verscheen, gedacht dat dit het punt nul van het verhalend proza was. Dit was voor mij een no-way-out voor het proza, waarna nog enkel een komplete likwidatie van het literaire bedrijf overbleef. Misschien was Messiah in 1961 nog niet zo bedoeld, maar wat erop volgde, is dat vermoeden alleen nog komen bevestigen. In 1961 was het wellicht nog niet zo duidelijk dat het avontuur Krijgelmans zó gewaagd was dat het moest uitlopen op de zelfvernietiging van het schrijven. Als het schrijven met luciede konsekwentie naar het punt nul gedreven werd, kon de schrijver enkel nog ‘zijn spa afkuisen’. De teksten Homunculi en Jericho bewezen dat het proces dat met Messiah inzette, moest stilvallen in zijn laatste faze, nl. in de knal van de autodestruktie. De likwidatie die zich in de bundel Homunculi voltrekt, betreft niet alleen het verhalen, maar zonder meer het schrijven zelf.
Aan de bundel Homunculi (De Bezige Bij, 1967) ging weer een uitstekende inleiding van Ivo Michiels vooraf. Teksten als Homunculi en Jericho, geschreven in 1963, die het likwidatie-proces bezegelden, zijn volgens Michiels geschriften van ‘een absolutistisch denkende geest die een literair genre zijn uitputting nabij ziet en niet anders kan dan daaruit, kreatief en met nobele middelen, de laatste konsekwenties trekken.’ Welke konsekwenties? Wel, geen andere dan dat de literatuur zoals wij die gekend hebben, uitgeschreven is. Krijgelmans is er van overtuigd (het is een obsessie geworden, lijkt het) dat hij er toe kan bijdragen de dood van het verhaal in zijn huidige Westerse konceptie te bespoedigen. Hij wil de man zijn die de ‘roman’ naar nul schreef en de dood van de ‘roman’, waarover al zo lang akademisch-steriel gedebatteerd wordt, de facto veroorzaakte. De tekst Homunculi is